Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogeveen

Verordeningen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogeveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordeningen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappeljike ondersteuning 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hoogeveen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201301-01-2015diverse wijzigingen

13-06-2013

K.v.H. 25-06-2013

BBV00828

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordeningen voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011

De Raad van de gemeente Hoogeveen, gelezen het voorstel van het College, gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); overwegende dat het noodzakelijk is om een verordening over de verstrekking van individuele voorzieningen vast te stellen; besluit vast te stellen de volgende

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze Verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College: college van Burgemeester en Wethouders;

  • c.

    Besluit: gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning;

  • d.

    Beleidsregels: beleidsregels maatschappelijke ondersteuning;

  • e.

    Compensatieplicht: de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie met als doel hen in staat te stellen

    naar:

    • I.

      en huishouden te voeren;

    • II.

      zich te verplaatsen in en om de woning;

    • III.

      zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en

    • IV.

      medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

    Daarbij legt artikel 4 van de Wet het college de plicht op om een doel te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is (zie LJN BG6612).

  • f.

    Belanghebbende: een persoon zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem en/of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

  • g.

    Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving;

  • h.

    Algemene voorziening: een voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure;

  • i.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening (meestal een product) die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, gewoon in de winkel te koop is en niet –aanzienlijk- duurder is dan vergelijkbare producten;

  • j.

    Voorliggende voorziening: een voorziening (meestal een dienst) die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

  • k.

    Wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening die op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet verkregen kan worden, waarmee het doel geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden;

  • l.

    Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vervoer;

  • m.

    Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt;

  • n.

    Voorziening in natura: een voorziening, in te zetten om het doel te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening;

  • o.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken doel, als alternatief voor een voorziening in natura;

  • p.

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken doel;

  • q.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de wet;

  • r.

    Huisgenoot: een persoon met wie de belanghebbende een gezamenlijke huishouding voert;

  • s.

    Gebruikelijke zorg: normale of dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • t.

    H oofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • u.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn;

  • v.

    ICF classificatie: International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF-classificatie, de grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.

Hoofdstuk 2 Doelgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken doelen

  • 1.

    De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet te bereiken doelen zijn:

    • a.

      een huishouden kunnen voeren;

    • b.

      zich kunnen verplaatsen in en om de woning;

    • c.

      zich kunnen verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      medemensen kunnen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.

  • 2.

    Om deze doelen te bereiken kunnen de volgende individuele voorzieningen verstrekt worden:

    • a.

      hulp bij het huishouden;

    • b.

      woonvoorzieningen;

    • c.

      rolstoelvoorzieningen;

    • d.

      vervoersvoorzieningen.

Artikel 3. Beperkingen

  • 1.

    Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      de belanghebbende niet of niet voldoende in staat is om op eigen kracht de doelen zoals genoemd in het eerste lid van artikel 2 te bereiken;

    • b.

      de belanghebbende geen of niet voldoende beroep kan doen op gebruikelijke zorg, mantelzorg, vrijwillige (thuis)hulp of een sociaal netwerk om de doelen zoals genoemd in het eerste lid artikel 2 te bereiken;

    • c.

      de belanghebbende geen gebruik kan maken van voor hem of haar algemeen gebruikelijke, voorliggende voorzieningen om de doelen zoals genoemd in het eerste lid van artikel 2 te bereiken;

    • d.

      de te verstrekken voorziening als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt;

    • e.

      de noodzaak voor het te bereiken doel langdurig is;

    • f.

      in afwijking van artikel 3 eerste lid onder e kan ook kortdurende noodzaak hulp bij het huishouden toegekend worden;

    • g.

      de belanghebbende verantwoord en veilig kan omgaan met de te verstrekken voorziening.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf niet in de gemeente Hoogeveen heeft;

    • b.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de aangeschafte voorziening of gemaakte kosten noodzakelijk waren dan wel als goedkoopst-compenserende oplossing aan te merken zijn;

    • c.

      voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen;

    • d.

      voor zover er aan de zijde van belanghebbende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

Artikel 4. Samenhangende afstemming

  • 1.

    Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de belanghebbende verricht het college onderzoek naar:

    • a.

      de beperkingen die de belanghebbende in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

    • b.

      de woning en de woonomgeving van de belanghebbende;

    • c.

      het psychisch en sociaal functioneren van de belanghebbende;

    • d.

      de sociale omstandigheden van de belanghebbende;

    • e.

      de capaciteit van belanghebbende om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

  • 2.

