Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wetterskip Fryslân

Reglement van orde Algemeen Bestuur

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWetterskip Fryslân
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingReglement van orde Algemeen Bestuur
CiteertitelReglement van orde Algemeen Bestuur
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerporde van de vergaderring algemeen bestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-01-200401-11-2010uitbreiding

10-02-2009

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde Algemeen Bestuur

Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur of diens plaatsvervanger;

b. amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c.subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d.motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e. voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

f. initiatiefvoorstel: een voorstel tot het nemen van een beslissing zonder dat daaraan een ontwerpbesluit van het dagelijks bestuur ten grondslag ligt;

g.interpellatie: vraag om inlichtingen in een vergadering van het algemeen bestuur over enig punt van algemeen waterschapsbelang;

h.secretaris: de secretaris-directeur of de door het dagelijks bestuur daartoe aangewezen plaatsvervangend secretaris.

i.Interruptie: korte directe onderbreking van een spreker voor het plaatsen van een opmerking of een vraag.

 

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

1.het leiden van de vergadering;

2.het handhaven van de orde;

3.het doen naleven van het reglement van orde;

4.hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De secretaris

1. De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

2. De secretaris kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Het voorzittersoverleg

1. Het algemeen bestuur kan besluiten tot een voorzittersoverleg.

2. Het voorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter en de voorzitters van de fracties en, indien de geborgde zetels aparte fracties vormen, de voor die geborgde fracties aangewezen vertegenwoordigers.De leden van het voorzittersoverleg hebben elk één stem. Het dagelijks bestuur wijst een ambtenaar aan als secretaris van het voorzittersoverleg.

3.Het voorzittersoverleg heeft tot taak aanbevelingen te doen inzake de organisatie en werkwijze van het algemeen bestuur en zijn commissies.

4.Een lid van het voorzittersoverleg wijst een lid van het algemeen bestuur aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het voorzittersoverleg vervangt.

 

Artikel 5 Commissies

1.Het algemeen bestuur besluit tot de instelling van een of meer vaste commissies voor advies.

2.Het algemeen bestuur kan bijzondere of tijdelijke commissies instellen.

3. Bij het besluit tot instelling van een commissie worden samenstelling, taak en werkwijze geregeld.

4. Het algemeen bestuur stelt voor de vergaderingen van de commissies een reglement van orde vast.

 

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming leden dagelijks bestuur; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

1.Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur op voordracht van de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur.

De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en het proces-verbaal van het stembureau.

2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt

3.Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

4.Na een verkiezing als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 4 van de Waterschapswet roept de voorzitter de toegelaten leden van het algemeen bestuur op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5.In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

 

Artikel 7 Benoeming leden dagelijks bestuur

1.De verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt direct plaats na het afleggen van de eed of verklaring en belofte bedoeld in artikel 6, vierde lid.

2.Het algemeen bestuur stelt met in achtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement vast uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat.

3.De fractievoorzitter meldt de naam van zijn kandidaat of de namen van zijn kandidaten aan de voorzitter, die daarvan mededeling doet aan het algemeen bestuur.

4.Bij de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vinden eerst de stemmingen plaats voor het aantal zetels voor de categorie ingezetenen en vervolgens voor de zetel of zetels voor de vertegenwoordiger(s) van de geborgde zetels. De stemmingen vinden schriftelijk plaats.

5.Bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig artikel 6, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig artikel 6, tweede lid.

 

Artikel 8 Fracties

1.De leden van het algemeen bestuur, die door het stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, alsmede de leden van het algemeen bestuur, die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste, tweede en derde lid, van de Waterschapswet, worden bij de aanvang van de zitting als

één fractie beschouwd. Is onder een lijst slechts één lid verkozen, respectievelijk voor een categorie

van belanghebbenden slechts één lid benoemd, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie eschouwd.

2.De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven de kandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam “Ongebouwd”, ”Natuurterreinen” of “Bedrijven”.

3.De namen van degenen, die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden,

worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. Zolang deze namen nog niet zijn

doorgegeven worden voor de categorie Ingezetenen de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn en voor

respectievelijk de categorieën “Ongebouwd”, “Natuurterreinen” en “Bedrijven” de oudste in leeftijd.

4. a. Indien:

– één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

– twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

– één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,wordt hiervan zo

spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

b.Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de

eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

5.Het algemeen bestuur beslist of en zo ja op welke wijze de fracties door het waterschap worden

ondersteund.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

1.Het algemeen bestuur vergadert ten minste één keer per twee maanden. Het algemeen bestuur stelt

daartoe een vergaderschema vast. De vergaderingen zijn openbaar en worden gehouden in het

kantoor van het waterschap.

