Organisatie | Wetterskip Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Nadeelcompensatieverordening |
Citeertitel | Nadeelcompensatieverordening |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | schadevergoeding |
Geen
Waterschapswet art. 56, 77 en 78
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 03-12-2019 | nieuwe regeling | 22-12-2009 Leeuwarder courant en Friesch Dagblad | Onbekend | |
01-01-2010 | Onbekend | 22-12-2009 Leeuwarder courant en Friesch Dagblad | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
bestuur: het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;
schade: schade als bedoeld in artikel 7.14 of artikel 7.15 van de Waterwet;
verzoek: een verzoek om een schadevergoeding als bedoeld in artikel 2 of om een voorschot als bedoeld in artikel 6;
verzoeker: degene die een verzoek om vergoeding van schade indient bij het bestuur;
De commissie stelt binnen zes maanden na ontvangst van de adviesaanvraag een
schriftelijk concept-advies op. Indien het betreft een verzoek wegens gebouwschade
door peilwijzigingen kan het bestuur de adviestermijn verlengen zodanig dat de com-
missie kan beschikken over grondwaterstandswaarnemingen gedurende één zomer-
periode. In dat geval doet het bestuur daarvan mededeling aan het de verzoeker.
De commissie zendt het concept-advies toe aan het bestuur en aan de verzoeker en
nodigt partijen uit voor een hoorzitting. De hoorzitting wordt gehouden binnen zes
weken na verzending van het concept-advies. De uitnodiging voor de zitting wordt
verzonden tenminste twee weken voor de datum van de zitting.
Het voorschot wordt alleen verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot terugbetaling wanneer op grond van het definitieve besluit van het bestuur omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.
Het bestuur beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het definitieve advies van de commisie, op het verzoek. De beslissing wordt de verzoeker binnen twee weken na de beslissing toegezonden.
De nadeelcompensatieverordening die gold voor 22 december 2009 blijft van toepassing op de voorbereiding en vaststelling van een besluit op een voor die datum gedaan verzoek om schadevergoeding.
Artikel 7.14 van de Waterwet bevat een algemene regeling die voorziet in de vergoeding van schade als gevolg van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer. Wie dus schade lijdt kan zich op dit artikel beroepen. Voorbeelden van schade zijn: schade (aan gebouwen) door peilwijzigingen, door baggerwerkzaamheden, door de toepassing van gedoogplichten zoals in gebruikneming van waterbergingsgebieden of de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk. Artikel 7.14 heeft niet alleen betrekking op schade die uit de toepassing van de Waterwet voortvloeit maar ook op de uitoefening van taken die zowel op de wet als op een verordening zoals de keur berusten.
Artikel 7.15 is een specifieke schadevergoedingsregeling voor schade bij waterberging. Het artikel is geen zelfstandige grondslag voor vergoeding van schade in verband met wateroverlast en overstroming maar is een nadere uitwerking van artikel 7.14. In artikel 7.15 is uitdrukkelijk geregeld dat ook schade door wateroverlast of overstroming in aanmerking komt voor vergoeding krachtens artikel 7.14. Dit betekent niet dat elke vorm van wateroverlast recht geeft op vergoeding van schade. Uit de samenhang tussen de artikelen 7.14 en 7.15 volgt dat de wateroverlast of overstroming het gevolg moet zijn van overheidshandelen.
Naast de schadevergoedingsregeling van artikel 7.14 kent de Waterwet enkele specifieke schaderegelingen nl een regeling voor schade toegebracht aan waterstaatswerken (artikelen 7.21 e.v.) en een schadevergoedingsregeling in verband met grondwateronttrekkingen (artikel 7.18 e.v).
De schadevergoedingsregelingen in de wet zijn bedoeld als uitputtende regelingen zodat aanvullende regeling van het recht op schadevergoeding bij verordening zoals een keur of een provinciale verordening niet mogelijk is.
De waterschappen zijn echter wel bevoegd om voor de verschillende schadesoorten beleids- regels op te stellen waarin het begrip schade wordt geconcretiseerd. Het waterschap heeft beleidsregels vastgesteld voor verschillende schadesoorten (schade door inundatie van waterbergingsgebieden, schade door baggerwerkzaamheden en gebouwschade door peilbe- heer).
De waterschappen zijn bevoegd om ter uitvoering van artikel 7.14 een verordening op te stellen met regels van procedurele aard. Artikel 7.14 lid 2, 2e zin, luidt alsvolgt: “bij of krachtens algemene maatregel van bestuur dan wel verordening van provincie of waterschap kunnen regels worden gesteld omtrent de inrichting, indiening en motivering van een verzoek tot schadevergoeding”. De onderhavige verordening is een verordening als bedoeld in artikel 7.14, lid 2, 2e zin. Het is een procedurele regeling die van toepassing is op alle verzoeken om schadevergoeding die bij het waterschap op grond van artikel 7.14 of artikel 7.15 worden ingediend. De regels van de nadeelcompensatieverordening hebben geen betrekking op de toepassing van de in de inleiding genoemde specifieke schaderegelingen voor schade aan waterstaatswerken en schade wegens onttrekken van grondwater.