    De ICF classificatie vormt de grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten, binnen de grenzen van de verordening.

Hoofdstuk 3 Vormen van individuele voorzieningen

Artikel 5. Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Artikel 6. Voorziening in natura

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      of er sprake is van een bepaalde duur van de verstrekking;

    • c.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    • d.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    • e.

      hoe de voorziening bijdraagt aan het te bereiken doel.

  • 2.

    Als er op grond van artikel 9 een eigen bijdrage verschuldigd is, wordt in de beschikking vermeld dat belanghebbende wordt aangemeld bij het CAK voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage.

Artikel 7. Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken doel de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b.

      of er sprake is van een bepaalde duur van de verstrekking;

    • c.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

    • d.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

  • 2.

    Als er op grond van artikel 9 een eigen aandeel verschuldigd is, wordt in de beschikking vermeld dat belanghebbende wordt aangemeld bij het CAK voor het vaststellen en innen van het eigen aandeel.

Artikel 8. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken doel het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

    • b.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en

    • d.

      welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Als er op grond van artikel 9 een eigen bijdrage verschuldigd is, wordt in de beschikking vermeld dat belanghebbende wordt aangemeld bij het CAK voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage.

  • 3.

    Het bedrag per uur voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.

Hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 9. Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van individuele voorzieningen, gericht op het bereiken van de volgende doelen:

    • a.

      het voeren van een huishouden;

    • b.

      het zich verplaatsen in en om de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • c.

      het zich verplaatsen per vervoermiddel;

    • d.

      het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan.

  • 2.

    Het college legt in het Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 5 Hulp bij het huishouden

Artikel 10. Doel en vormen van ulp bij het huishouden

  • 1.

    De te verstrekken ulp bij het huishouden heeft als doel het kunnen voeren van een huishouden.

  • 2.

    De ulp bij het huishouden kan worden verstrekt als:

    • a.

      hulp bij het huishouden in natura;

    • b.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 11. Toekenning ulp bij het huishouden

Een belanghebbende wordt voor ulp bij het huishouden in aanmerking gebracht indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en

  • b.

    de te verstrekken ulp bij het huishouden bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 10.

Hoofdstuk 6 Woonvoorzieningen

Artikel 12. Doel en vormen van woonvoorzieningen

  • 1.

    De te verstrekken woonvoorziening heeft als doel:

    • a.

      het zich verplaatsen in en om de woning;

    • b.

      het kunnen voeren van een huishouden;

    • c.

      het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.

  • 2.

    De woonvoorziening kan verstrekt worden als:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening in natura;

    • d.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening of

    • e.

      een combinatie van onder a, b en c genoemde voorzieningen.

Artikel 13. Toekenning woonvoorzieningen

  • 1.

    Een belanghebbende wordt voor de in het tweede lid van artikel 12 onder a vermelde voorziening in aanmerking gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het normale gebruik van de woning belemmeren

    • b.

      de te verstrekken woonvoorziening bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 12.

  • 2.

    Een belanghebbende wordt voor een voorziening als bedoeld in artikel 12 onder b, c, d of e in aanmerking gebracht wanneer de in het tweede lid van artikel 12 onder a genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.

Artikel 14. Uitsluitingen

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen bij kamerverhuur;

  • b.

    het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Artikel 15. Hoofdverblijf

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

Artikel 16. Beperkingen woonvoorzieningen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, geen aanleiding bestond;

  • b.

    de belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • e.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 17. Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning deze waardestijging terug te betalen aan de gemeente. De eigenaar-bewoner dient de verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens de in het Besluit vastgelegde regeling te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 18. Doel en vormen van rolstoelvoorzieningen.

  • 1.

    De te verstrekken rolstoelvoorziening heeft als doel:

    • a.

      het zich verplaatsen in en om de woning;

    • b.

      het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.

  • 2.

    De rolstoelvoorziening kan worden verstrek als:

    • a.

      een rolstoelvoorziening in natura

    • b.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening

Artikel 19. Toekenning rolstoelvoorzieningen

Een belanghebbende wordt voor de in artikel 18 vermelde voorziening in aanmerking gebracht indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en

  • b.

    de te verstrekken rolstoelvoorziening bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 18.

