Organisatie | Terneuzen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rekenkamercommissie Terneuzen 2005 |
Citeertitel | Verordening rekenkamercommissie Terneuzen 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 81o
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | 01-12-2012 | Onbekend | 13-10-2005 Zeeuws Vlaams Advertentieblad, | Onbekend |
Artikel 1 Taakomschrijving commissie
De rekenkamercommissie onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde beleid en beheer.
De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met het secretariaat.
6.De commissie benoemt uit haar midden een waarnemend voorzitter die bij ontstentenis van de voorzitter als zodanig optreedt.
Artikel 5 Afleggen eed / verklaring
Ten aanzien van de externe leden is artikel 81g van de wet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 Onderwerpen onderzoeken
Per onderwerp als bedoeld in het eerste lid formuleert de commissie de probleemstelling en stelt de commissie de onderzoeksopdracht vast. Een raming van de onderzoekskosten maakt onderdeel uit van de onderzoeksopdracht. De uitkomsten van een onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport, welke mede voorziet in conclusies en aanbevelingen.
Artikel 1 Taakomschrijving commissie
In de VNG-modelverordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Gemeentewet zijn genoemd) niet op te nemen. In deze verordening zijn deze begrippen wel opgenomen maar niet nader gedefinieerd. Met het opnemen van deze bepaling wordt in feite de taak van de Rekenkamercommissie neergezet.
Deze begrippen kunnen als volgt worden geïnterpreteerd:
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. Deze begrippen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting
De Gemeentewet (artikel 81a) biedt de mogelijkheid om een rekenkamer in te stellen of wanneer wordt besloten daarvan af te zien dient te worden voorzien in een rekenkamerfunctie (artikel 81p Gemeentewet). Een ander begrip hiervoor – zoals gehanteerd in de verordening is: rekenkamercommissie. In de gemeente Terneuzen heeft de raad besloten tot het instellen van een dergelijke rekenkamercommissie. Daarbij is uitgegaan van een commissie bestaande uit vijf leden inclusief de voorzitter.
Tot leden kunnen worden benoemd: raadsleden en externe leden. Uitgangspunt is een commissie bestaande uit vijf leden, inclusief de voorzitter. Voorts is uitgangspunt dat een meerderheid van leden uit de kring van externen moet worden benoemd. Bij vijf leden dienen tenminste drie externen te worden benoemd.
Het tweede lid legt vast, dat benoeming van leden steeds vooraf dient te gaan door een publieke oproep te plaatsen in een dag- of weekblad of anderszins via de voor de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.
Het bepaalde in derde lid is van toepassing nadat de rekenkamercommissie is geïnstalleerd. Toepassing hiervan is bij de oprichting, eerste installatie van de rekenkamercommissie niet mogelijk.
In het vierde lid is uitgegaan van een zittingstermijn voor raadsleden van vier jaar overeenkomstig de zittingsduur, derhalve voor de raadsperiode waarvoor deze leden zijn gekozen. Voor externe leden is gekozen voor een zittingstermijn van zes jaren uit oogpunt van continuïteit. Op deze wijze wordt voorkomen wordt dat elke vier jaar een geheel nieuwe rekenkamercommissie dient te worden ingesteld. Daarbij kan het werven van externe leden moeizamer zijn en wordt met een langere zittingstermijn voor deze leden voorkomen dat men alweer (te) snel opnieuw moet gaan werven. Herbenoeming van leden is niet uitgesloten en behoort tot de mogelijkheden.
Voor externe leden is het gewenst dat deze de eed / verklaring afleggen als afgeleide van de Gemeentewet en gelet op de recentelijk vastgestelde gedragscode(s) voor bestuurders en ambtenaren.
Artikel 6 Ontslag en non-activiteit
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.
Het op “non-activiteit” stellen als bedoeld in lid 1 vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 81d Gemeentewet.
Waar in lid 3 onder sub b sprake is van een “functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie” is artikel 81f Gemeentewet zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing. Uiteraard geldt onverenigbaarheid niet voor raadsleden, daar deze ingevolge de verordening expliciet zijn genoemd.
Artikel 7 Vergoeding externe leden
In de verordening is gekozen om de Verordening geldelijke voorzieningen voor raads- en commissieleden overeenkomstig van toepassing te verklaren. Dit betekent dat vergoeding plaatsvindt per vergadering en niet op basis van een urenverantwoording. Hiermee is gekozen voor een relatief eenvoudig, controleerbaar en beheersbaar systeem van onkostenvergoeding.
Een vergoeding “per vergadering” is niet dekkend wanneer de rekenkamercommissie zelfstandig onderzoek uitvoert. In artikel 11 is de voorkeur uitgesproken dat onderzoek (zoveel mogelijk) door de rekenkamercommissie zelf wordt uitgevoerd. Bij werving is ‘onderzoekservaring’ een selectiecriterium. In artikel 10 is hiertoe bepaald, dat bij de raming van onderzoeksbudget steeds wordt aangegeven in hoeverre dit budget zal worden aangewend voor vergoeding van (eigen) onderzoekswerk.