2.De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere

vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie,

overleg in het voorzittersoverleg.

3.Ingeval de voorzitter of het dagelijks bestuur dat nodig oordelen of één vijfde van het aantal zitting

hebbende leden schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze vergadering binnen 14 dagen belegd.

 

Artikel 10 Oproep

1.De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van het algemeen bestuur

een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

2.De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 37, eerste

en tweede lid, van de Waterschapswet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke

oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden.

 

Artikel 11 Agenda

1.In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk

48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de

daarbij behorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden en openbaar gemaakt.

2.Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid

van het algemeen bestuur of de voorzitter kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda

onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

3.Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging

voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het dagelijks bestuur

nadere inlichtingen of advies vragen.

4.Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de

volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

 

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

1.Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden

gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het kantoor van het

waterschap ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage

worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en zo

mogelijk in een openbare kennisgeving.

2.Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het kantoor van het waterschap

gebracht.

3.Indien omtrent stukken op grond van artikel 37, eerste of tweede lid, van de Waterschapswet

geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting

van de secretaris en verleent deze de leden van het algemeen bestuur inzage.

 

Artikel 13 Openbare kennisgeving

 

1.De vergadering wordt door aankondiging in de regionale dagbladen, op de voor afkondigingen in

het waterschap gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het waterschap openbaar

gemaakt.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien;

c. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het waterschap geplaatst.

 

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst. De

secretaris draagt zorg voor het bijhouden van de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering

wordt die lijst door de voorzitter en de secretaris door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 15 Zitplaatsen

1.De voorzitter, de leden van het algemeen en dagelijks bestuur en de secretaris hebben een vaste

zitplaats, door de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur

aangewezen.

2.Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het voorzittersoverleg.

 

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

1.De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal

leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

2.Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is,

bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, de dag en het uur van de

volgende vergadering.

 

Artikel 17 Inspreekrecht burgers/ingezetenen

1.Na de opening van de vergadering stelt de voorzitter aanwezige burgers gedurende maximaal dertig

minuten op hun verzoek in de gelegenheid in de vergadering het woord voeren, zulks met

inachtneming van de volgende bepalingen.

2 Het woord kan niet gevoerd worden:

a. over onderwerpen die niet op de agenda staan;

b. over onderwerpen waarover al in een commissievergadering het woord gevoerd kon worden.

3.Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering

aan de voorzitter of de secretaris, onder vermelding van het onderwerp of agendapunt.

4.De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde

afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering. De voorzitter kan de

vergadering voorstellen de inspreker het woord te geven direct voorafgaande aan de behandeling van

het agendapunt waarover de inspreker het woord wil voeren.

4.Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd

evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere

gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd. De inspreker voert het woord nadat de

voorzitter hem dit heeft verleend.

Artikel 18 Begin bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen, deelt de voorzitter mede bij welk lid

van het algemeen bestuur, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een

volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

 

Artikel 19 Verslag

1. De secretaris draagt zorg voor een kort verslag van de vergadering.

2. Het conceptverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van het

algemeen bestuur toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het conceptverslag wordt

gelijktijdig aan de overige personen, die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

3.De leden van het algemeen en dagelijks bestuur en de secretaris hebben het recht een voorstel tot

verandering aan het algemeen bestuur te doen, indien het conceptverslag onjuistheden bevat of niet

duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de

aanvang van de vergadering bij de secretaris te worden ingediend.

Het verslag bevat ten minste:

  • a.

    de namen van de voorzitter, de secretaris, de leden van het algemeen en dagelijks bestuur,

alsmede van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

  • b.

    een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

  • c.

    een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen

die het woord voerden;

d.een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van

de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden

die zich overeenkomstig de Waterschapswet van stemming hebben onthouden of zich bij het

uitbrengen van hun stem hebben vergist;

e.de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties,

amendementen en subamendementen;

f.bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op

grond van het bepaalde in artikel 25 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan

de beraadslagingen.

5.Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de

secretaris wordt ondertekend.

6.Het verslag wordt zo spoedig mogelijk na de vergadering opgesteld. Voor zover de aard en de

inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt het verslag openbaar gemaakt door

plaatsing in de regionale dagbladen, of op de voor afkondigingen in het waterschap gebruikelijke

wijze en door plaatsing op de website van het waterschap.

