Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie |
Citeertitel | Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang bij sociaal medische indicatie |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Beleidsregels kinderopvang SMI DEF-ondertekend-CVDR.pdf |
Geen
1. Wet werk en bijstand, artikel 35. 2. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, artikel 1.13. 3. Algemene wet bestuursrecht, artikel 1:3, lid 4.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-06-2013 | 20-07-2016 | Nieuwe regelgeving | 18-06-2013 | I-SZ/2013/135 |
Op grond van de bijstandswet aan ouders, met een sociale medische indicatie, tijdelijk een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de noodzakelijke kosten van kinderopvang voor kinderen tot 12 jaar. De eigen verantwoordelijkheid van ouders voor de opvang van hun kind(eren) ligt ten grondslag aan de beleidsregels.
Deze regeling is van toepassing op een ouder(s) met een kind of meerdere kinderen in de leeftijd tot 12 jaar, die volgens de gemeentelijke basisadministratie woonachtig is in de gemeente Boxmeer, en:
Artikel 4 Voorliggende voorziening
Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:
Op 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) ingevoerd. In deze wet is ook een bepaling (artikel 23) opgenomen over kinderopvang bij een sociaal-medische indicatie. Genoemd artikel zou er voor zorgen dat personen met sociaal medische problematiek ook onder de werking van de Wko zouden vallen.
Tot op heden is sociaal medische indicatie niet geregeld in de Wet kinderopvang (artikel 23 is niet in werking) omdat het om specifieke gevallen gaat die niet via een landelijke indicatie afgebakend kunnen worden. De gemeente is verantwoordelijk voor het bepalen van beleidsregels. Niet duidelijk is of deze verantwoordelijkheid ooit in de Wet kinderopvang opgenomen zal worden.
Gemeenten hebben in de gewijzigde Wko geen verplichting meer om een verordening op te stellen ten aanzien van het beleid rondom kinderopvang. De bevoegdheid voor het opstellen van beleidsregels is bij de colleges van burgemeester en wethouders neergelegd. Gemeenten kunnen daarmee beter afstemmen op de lokale situatie en flexibel afstemmen op wetswijzigingen en ontwikkelingen vanuit Den Haag.
De Wet kinderopvang staat in Den Haag volop in de schijnwerpers. Naast de regelgeving rondom toezicht en handhaving worden maatregelen genomen om de kinderopvang betaalbaar te houden. In 2012 en 2013 is de Wko gewijzigd om zodoende de weg vrij te maken voor een aantal bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag. Deze wijzigingen zijn direct van invloed op de lokale uitvoering door gemeenten. Ook voor 2014 heeft de overheid nieuwe maatregelen in petto.
Dit artikel bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn.
De lacune in de Wet kinderopvang opvullen voor ouders die vanwege sociaal medische redenen op kinderopvang zijn aangewezen. Voor de meest kwetsbare groep in de samenleving een tegemoetkoming mogelijk maken met toepassing van de bijstandswet.
De tegemoetkoming is als een tijdelijke ondersteuning bedoeld aangezien ouders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kind(eren). Van hen wordt verwacht dat zij actief zoeken naar andere mogelijkheden om weer zelf te kunnen voorzien in de noodzakelijke opvang van hun kind(eren).
Een ouder(s) komt in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als vast staat dat hij/zij om sociaal en/of medische redenen noodzakelijk gebruik moet maken van kinderopvang. De sociaal medische redenen gaan de ouder aan en liggen niet bij het kind. Belanghebbenden kunnen geen aanspraak maken op een voorliggende voorziening en behoren tot de doelgroep die voor bijzondere bijstand op grond van de Wwb in aanmerking komen. Er wordt voor de bepaling van het recht op een tegemoetkoming voor kinderopvang aangesloten bij de regels rondom de bijzondere bijstand.
Artikel 4 Voorliggende voorziening
Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een aanvraag voor indicatie naar de noodzakelijkheid van kinderopvang op grond van sociaal medische problematiek door de gemeente niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. De tegemoetkoming fungeert als een vangnet.
Ten allen tijde gaat wetgeving boven beleidsregels. Als de Wko, de Awbz of de Wmo mogelijkheden biedt dan moet daarvan gebruik gemaakt worden.
