Organisatie | Lelystad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwverordening |
Citeertitel | Bouwverordening gemeente Lelystad 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage A Matrix rolverdeling welstandsbeoordeling Bijlage B Protocol ambtelijke welstandstoets Kaart bebouwde kom |
Het historisch overzicht van de regeling is mogelijk niet compleet.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2017 | 01-01-2016 | 29-11-2018 | artikel 2.5.5, 2.5.7, 9.1, 9.4, 9.5, bijlage 9 | 07-03-2017 | 170000655 |
01-04-2012 | 01-04-2012 | 01-01-2016 | diverse wijzigingen i.v.m. inwerkingtreding Bouwbesluit 2012 en wijziging Woningwet | 03-09-2013 Flevopost, 2-10-2013 | Nr. Z12-249993 |
01-10-2010 | 01-10-2010 | 01-04-2012 | diverse wijzigingen i.v.m. inwerkingtreding Wabo | 05-10-2010 Flevopost, 27-10-2010 | Nr. B10-03824 |
26-11-2009 | 01-10-2010 | diverse wijzigingen | 01-09-2009 Flevopost, 18-11-2009 | Nr. B08-10150 | |
15-02-2007 | 26-11-2009 | diverse wijzigingen | 25-01-2007 Flevopost, 7-2-2007 | Nr. B06-01871 | |
12-10-2005 | 15-02-2007 | - | 08-09-2005 Flevopost, 5-10-2005 | Nr. B05.01073 | |
01-09-1993 | nieuwe regeling | 11-02-1993 Stadsbulletin, 23-7-1993 | No. 56356 |
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen)
Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen (vervallen)
Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om
Artikel 2.1.7 Bouwregistratie (vervallen)
Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (vervallen)
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedebouwkundige bepalingen (vervallen)
Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblus-voorzieningen (vervallen)
Artikel 2.5.3A Brandweeringang(vervallen)
Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen)
Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn
Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
Artikel 2.5.11 Ligging achtergevelrooilijn
Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijdingen van de achtergevelrooilijn
Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn (alternatief 1)
Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn (alternatief 1)
Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen (alternatief 1)
Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken (alternatief 1)
Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijdingen van de toegelaten bouwhoogte
Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (alternatief 2)
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheids- installaties, aansluiting op de nutsvoorzieningen en weren van schadelijk en hinderlijk gedierte
Hoofdstuk 7a Kamerverhuurpanden
Artikel 7a.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 7a.2 Gebruiksvergunning kamerverhuurpand (vervallen)
Artikel 7a.4 Verbodsbepaling kamers
Artikel 7a.5 Aanvraag gebruiksvergunning kamerverhuur (vervallen)
Artikel 7a.6 In behandeling nemen (vervallen)
Artikel 7a.7 Termijn van beslissing (vervallen)
Artikel 7a.8 Beslissing op de aanvraag (vervallen)
Artikel 7a.9 Geldingsduur van de gebruiksvergunning kamerverhuur (vervallen)
Artikel 7a.10 Intrekken gebruiksvergunning kamerverhuur (vervallen)
Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie
Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie
Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur (vervallen)
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
Artikel 9.5 Termijn van advisering
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken (vervallen)
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning (vervallen)
Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen (vervallen)
Artikel 10.3 Overdragen vergunningen (vervallen)
Artikel 10.4 Overdragen mededeling (vervallen)
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen)
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.1 Strafbare feiten (vervallen)
Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek (vervallen)
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen (vervallen)
Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen)
Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen)
Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning (vervallen)
Bijlage 2 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning (vervallen)
Bijlage 3 Gebruikseisen voor bouwwerken (vervallen)
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties (vervallen)
Bijlage 5 Toegestane hoeveelheid brandgevaarlijke stoffen (vervallen)
Bijlage 6 Opslag brandgevaarlijke stoffen (vervallen)
Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen (bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6) (vervallen)
Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest (vervallen)
Bijlage 9 Reglement voor de welstandscommissie
Bijlage 10 Tabel 2.6.1 behorende bij artikel 2.6.1 (brandmeldinstallaties) (vervallen)
Bijlage 11 Tabel 2.6.5 behorende bij artikel 2.6.5 (ontruimingsinstallatie) (vervallen)
Bijlage 12 Tabel 2.6.8 behorende bij artikel 2.6.8 (vluchtrouteaanduiding) (vervallen)
Bijlage 13 Eisen gebruiksvergunning kamerverhuur
Bijlage 14 Gewijzigde kaart bebouwde kom
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
1 In deze verordening wordt verstaan onder:
2 In deze verordening wordt mede verstaan onder:
Artikel 1.2 Termijnen (vervallen)
Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente
1 Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:
2 Als gebieden, bedoeld in het vorige lid onder a tot en met c, gelden de gebieden die op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig zijn aangegeven.
Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden
Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens (vervallen)
Artikel 2.1.3 Aanvraag bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen (vervallen)
De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van de regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II..
Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe, indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruibare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingstermijn, als bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave 2009 niet rechtvaardigen.
Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning (vervallen)
Artikel 2.1.7 Bouwregistratie (vervallen)
Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen (vervallen)
Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning (vervallen)
Paragraaf 3 Welstandstoetsing(vervallen)
Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor
de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen
betrekking heeft op een bouwwerk:
2 waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.
Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen
Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen (vervallen)
Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling
Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.
Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen (vervallen)
Artikel 2.5.3A Brandweeringang (vervallen)
Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten (vervallen)
Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn
langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van het bestaande hoofdgebouw: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van het bestaande hoofdgebouw, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.7 is het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.
Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op:
1 ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten;
2 stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens van de weg met niet meer dan 0,3 m overschrijden.
Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn.
1 In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg
In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
a gebouwen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;
de gronden gelegen tussen de Markerwaarddijk, de Houtribweg, de Museumweg en de Helling en de Oostvaardersdijk (het Museumkwartier) voorzover het gaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te behoeve van educatieve, museale, recreatieve en toeristische doeleinden en ten behoeve van detailhandelsdoeleinden voorzover bestaande uit fabrieksverkoop rechtstreeks aan de consument.
Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken
1 Een naar de weg gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst.
2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in:
3 Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken – over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil – worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn.
4 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid voor:
Artikel 2.5.11 Ligging achtergevelrooilijn
1 De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;
in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;
2 Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing – in het belang van de toetreding van daglicht – over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.
3 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, voor zover de aard, de indeling en het gebruik van de gebouwen in de hoekbebouwing dit toelaten.
Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.13 is het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing op:
onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist;
1 ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten;
2 terrassen, bordessen en bordestreden;
De gronden gelegen tussen de Markerwaarddijk, de Houtribweg, de Museumweg en de Helling en de Oostvaardersdijk (het Museumkwartier) voorzover het gaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te behoeve van educatieve, museale, recreatieve en toeristische doeleinden en ten behoeve van detailhandelsdoeleinden voorzover bestaande uit fabrieksverkoop rechtstreeks aan de consument.
Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:
Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen
1 Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die:
2 De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 2.5.13, en de balkons en veranda’s buiten beschouwing blijven.
3 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:
1 een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig;
2 het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erf van redelijke afmetingen tot stand wordt gebracht;
3 bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woongebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd.
Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen
1 Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als dienstwoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van ten minste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan.
2 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid:
Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken
1 De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
2 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen
1 Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 12, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten.
2 van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein.
Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen
1 Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.
2 Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist worden gebouwd.
3 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking:
Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn (alternatief 1)
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de voorgevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met:
2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstand tussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot de hoogte welke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek af gelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de smalle weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.
3 De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn.
4 Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de grootste toegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende rooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen.
Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn (alternatief 1)
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 bedraagt de maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist in het vlak door de achtergevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met:
2 De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse van het bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke 5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen de achtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten tot de dichtstbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.
3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de maximale hoogte van een bouwwerk in het vlak door de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan de maximale hoogte in de aangrenzende 5 meter van een aanliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok.
4 Indien het terrein achter de achtergevelrooilijn lager dan straatpeil ligt, moet de in het eerste lid bedoelde hoogte worden verminderd met een maat, gelijk aan het verschil tussen het straatpeil en het peil van het onderhavige terrein ter plaatse van de achtertoegang bij voltooiing van de bouw.
Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn
1 Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt – onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 – de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.5.21, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.
2 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mits de zijgevel niet hoger is dan de voorgevel.
Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen (alternatief 1)
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 2.5.24 mag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de – krachtens de artikelen 2.5.20 en 2.5.21 – maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:
2 Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de – krachtens artikel 2.5.22 – maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.
Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken (alternatief 1)
1 De hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist. mag niet meer bedragen dan 15 meter.
2 Indien het bouwwerk aan meer dan een weg grenst en deze wegen op verschillende hoogten liggen, geldt de hoogte ten opzichte van de laagst gelegen weg.
Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen
1 De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.5.3 of artikel 2.5.14 toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat – uitgaande van een goothoogte van genoemde maat – daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.
2 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de aard en de ligging van de omringende bebouwing hiervoor geen beletsel vormen.
Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken
1 De hoogte van een bouwwerk of van een gevel of van een ander buitenvlak van een bouwwerk moet worden gemeten ten opzichte van straatpeil.
2 De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.5.27, onder d, en artikel 2.5.28, onder h, i, j en k, moeten – voor zover zij de maximale hoogte overschrijden – buiten beschouwing worden gelaten.
Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte
Het bepaalde in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 is niet van toepassing op:
topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zij niet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel gemeten, niet groter is dan het product van de breedte van de topgevel en de maximale bouwhoogte ter plaatse;
Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte
In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeld in de artikelen 2.5.20, eerste lid, 2.5.21, eerste en derde lid, 2.5.22, eerste lid, 2.5.23 en 2.5.24 kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het bepaalde in artikel 2.5.20, eerste lid, artikel 2.5.21, eerste en derde lid, artikel 2.5.22, eerste lid, artikel 2.5.23 en artikel 2.5.24 ten behoeve van:
1 de bestaande belendende gebouwen de maximale bouwhoogte overschrijden en de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat;
2 bij het overschrijden van bestaande uitwendige hoogteafmetingen andere hoogteafmetingen kleiner worden dan de bestaande;
dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meer dan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfscheiding niet minder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, die tot verschillende gebouwen behoren;
Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid
1 In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.5.8, 2.5.14 en 2.5.28, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwen met overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:
Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (alternatief 2)
1 Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
2 De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s.
Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
3 Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
4 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste en het derde lid:
Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen (vervallen)
Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen (vervallen)
Hoofdstuk 3 De melding (vervallen)
Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk (vervallen)
Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, brandveiligheids- installaties, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte (vervallen)
Hoofdstuk 6 Brandveilig gebruik (vervallen)
Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen (vervallen)
Hoofdstuk 7a Kamerverhuurpanden
Artikel 7a.1 Begripsomschrijvingen
inspectierapport: een namens burgemeester en wethouders opgesteld rapport waarin staat aangegeven in hoeverre een kamerverhuurpand aan de eisen uit bijlagen 3 en 4 van de verordening voldoet. In het rapport staat zo nodig aangegeven welke voorzieningen getroffen moeten worden om een kamerverhuurpand in overeenstemming te brengen met de eisen in bijlage 13 van de toelichting behorende bij deze de verordening.
Artikel 7a.2 Gebruiksvergunning kamerverhuurpand
Voor het in gebruik nemen van een kamerverhuurpand worden, onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 6 en 7 van deze verordening, eisen vastgesteld, die in het kader van de veiligheid, alsmede de gezondheid, de reinheid en hygiëne van de gebruikers van dat kamerverhuurpand en de omgeving noodzakelijk zijn. Deze gebruikseisen zijn vermeld in bijlage 13 behorende bij deze de verordening.
Artikel 7.a.4 Verbodsbepaling kamers
Het is verboden een kamer te bewonen met of toe te staan dat een kamer wordt bewoond door meer dan één persoon per 12 m2 indien artikel 2.1, lid 1, van bijlage 13 van toepassing is of per 8 m2 indien artikel 2.1, lid 2 onder a, van toepassing is.