In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, handelend over het aanvragen van een beschikking.
Het artikellid schrijft voor dat een aanvraag om een beschikking schriftelijk moet worden gedaan. Aan de eis van schriftelijkheid is ook voldaan indien een aanvraag langs elektronische weg wordt gedaan.
Het artikellid bepaalt aan welke eisen een aanvraag moet voldoen. Het noemt een aantal formele en materiële eisen. Bij de materiële eisen gaat het om gegevens die naar het oordeel van de aanvrager de aanvraag met argumenten onderbouwen en om gegevens die het waterschap nodig heeft om zich een beeld van de betrokken belangen te vormen.
Uit artikel 3: 2 van de Algemene wet bestuursrecht vloeit voort dat op het bestuursorgaan de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen, maar het bestuursorgaan kan binnen redelijke grenzen daarvoor een beroep doen op de aanvrager. Welke gegevens nodig zijn voor een verantwoorde beslissing hangt af van het concrete geval.
In dit lid wordt bepaald welke de gevolgen zijn van het in strijd met de voorschriften van deze regeling indienen van een verzoek tot schadevergoeding. Het bevoegd gezag is verplicht de verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn gebrekkige verzoek te herstellen binnen een termijn van zes weken na kennisgeving van het verzuim.
In dit artikel wordt bepaald dat een verzoek niet zal worden behandeld indien het niet is ingediend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2. Het artikel sluit aan bij artikel 4:5 van de Awb.
Het ontbreken van gegevens of bescheiden kan alleen leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, indien het niet mogelijk is zonder die gegevens of bescheiden op de aanvraag te beslissen. Indien direct of bij een inhoudelijke beoordeling blijkt dat de aanvraag niet voor inwilliging vatbaar is komt de bepaling niet voor toepassing in aanmerking; er behoort dan een inhoudelijke beslissing tot afwijzing te volgen.
De Algemene wet bestuursrecht voorziet niet in de mogelijkheid een verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Wanneer de verzoeker bv geen belanghebbende is dient een afwijzing te volgen. Deze afwijzende beslissing levert geen besluit op en is dus niet vatbaar voor bezwaar en beroep. De afwijzende beslissing op een verzoek van een niet-belanghebbende is geen afwijzing van een aanvraag.
Het besluit van het bevoegd gezag om een verzoek niet in behandeling te nemen is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen het besluit staat bezwaar en beroep open. Tegen het besluit van het bestuursorgaan om aanvulling van gegevens te vragen staat bezwaar en beroep niet open. De aanvrager kan weigeren de aanvullende gegevens te verschaffen en tegen de daarop volgende beslissing om de aanvraag niet te behandelen of de inhoudelijke beslissing bezwaar te maken.
Het bestuur benoemt een adviescommissie die het bestuur adviseert over verzoeken om schadevergoeding. De adviescommissie bestaat uit drie leden die onafhankelijk zijn d.w.z. niet onder het gezag van het bestuursorgaan staan. Ook mag er geen sprake zijn van belangenverstrengeling. Wanneer de onafhankelijkheid niet gewaarborgd is, kan het bestuur het betreffende lid ontheffen van zijn taak. Indien een lid in een concrete zaak niet onafhankelijk is, zal hij zich onthouden van stemming.
Aan de commissie wordt opgedragen de advisering over verzoeken om schadevergoeding met uitzondering van de verzoeken die naar het oordeel van het bestuur kunnen worden toe- of afgewezen zonder advisering. Het waterschap kan besluiten zonder advies bv als het betreft schade waarvoor duidelijke regels vastliggen in beleidsregels, bv schade door baggeren of onderhoud. In dat geval is er wel onderzoek nodig maar de zaak ligt zo duidelijk dat extern advies achterwege kan blijven. De hoogte van de vergoeding volgt direct uit de beleidsregel.
De regels die het bestuur kan stellen kunnen betrekking hebben bv op de werkwijze van de commisie of de honorering.
De commissie adviseert het bevoegd gezag over het verzoek om schadevergoeding en stelt daartoe een onderzoek in. Het onderzoek zal in het algemeen betrekking hebben op: het causaal verband, de omvang van de schade en de hoogte van de schadevergoeding.