Hoofdstuk 8 Vervoersvoorzieningen

Artikel 20. Doel en vormen van vervoersvoorzieningen

  • 1.

    De doelen van de te verstrekken vervoersvoorziening zijn:

    • a.

      het zich kunnen verplaatsen per vervoermiddel;

    • b.

      het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.

  • 2.

    De vervoersvoorziening kan worden verstrekt als:

    • a.

      een collectieve vervoersvoorziening;

    • b.

      een vervoersvoorziening in natura;

    • c.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening;

    • d.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening of

    • e.

      een combinatie van onder a, b, c, en d genoemde voorzieningen.

Artikel 21. Toekenning vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Een belanghebbende wordt voor de in het tweede lid van artikel 20 onder a vermelde collectieve vervoersvoorziening in aanmerking gebracht, indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken en

    • b.

      de te verstrekken voorziening bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 20.

  • 2.

    Een belanghebbende wordt voor de in het tweede artikel 20 onder b, c, d, en e vermelde voorziening in aanmerking gebracht wanneer het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het tweede lid van artikel 20 onder a niet aanwezig is of niet tot een compenserende oplossing leidt.

  • 3.

    Een belanghebbende die voor de in het tweede lid van artikel 20 onder a vermelde collectieve vervoersvoorziening in aanmerking is gebracht, heeft de keuze tussen:

    • a.

      de verstrekking van een vervoerpas ten behoeve van deelname aan het collectief vervoer;

    • b.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van eigen vervoer

Artikel 22. (vervallen)

 

Artikel 23. Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening of combinatie van voorzieningen maakt maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een maximale omvang van 2000 kilometer per jaar mogelijk.

Hoofdstuk 9 Het verkrijgen van voorzieningen

Artikel 24. Wijze van aanvragen

  • 1.

    Een aanvraag voor individuele voorzieningen wordt op de door het college vastgestelde wijze ingediend bij het college.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college ambtshalve een besluit nemen tot verstrekking van een voorziening indien:

    • a.

      het gaat om een herindicatie of aanpassing van een bestaande voorziening;

    • b.

      er geen wezenlijke veranderingen zijn opgetreden in de persoonlijke omstandigheden.

Artikel 25. Relatie AWBZ

Cliënten met aanvragen voor AWBZ-voorzieningen zullen door het college doorgeleid worden naar het indicatieorgaan van de AWBZ.

Artikel 26. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.

  • 1.

    Het college is bevoegd, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend te laten verschijnen voor het verstrekken van inlichtingen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip om aan een of meer daartoe aangewezen deskundigen inlichtingen te verstrekken en/of zich te laten onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening verstrekt heeft gekregen;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 27. Beslistermijn

  • 1.

    De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:

    • a.

      hulp bij het huishouden: maximaal 8 weken;

    • b.

      woonvoorziening: maximaal 12 weken;

    • c.

      vervoersvoorziening: maximaal 8 weken;

    • d.

      rolstoelvoorziening: maximaal 8 weken.

  • 2.

    De termijn zoals genoemd in het eerste lid wordt verlengd met 4 weken als aan een adviesinstantie advies zoals genoemd in het tweede lid van artikel wordt gevraagd.

Artikel 28. Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 29. Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de aan de voorziening verbonden voorwaarden;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 30. Terugvordering

  • 1.

    Wanneer een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Wanneer het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 3.

    Wanneer bij verantwoording van een persoonsgebonden budget is gebleken dat het budget geheel of ten dele niet is besteed aan een voorziening die voldoet aan het programma van eisen, kan het budget geheel of ten dele worden teruggevorderd.

  • 4.

    Wanneer een met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening niet meer gebruikt wordt voor het in de beschikking vastgelegde te bereiken doel, kan de voorziening worden teruggevorderd.

  • 5.

    Een met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening kan worden teruggevorderd als belanghebbende geen hoofdverblijf meer heeft in de gemeente.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen.

Artikel 31. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006,450).

Artikel 33. Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011 met dien verstande dat het tweede lid van artikel 23 in werking treedt met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 wordt met ingang van 1 augustus 2011 ingetrokken, met dien verstande dat aanvragen voor voorzieningen die gedaan zijn voor 1 augustus 2011 worden afgehandeld op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008.

Artikel 34. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen op 7 juli 2011

voorzitter

griffier