Artikel 7a.5 Aanvraag gebruiksvergunning kamerverhuur
Artikel 7a.6 In behandeling nemen
Artikel 7a.7 Termijn van beslissing
Artikel 7a.8 Beslissing op de aanvraag
Artikel 7a.9 Geldingsduur van de gebruiksvergunning kamerverhuur
Artikel 7a.10 Intrekken gebruiksvergunning kamerverhuur
Artikel 7a.11 Verplicht aanwezige bescheiden
Hoofdstuk 8 Omgevingsvergunning voor het slopen (vervallen)
Artikel 9.1 De advisering door de welstandscommissie
1 De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a jo. artikel 2.10 van de Wabo.
2De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan de welstandscommissie met uitzondering van de ambtelijke welstandstoets.
3. Het advies wordt gebaseerd op de in de welstandsnota genoemde welstanscriteria.
Artikel 9.2 Samenstelling van de welstandscommissie
Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur
Artikel 9.4 Jaarlijkse verantwoording
Artikel 9.5 Termijn van advisering
Artikel 9.6 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.
Artikel 9.7 Afdoening onder verantwoordelijkheid
De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.
Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
1 De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.
2 Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Artikel 9.9 Uitsluiting van gebieden en categorieën bouwwerken
Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen
Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning (vervallen)
Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen (vervallen)
Artikel 10.3 Overdragen vergunningen (vervallen)
Artikel 10.4 Overdragen mededeling (vervallen)
Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen (vervallen)
Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening – of in de bij deze verordening behorende bijlagen – wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 11 Handhaving (vervallen)
Hoofdstuk 12 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek
Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen
Artikel 12.4 Overgangsbepaling (aanvragen om) gebruiksvergunning (vervallen)
Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding (vervallen)
Artikel 12.6 Algemene overgangsbepalingen
Op een aanvraag om bouwvergunning, ontheffing of toestemming of een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend vóór 1 april 2012 en waarop dit tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Bijlage 4 Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet-gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties
Bijlage 7 Kwaliteitseisen voor buizen en hulpstukken van de buitenriolering op erven en terreinen (bijlage als bedoeld in artikel 2.7.6)
Bijlage 8 Checklist voor de visuele inspectie van woningen en daarmee vergelijkbare bouwwerken op de aanwezigheid van asbest
Bijlage 9 Reglement voor de welstandscommissie
De commissie als bedoeld in artikel 9.2 van de Bouwverordening gemeente Lelystad draagt de naam “Welstandscommissie van de gemeente Lelystad”, hierna aangeduid met “de welstandscommissie”.
Artikel 2 Taakomschrijving welstandscommissie
De welstandscommissie brengt gevraagd of ongevraagd en met inachtneming van Hoofdstuk 9 van de Bouwverordening van de gemeente Lelystad schriftelijk advies uit aan het college van de gemeente Lelystad over de toepassing van de voorschriften omtrent welstand zoals bepaald in de Woningwet en de Bouwverordening gemeente Lelystad ten aanzien van:
onderwerpen aangaande de welstand of aangelegenheden, die voor het uiterlijk aanzien en de beleving van de gemeente van belang kunnen zijn of kunnen worden, zoals bij in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, het vaststellen, wijzigen of intrekken van stedenbouwkundige plannen, beeldkwaliteitplannen en andere relevante beleidsstukken.
Artikel 3 Samenstelling van de welstandscommissie
De welstandscommissie bestaat uit vier vaste leden, onder wie de voorzitter en de secretaris. In de commissie hebben altijd deskundigen zitting op het gebied van architectuur, stedenbouw, monumenten en aanverwante gebieden. Bij afwezigheid van één of meer van deze leden worden deze vervangen door de gelijktijdig met de leden aangestelde plaatsvervangers.
Artikel 4 Benoeming en zittingsduur
Voor de benoeming en zittingsduur van de commissieleden wordt verwezen naar artikel 12b van de Woningwet.
Artikel 5 Sollicitatieprocedure
Het werven van een nieuw (plaatsvervangend) lid gebeurt door middel van de daarvoor geldende sollicitatieprocedure dan wel in uitbesteding conform een daartoe strekken besluit van het college.