Indien een beroep op de Awbz wil slagen, dan moet sprake zijn van een aandoening of handicap die valt binnen 1 (of meerdere) van de volgende grondslagen:
Personen met lichte beperkingen die gezinsondersteuning/gespecialiseerde gezinsverzorging nodig hebben vallen qua financiering onder de Wmo. Dit geldt ook voor mensen met psychosociale klachten. Gespecialiseerde gezinsverzorging wordt gezien als een voorliggende voorziening voor de ouder(s) met een sociaal medische indicatie.
Ook opvangmogelijkheden via de school, de familie of binnen het sociaal netwerk wordt als voorliggend beschouwd. De eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) wordt eerst aangesproken alvorens er een beroep op de tegemoetkoming kan worden gedaan.
Artikel 5 Aanspraak op een tegemoetkoming
Belanghebbende(n) die tot de doelgroep behoort kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als het college de noodzaak heeft kunnen vaststellen en mits er gebruik wordt gemaakt van professionele kinderopvang.
Daarnaast stelt het college het recht op een tegemoetkoming vast aan de hand van het inkomen en het vermogen, waarbij wordt aangesloten bij de regelgeving rondom de bijzondere bijstand (art. 35 Wwb). Het college bepaalt aan de hand van een inkomensberekening de hoogte van de draagkracht conform de draagkrachtregels bijzondere bijstand.
Alle inkomsten boven de 115% worden als draagkracht aangemerkt, men komt dan gedeeltelijk in aanmerking voor de tegemoetkoming kinderopvang.
Artikel 6 Vaststellen van recht en noodzaak
De gemeente neemt een besluit over de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie op basis van een gemotiveerd advies van een onafhankelijke deskundige. De indicatie bevat in ieder geval:
Het college kan een onderzoek instellen naar het recht en de noodzaak van de tegemoetkoming als zij de uitvoering daarvan noodzakelijk acht.
De tegemoetkoming moet door belanghebbende worden aangevraagd bij het college. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze wordt ingediend op het ter beschikking gestelde aanvraagformulier. Indien de ouder een partner heeft wordt het formulier mede ondertekend door de partner.
De ouder(s) overlegt bij de aanvraag de noodzakelijke persoonlijke gegevens die het college nodig acht om te kunnen beslissen. De ouder(s) overlegt tevens een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. In ieder geval blijkt hieruit het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang.
Er zijn twee ingangsdata mogelijk:
Een tegemoetkoming kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.
Artikel 9 Periode en omvang van de tegemoetkoming
Het college stelt het aantal maanden vast dat de ouder aanspraak kan maken op een tegemoetkoming voor kinderopvangkosten aan de hand van het indicatieadvies. De duur van de tegemoetkoming is maximaal negen maanden. Deze periode kan met maximaal drie maanden worden verlengd als uit onderzoek blijkt dat voortzetting van kinderopvang op basis van een sociaal medische indicatie noodzakelijk is.
De ouder(s) heeft recht op een tegemoetkoming voor maximaal 16 uur opvang per week.
De hoogte van de tegemoetkoming is gebaseerd op de uurtarieven voor kinderopvang die jaarlijks door de Belastingdienst worden vastgesteld.
De gemeente toetst of de verstrekte tegemoetkoming overeenkomt met de daadwerkelijk afgenomen uren aan de hand van een specificatie die door de ouder dient te worden overlegd.
Dit artikel regelt de verplichtingen van belanghebbende(n) ten aanzien van het college omtrent het verstrekken van inlichtingen. De ouder(s) informeert het college onmiddellijk, gevraagd en ongevraagd, over de feitelijke omstandigheden zodat het recht op een tegemoetkoming kan worden bepaald.
Artikel 11 Beperking tegemoetkoming en terugvordering
Bij schending van de inlichtingenplicht en als gevolg daarvan ten onrechte een tegemoetkoming is ontvangen of een te hoog bedrag is ontvangen, wijzigt of trekt het college de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming in en wordt het te veel betaalde bedrag teruggevorderd. Hetzelfde geldt als op andere gronden blijkt dat de tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag is toegekend.
In artikel 38 Wet kinderopvang worden de bepalingen in de Wet werk en bijstand over de terugvordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan belanghebbende wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering vermeld het college op welke wijze en op welke wettelijke grondslag zal worden teruggevorderd.
Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.