Niet alle schade komt voor vergoeding in aanmerking en àls de schade wordt vergoed zal dat in het algemeen niet de volledige schade zijn. Het schadevergoedingsrecht kent nl verschil- lende uitsluitingen en beperkingen. Dit ligt ook besloten in de tekst van lid 1: “voorzover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven”. Enkele beperkingen en uitsluitingen zijn in de wet zelf genoemd, nl verjaring en het “anderszins verzekerd zijn” van de schade.
Kosten inschakeling deskundige door de verzoeker
Indien de verzoeker een deskundige heeft ingeschakeld en daarvoor kosten maakt, adviseert de commissie hierover. De gemaakte deskundigenkosten worden niet vergoed, tenzij het redelijk is dat een deskundige wordt ingeschakeld en voorzover de gemaakte kosten redelijk zijn; het dubbele redelijkheidscriterium uit de rechtspraak. In het geval een commissie adviseert zal voor vergoeding van deskundigenkosten alleen bij hoge uitzondering reden zijn omdat de commissie onafhankelijk is en dus objectief adviseert.
Het bepaalde in dit lid ligt in het verlengde van artikel 2, lid 3. Lopende het onderzoek kunnen gegevens en bescheiden nodig zijn waarover de verzoeker beschikt.
De verzoeken betreffen uiteenlopende schades. Denkbaar is dat de commissie niet voldoende geëquipeerd is voor de behandeling van een schadeverzoek en anderen nodig heeft voor de voorbereiding van een advies. In dat geval kan de commissie advies vragen van deskundigen. In sommige gevallen zal een onderzoek ter plaatse nodig zijn (zie hierna lid 4). De kosten zijn voor rekening van het waterschap.
Bij verzoeken om schadevergoeding wegens gebouwschade door peilwijziging zullen gedurende een bepaalde periode grondwaterstandsmetingen moeten worden gedaan om te kunnen vaststellen of schade aan het gebouw is veroorzaakt door een peilverlaging. De commissie zorgt voor plaatsing van peilbuizen. In veel gevallen zal de termijn van zes maanden niet gehaald kunnen worden.
De mogelijkheid van een voorschot bestaat ingevolge artikel 4:95 Wet algemene bepalingen bestuursrecht indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een schadevergoeding zal worden vastgesteld.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het bestuur ten aanzien van het verlenen van voorschotten een terughoudend beleid kan voeren. Verlangd kan worden dat aannemelijk wordt gemaakt dat het gevraagde voorschot voor de aanvrager op korte termijn noodzakelijk is om onvermijdelijke uitgaven te kunnen doen waartoe hem anders de middelen ontbreken en waarvoor niet langs een andere weg een oplossing kan worden gevonden. Een bepaling van deze strekking is in de verordening opgenomen.
Artikel 4:95, lid 6, van de Awb bepaalt dat aan de beschikking tot verlening van een voorschot voorschriften kunnen worden verbonden. Artikel 6, lid 4, geeft hieraan invulling door te bepalen dat geen voorschot wordt verleend als de verzoeker niet schriftelijk de verplichting aanvaardt tot terugbetaling in het geval het voorschot ten onrechte is verstrekt. Hierbij kan ook het stellen van zekerheid worden gevraagd bv een bankgarantie.
Het bestuur beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het definitief advies, op het verzoek om schadevergoeding of voorschot. De beslissing wordt de verzoeker zo spoedig mogelijk toegezonden. Uit artikel 4:87 van de Awb volgt dat betaling plaatsvindt binnen zes weken na het bekend worden van de beslissing, tenzij de beslissing een ander tijdstip vermeldt. In veel gevallen zal in het schrijven waarmee de beslissing wordt toegezonden een bankrekeningnummer worden gevraagd; het tijdstip van betaling zal dan afhankelijk van opgave hiervan zijn.
Het artikel ziet niet op de situatie dat een aanvraag wordt toe- of afgewezen zonder advies van de commissie. Indien de commissie niet is ingeschakeld zijn de artikelen 4:13 en 4:14 van de Awb van toepassing.
In artikel 7 worden de gevallen genoemd waarin het waterschap een schadevergoeding of een voorschot zal terugvorderen. Gedacht moet dan worden aan de situatie dat ten tijde van het besluit tot toekenning niet alle feiten bekend waren, dat verzoeker onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel dat de hoogte onjuist was en de verzoeker dit wist of behoorde te weten. Teveel betaalde bedragen moeten ingevolge artikel 4:87 Awb worden terugbetaald zes weken nadat de terugvorderingsbeschikking is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3.3 van de Invoeringswet Waterwet treden de bepalingen van de Waterwet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Inwerkingtreding van de voor de verordening relevante bepalingen vindt plaats op 22 december 2009. De verordening zal daarom ook op 22 december 2009 in werking treden.