Artikel 6 Werkwijze en taakverdeling
De adviestaken van de welstandscommissie zijn verdeeld in twee categorieën. Er is sprake van adviestaken door de welstandscommissie als geheel en adviestaken door de secretaris. De secretaris is onder voorwaarden bevoegd plannen goed te keuren of af te keuren, en aan burgemeester en wethouders voor een bepaald gebied of object gemandateerd adviezen uit te brengen. Hij is gebonden aan dezelfde toetsingscriteria als de commissie als geheel.
De vergadering van de welstandscommissie wordt bijgewoond door alle leden van de welstandscommissie, waaronder de voorzitter en de secretaris. Ter ondersteuning van de welstandscommissie zijn vertegenwoordigers van de afdeling Dienstverlening en een stedenbouwkundige aanwezig. De vergadercyclus van de commissie bedraagt twee weken.
De ambtelijke toetsing aan de redelijke eisen van welstand kan door de welstandscommissie worden ondersteund. In die gevallen waarin geen welstandsadvies van de commissie nodig wordt gevonden, maar twijfel ontstaat bij de ambtelijke toetser, kan de betreffende ambtenaar besluiten het dossier alsnog voor te leggen aan de welstandscommissie voor advies.
Artikel 7 De welstandscommissie
Artikel 8 De gemandateerde secretaris
1.De daartoe gemandateerde secretaris beslist zelfstandig over en baseert zijn besluit op bouwplannen waarop de welstandsnota, beeldkwaliteitsplannen en de zgn. ‘sneltoetscriteria’ van toepassing zijn.
Artikel 10 Openbaarheid en mondelinge toelichting
De behandeling door de welstandscommissie van aanvragen voor omgevingsvergunningen is openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt minimaal 2 werkdagen van te voren bekend gemaakt en ligt ter inzage bij de Publieksbalie in het stadhuis. Indien het college van de gemeente Lelystad –al dan niet op verzoek van de aanvrager- een verzoek doet tot niet-openbaar overleg, dan dient het college o.g.v. artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur daaraan klemmende redenen ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de toelichtingen, beraadslagingen, beoordelingen, adviezen en verslagen.
Akkoord: de commissie is van oordeel dat het plan volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Een dergelijk positief advies wordt niet nader gemotiveerd. De welstandscommissie kan in haar advies eventuele collegiale opmerkingen opnemen. Deze opmerkingen moeten worden gekwalificeerd als een vrijblijvend advies;
Niet akkoord: de commissie is van oordeel dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een negatief welstandsadvies wordt met redenen omkleed. De commissie kan in een negatief advies aangeven hoe het desbetreffende plan wel aan de redelijke eisen van welstand kan voldoen, maar is daartoe niet verplicht.
Artikel 13 Niet betrokken zijn bij plan
De leden van de welstandscommissie die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins bij een door de welstandscommissie te beoordelen bouwplan betrokken zijn, onthouden zich van elke betrokkenheid bij de beoordeling en verslaglegging daarvan en zijn bij de behandeling, beoordeling, beraadslaging en advisering niet in de vergadering aanwezig.
Artikel 14 Aanvaarden van opdrachten
Leden van de welstandscommissie mogen geen opdrachten aanvaarden tot het verbeteren van een door de welstandscommissie behandeld bouwplan of tot het maken van een nieuw ontwerp hiervan.
De leden van de welstandscommissie en de personen, genoemd in artikel 6, leden 2 en 4 van dit reglement, zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in de uitoefening van hun functie ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt of hen uitdrukkelijk is opgelegd door of namens het college van de gemeente Lelystad.
Als een welstandscommissie van buiten Lelystad een verzoek doet tot het uitbrengen van een second opinion over een bouwplan uit een andere gemeente zal de welstandscommissie haar medewerking hieraan verlenen, tenzij deze commissie van oordeel is dat een zorgvuldige advisering niet mogelijk is. De behandeling van een dergelijk verzoek zal altijd plaatsvinden in de vergadering van de commissie en op dezelfde wijze worden verwerkt als de overige bouwplannen.