In artikel 8 is ervan uitgegaan dat de raadsgriffier als griffier van de rekenkamercommissie fungeert. Onduidelijk is welk tijdsbeslag dit voor de raadsgriffier tot gevolg heeft. Denkbaar is dat de reguliere functie van de raadsgriffier in de knel komt wanneer de rekenkamercommissie teveel tijd in beslag neemt. Het lijkt vooralsnog aangewezen om op deze wijze te starten en middels evaluatie te bezien of dit aanpassing behoeft.
In dit artikel worden – veelal gebruikelijke – spelregels omtrent vergaderingen en quorum vastgelegd. Deze behoeven geen nadere toelichting.
Artikel 10 Onderwerpen onderzoeken
Uitgangspunt is dat de rekenkamercommissie zelfstandig en autonoom dient te kunnen bepalen welke onderwerpen van onderzoek zijn, dit ter waarborging van de onafhankelijkheid. De Kroonuitspraak inzake Lelystad bevestigt dit uitgangspunt. De raad kan onderwerpen tot onderzoek aandragen. Ook in deze situatie is het laatste woord aan de rekenkamercommissie. Wanneer aan een dergelijk verzoek van de raad niet wordt voldaan moet hiervan gemotiveerd antwoord aan de raad worden verstrekt.
De onderzoeksopdracht is bedoeld om vooraf inzicht te geven in de wijze waarop een onderzoek zal plaatsvinden, de kosten die hiermee zijn gemoeid, alsmede de mate waarin het onderzoek intern door de leden zelf dan wel extern met inhuur zal plaatsvinden.
Voorts is in lid 2 bepaald dat de uitkomsten van een onderzoek in een onderzoeksrapport worden neergelegd, voorzien van conclusie en aanbevelingen. Een onderzoek is geen doel op zich, de bedoeling is dat uit een onderzoek lering wordt getrokken en dat waar nodig verbeteringen en aanpassingen in regelgeving, organisatie etc. worden doorgevoerd. De conclusies en aanbevelingen zijn om deze doelstelling helder tot uitdrukking te brengen.
Artikel 11 Uitvoering onderzoeken
In de verordening is het uitgangspunt gehanteerd dat de rekenkamercommissie is belast met en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het onderzoek. Vertrekpunt is dat de rekenkamercommissie zoveel mogelijk zelfstandig uitvoering geeft aan het onderzoek. Inschakeling van externe hulp ten behoeve van onderzoek kan zich voordoen bij onderzoeken van ingrijpende aard en/of specialistische zaken. Dergelijke inschakeling van externe leden ten behoeve van onderzoek heeft directe consequenties voor het onderzoeksbudget. Aangezien onderzoeken jaarlijks in hoeveelheid en in complexiteit kunnen verschillen is het moeilijk om op voorhand in te schatten welk budget benodigd is. Als richtlijn en vertrekpunt kan worden uitgegaan van één euro per inwoner. Met name in de beginfase wanneer de rekenkamercommissie nog een nieuw fenomeen is in de gemeente Terneuzen zullen onderzoeken wellicht nog beperkt van aard zijn en van geringe omvang zijn. Gaandeweg en afhankelijk van zich aandienende voorvallen kan dit wijzigen. In aanvang zullen onderzoeken nog “in eigen beheer“ door de rekenkamercommissie zelf kunnen plaatsvinden. Vervolgens zal jaarlijks – afhankelijk van de richting waarin de onderzoeken zich uitstrekken – het benodigde budget voor de rekenkamercommissie dienen te worden (her-)overwogen.
Artikel 12 Onderzoeksrapporten
De uitkomst van een onderzoek dient te worden vervat in een onderzoeksrapport. Uit oogpunt van zorgvuldigheid is bepaald, dat betrokkenen in een onderzoek vooraf kennis kunnen nemen van de inhoud van het rapport alvorens dit openbaar wordt gemaakt. Betrokkenen worden daarbij in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het rapport kenbaar te maken. Eerst na deze inbreng wordt het onderzoeksrapport definitief door de rekenkamercommissie vastgesteld. Vervolgens wordt het rapport aan de raad aangeboden en in afschrift aan het college.
Wanneer bepaalde gegevens bijvoorbeeld vanwege privacy beschermd dienen te worden bestaat de mogelijkheid tot opleggen van geheimhouding. Uitgangspunt is dat hiermee terughoudend dient te worden omgegaan.
In de toelichting bij artikel 11 is reeds ingegaan op het budget. Het budget is een instrument, dat medebepalend is voor de omvang en de mogelijkheden om als rekenkamercommissie uitvoering te geven aan onderzoeken. In dit artikel is met name geregeld welke kosten ten laste van het budget mogen worden gebracht.