Hoofdstuk 3 Vormen van individuele voorzieningen
Artikel 5. Mogelijke verstrekkingwijzen
De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.
Artikel 6. Voorziening in natura
- 1.
Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:
- a.
welke de te treffen voorziening is;
- b.
of er sprake is van een bepaalde duur van de verstrekking;
- c.
hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;
- d.
of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;
- e.
hoe de voorziening bijdraagt aan het te bereiken doel.
- 2.
Als er op grond van artikel 9 een eigen bijdrage verschuldigd is, wordt in de beschikking vermeld dat belanghebbende wordt aangemeld bij het CAK voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage.
Artikel 7. Financiële tegemoetkoming
- 1.
Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:
- a.
voor welk te bereiken doel de financiële tegemoetkoming bestemd is;
- b.
of er sprake is van een bepaalde duur van de verstrekking;
- c.
of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en
- d.
wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.
- 2.
Als er op grond van artikel 9 een eigen aandeel verschuldigd is, wordt in de beschikking vermeld dat belanghebbende wordt aangemeld bij het CAK voor het vaststellen en innen van het eigen aandeel.
Artikel 8. Persoonsgebonden budget
- 1.
Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:
- a.
voor welk te bereiken doel het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;
- b.
wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;
- c.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en
- d.
welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.
- 2.
Als er op grond van artikel 9 een eigen bijdrage verschuldigd is, wordt in de beschikking vermeld dat belanghebbende wordt aangemeld bij het CAK voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage.
- 3.
Het bedrag per uur voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.
Hoofdstuk 5 Hulp bij het huishouden
Artikel 10. Doel en vormen van ulp bij het huishouden
- 1.
De te verstrekken ulp bij het huishouden heeft als doel het kunnen voeren van een huishouden.
- 2.
De ulp bij het huishouden kan worden verstrekt als:
- a.
hulp bij het huishouden in natura;
- b.
een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.
Artikel 11. Toekenning ulp bij het huishouden
Een belanghebbende wordt voor ulp bij het huishouden in aanmerking gebracht indien:
- a.
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en
- b.
de te verstrekken ulp bij het huishouden bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 10.
Hoofdstuk 6 Woonvoorzieningen
Artikel 12. Doel en vormen van woonvoorzieningen
- 1.
De te verstrekken woonvoorziening heeft als doel:
- a.
het zich verplaatsen in en om de woning;
- b.
het kunnen voeren van een huishouden;
- c.
het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.
- 2.
De woonvoorziening kan verstrekt worden als:
- a.
een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;
- b.
een financiële tegemoetkoming in de kosten van een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
- c.
een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening in natura;
- d.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening of
- e.
een combinatie van onder a, b en c genoemde voorzieningen.
Artikel 13. Toekenning woonvoorzieningen
- 1.
Een belanghebbende wordt voor de in het tweede lid van artikel 12 onder a vermelde voorziening in aanmerking gebracht indien:
- a.
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het normale gebruik van de woning belemmeren
- b.
de te verstrekken woonvoorziening bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 12.
- 2.
Een belanghebbende wordt voor een voorziening als bedoeld in artikel 12 onder b, c, d of e in aanmerking gebracht wanneer de in het tweede lid van artikel 12 onder a genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.
Artikel 14. Uitsluitingen
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:
- a.
het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen bij kamerverhuur;
- b.
het treffen van voorzieningen in woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.
Artikel 15. Hoofdverblijf
Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
Artikel 16. Beperkingen woonvoorzieningen
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
- a.
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, geen aanleiding bestond;
- b.
de belanghebbende niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;
- c.
deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;
- d.
de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;
- e.
de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.
Artikel 17. Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning deze waardestijging terug te betalen aan de gemeente. De eigenaar-bewoner dient de verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens de in het Besluit vastgelegde regeling te worden terugbetaald.
Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen
Artikel 18. Doel en vormen van rolstoelvoorzieningen.
- 1.
De te verstrekken rolstoelvoorziening heeft als doel:
- a.
het zich verplaatsen in en om de woning;
- b.
het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.
- 2.
De rolstoelvoorziening kan worden verstrek als:
- a.
een rolstoelvoorziening in natura
- b.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening
Artikel 19. Toekenning rolstoelvoorzieningen
Een belanghebbende wordt voor de in artikel 18 vermelde voorziening in aanmerking gebracht indien:
- a.
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en
- b.
de te verstrekken rolstoelvoorziening bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 18.
Hoofdstuk 8 Vervoersvoorzieningen
Artikel 20. Doel en vormen van vervoersvoorzieningen
- 1.
De doelen van de te verstrekken vervoersvoorziening zijn:
- a.
het zich kunnen verplaatsen per vervoermiddel;
- b.
het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan.