7.Al hetgeen ter vergadering besproken is, kan worden vastgelegd met behulp van geluidsdragers

Artikel 20 Ingekomen stukken

1.Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het

dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de

leden van het algemeen bestuur toegezonden en ter inzage gelegd.

2.Na de vaststelling van het verslag stelt het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur,

de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan éénmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

Op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur kan het algemeen bestuur voor daarbij te bepalen onderwerpen de spreektijd per fractie vaststellen.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    2.Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging

1.Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of een lid van het algemeen bestuur

beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2.Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen

bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen ten einde het

dagelijks bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De

beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

1.Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van het algemeen en dagelijks bestuur deelnemen aan de beraadslaging.

2.Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van het algemeen bestuur genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 27 Beslissing

1.Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

2.Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3.Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

1.De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

2.In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

3.Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

4.Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of één der leden hoofdelijke stemming verlangt.

5.De voorzitter verzoekt eerst de leden die voor zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of slechts één lid niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping.

6.Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter (of de secretaris) de leden van het algemeen bestuur bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

7.Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid, dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 38a Waterschapswet moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

8.De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

9.Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

10.Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een volgende vergadering bedoeld in de vorige volzin, is het voorstel niet aangenomen.

11.De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

1.Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

2.Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3.Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4.Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30 Stemming over personen

1.Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of een aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

2.Ieder ter vergadering aanwezig lid, dat zich niet op grond van de Waterschapswet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3.Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4.Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5.Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

6.In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter.

7.Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslagvernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

1.Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2.Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3.Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

1.Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2.Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3.Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

4.Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

1.Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

2.De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

3.De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:

  • a.

    het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

  • b.

    het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie;

  • c.

    het voorstel voor advies naar het dagelijks bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

  • 5.

    Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van het algemeen bestuur terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 37 Voorstel dagelijks bestuur

Het algemeen bestuur kan een voorstel van het dagelijks bestuur terugverwijzen. Een terugverwezenbvoorstel wordt opnieuw geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering, tenzij het algemeen bestuurbanders beslist.

Artikel 38 Interpellatie

1.Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2.De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen- en dagelijks bestuur. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Het algemeen bestuur bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3.De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van het algemeen bestuur, de leden van het dagelijks bestuur niet meer dan eenmaal, tenzij het algemeen bestuur hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 39 Schriftelijke vragen

1.Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen, die niet voldoen aan het hiervoor gestelde, worden per omgaande aan de >indiener teruggestuurd.

2.De vragen worden bij de secretaris ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur of de voorzitter worden gebracht.

3.Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het dagelijks bestuur of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

4.De antwoorden van het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door tussenkomst van de secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

5.De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende algemeen bestuursvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde algemeen bestuursvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het dagelijks bestuur gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 40 Inlichtingen

1.Indien een lid van het algemeen bestuur over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in artikelen 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, wordt een verzoek daartoe, door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het dagelijks bestuur of de voorzitter.

2.De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

3.De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

4.De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de

antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 41 Rondvraag

Voor de sluiting van de vergadering wordt gelegenheid geboden vragen te stellen over niet op de agenda voorkomende onderwerpen. Deze onderwerpen dienen voor de aanvang van de vergadering bij de secretaris te zijn aangemeld.

Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42 Verslag en verantwoording

  • 1

    Een lid van het algemeen bestuur, een lid van het dagelijks bestuur, de voorzitter of de secretaris, die door het algemeen bestuur is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door het algemeen bestuur gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin het algemeen bestuur een van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 6 Besloten vergadering

Artikel 43 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 44 Verslag

Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

1

Artikel 45 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 37, derde en vierde lid, van de Waterschapswet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

Artikel 46 Opheffing geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Het algemeen bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Hoofdstuk 7 Toehoorders en pers

Artikel 47 Toehoorders en pers

1.De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48 Geluid- en beeldregistraties

1.Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering van het algemeen bestuur geluiddan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

2.Het algemeen bestuur kan besluiten dat zijn vergaderingen met behulp van internet kunnen worden gevolgd.

Artikel 49 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 50 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt direct na vaststelling in werking.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân vastgesteld bij besluit van de Voorbereidingscommissie d.d. 27 maart 2003 en gewijzigd bij besluit van het voorlopig algemeen bestuur d.d. 21 augustus 2003.

  • 3.

    Dit reglement wordt aangehaald als “Reglement van orde algemeen bestuur Wetterskip Fryslân”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân,

van 10 februari 2009.

Ir. P.A.E. van Erkelens,

dijkgraaf.

Drs. M.M. van Akkeren RC

secretaris-directeur.