Artikel 17 Jaarlijkse verantwoording
In het jaarverslag kunnen aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.
2.Het jaarverslag wordt namens de welstandscommissie opgesteld door de secretaris.
3. De ambtelijk coördinator welstandsbeleid verstrekt de gegevens ten behoeve van de ambtelijke welstandsadviezen en de welstandssecretaris neemt deze op in het jaarverslag.
De voorzitter van de welstandscommissie voert ten minste eenmaal per jaar overleg met de verantwoordelijke portefeuillehouder over het toegepaste welstandsbeleid.
Artikel 19 Jaarlijkse excursie
De secretaris organiseert jaarlijks een excursie voor de leden van de welstandscommissie en de raad. Tijdens deze excursie worden bouwprojecten bezocht die interessant zijn in het kader van de welstandsadvisering.
Honorering en onkostenvergoeding
Bij niet-uitbesteding genieten de leden en de plaatsvervangende leden van de welstandscommissie voor het bijwonen van vergaderingen en voor overige werkzaamheden die zij als lid van de welstandscommissie op verzoek van of namens het college van de gemeente Lelystad verrichten, een honorering overeenkomstig het uurtarief opgenomen in de door de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) opgestelde richtlijnen.
Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit reglement treedt na openbare bekendmaking in werking op de eerste van de maand volgend op die van publicatie en kan worden aangehaald als “Reglement voor de welstandscommissie”.
(bijlage als bedoeld in artikel 7a.3 en 7a.4 van de Bouwverordening)
Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden aanvraag gebruiksvergunning kamerverhuurpand (artikel 7a.4)
Artikel 1.2 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden
1 De in een kamerverhuurpand gelegen kamers moeten een vloeroppervlakte hebben van tenminste 12 m2;
2 Het college verleent ontheffing van het bepaalde in lid 1 indien:
In een kamerverhuurpand moet voor elke vijf bewoners ten minste één afsluitbare toiletruimte aanwezig zijn welke voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, bestaande bouw.
In een kamerverhuurpand moet voor elke acht bewoners ten minste één afsluitbare badruimte aanwezig zijn welke voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, bestaande bouw.
1 In een kamerverhuurpand moeten een aanrecht en een opstelplaats voor een kooktoestel aanwezig zijn hetzij in een aparte keukenruimte dan wel in het voor gemeenschappelijk gebruik bestemd vertrek. De opstelplaats dient te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit, bestaande bouw.
2 Zijn een aanrecht en een opstelplaats voor een kooktoestel in een aparte keukenruimte (verblijfsruimte) gelegen, dan moet deze een vloeroppervlakte hebben van ten minste 5 m2, waarvan de breedte ten minste 1,8 en de hoogte boven die oppervlakte ten minste 2,4 m is.
De vloeroppervlakte van ten minste 5 m2 te rekenen tot en met 4 personen. Voor elke extra bewoner moet de vloeroppervlakte van 5 m2 met ten minste 1 m2 worden vergroot. De eisen van het Bouwbesluit, bestaande bouw, zijn hier van toepassing.
In een kamerverhuurpand moet een voorziening voor warm water aanwezig zijn welke voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, bestaande bouw.
Daar waar in het Bouwbesluit en/of de Bouwverordening “woning” wordt genoemd “kamerverhuurpand” moet worden gelezen.
1 Een flessengasinstallatie voor verwarming of kookdoeleinden is niet toegestaan. Aanwezigheid van flessengas voor andere doeleinden is eveneens niet toegestaan.
2 Het is uitsluitend toegestaan om een kooktoestel te plaatsen in de aparte keukenruimte dan wel in het voor gemeenschappelijk gebruik bestemd vertrek.
1 De exploitant draagt er zorg voor dat ten minste eenmaal per jaar door een ter zake kundige het nodige onderhoud wordt verricht en een controle wordt gehouden op de reinheid en de goede werking van en zo nodig reparaties worden verricht aan de in het pand aanwezige voorzieningen..
2 De met controle belaste ambtenaren kunnen tijdstippen bepalen en de wijze aangeven waarop een en ander wordt beproefd.