- 2.
De vervoersvoorziening kan worden verstrekt als:
- a.
een collectieve vervoersvoorziening;
- b.
een vervoersvoorziening in natura;
- c.
een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening;
- d.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening of
- e.
een combinatie van onder a, b, c, en d genoemde voorzieningen.
Artikel 21. Toekenning vervoersvoorzieningen
- 1.
Een belanghebbende wordt voor de in het tweede lid van artikel 20 onder a vermelde collectieve vervoersvoorziening in aanmerking gebracht, indien:
- a.
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken en
- b.
de te verstrekken voorziening bijdraagt tot het bereiken van het doel zoals dat genoemd is in het eerste lid van artikel 20.
- 2.
Een belanghebbende wordt voor de in het tweede artikel 20 onder b, c, d, en e vermelde voorziening in aanmerking gebracht wanneer het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het tweede lid van artikel 20 onder a niet aanwezig is of niet tot een compenserende oplossing leidt.
- 3.
Een belanghebbende die voor de in het tweede lid van artikel 20 onder a vermelde collectieve vervoersvoorziening in aanmerking is gebracht, heeft de keuze tussen:
- a.
de verstrekking van een vervoerpas ten behoeve van deelname aan het collectief vervoer;
- b.
een financiële tegemoetkoming in de kosten van eigen vervoer
Artikel 23. Omvang in gebied en in kilometers
- 1.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de belanghebbende noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
- 2.
De te verstrekken vervoersvoorziening of combinatie van voorzieningen maakt maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met een maximale omvang van 2000 kilometer per jaar mogelijk.
Hoofdstuk 9 Het verkrijgen van voorzieningen
Artikel 24. Wijze van aanvragen
- 1.
Een aanvraag voor individuele voorzieningen wordt op de door het college vastgestelde wijze ingediend bij het college.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan het college ambtshalve een besluit nemen tot verstrekking van een voorziening indien:
- a.
het gaat om een herindicatie of aanpassing van een bestaande voorziening;
- b.
er geen wezenlijke veranderingen zijn opgetreden in de persoonlijke omstandigheden.
Artikel 25. Relatie AWBZ
Cliënten met aanvragen voor AWBZ-voorzieningen zullen door het college doorgeleid worden naar het indicatieorgaan van de AWBZ.
Artikel 26. Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking.
- 1.
Het college is bevoegd, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend te laten verschijnen voor het verstrekken van inlichtingen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip om aan een of meer daartoe aangewezen deskundigen inlichtingen te verstrekken en/of zich te laten onderzoeken.
- 2.
Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:
- a.
het handelt om een aanvraag van een persoon die niet eerder een voorziening verstrekt heeft gekregen;
- b.
de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;
- c.
het college dat overigens gewenst vindt.
Artikel 27. Beslistermijn
- 1.
De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:
- a.
hulp bij het huishouden: maximaal 8 weken;
- b.
woonvoorziening: maximaal 12 weken;
- c.
vervoersvoorziening: maximaal 8 weken;
- d.
rolstoelvoorziening: maximaal 8 weken.
- 2.
De termijn zoals genoemd in het eerste lid wordt verlengd met 4 weken als aan een adviesinstantie advies zoals genoemd in het tweede lid van artikel wordt gevraagd.
Artikel 28. Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 29. Intrekking van een voorziening
- 1.
Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
- a.
niet is voldaan aan de aan de voorziening verbonden voorwaarden;
- b.
op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.
- 2.
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 30. Terugvordering
- 1.
Wanneer een voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.
- 2.
Wanneer het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.
- 3.
Wanneer bij verantwoording van een persoonsgebonden budget is gebleken dat het budget geheel of ten dele niet is besteed aan een voorziening die voldoet aan het programma van eisen, kan het budget geheel of ten dele worden teruggevorderd.
- 4.
Wanneer een met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening niet meer gebruikt wordt voor het in de beschikking vastgelegde te bereiken doel, kan de voorziening worden teruggevorderd.
- 5.
Een met een persoonsgebonden budget aangeschafte voorziening kan worden teruggevorderd als belanghebbende geen hoofdverblijf meer heeft in de gemeente.
Hoofdstuk 10 Slotbepalingen.
Artikel 31. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 32. Indexering
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006,450).
Artikel 33. Inwerkingtreding.
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2011 met dien verstande dat het tweede lid van artikel 23 in werking treedt met ingang van 1 januari 2012.
- 2.
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008 wordt met ingang van 1 augustus 2011 ingetrokken, met dien verstande dat aanvragen voor voorzieningen die gedaan zijn voor 1 augustus 2011 worden afgehandeld op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008.
Artikel 34. Citeertitel.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2011.