Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 7 mei 2013, nummer 80DE8CE2, tot vaststelling van het Protocol depositiebank provincie Utrecht 2013, met het oog op de vaststelling van inzichtelijke en juridisch houdbare regels voor de werking van de stikstofdepositiebank van de Provincie Utrecht. |
Citeertitel | Protocol Depositiebank provincie Utrecht 2013 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu, natuur en landschap |
Neen.
Neen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2013 | 03-05-2014 | nieuwe regeling | 07-05-2013 Provinciaal blad, 2013, 19 | 80DE8CE2 |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 7 mei 2013, nummer 80DE8CE2, tot vaststelling van het Protocol depositiebank provincie Utrecht 2013, met het oog op de vaststelling van inzichtelijke en juridisch houdbare regels voor de werking van de stikstofdepositiebank van de Provincie Utrecht.
Gedeputeerde Staten van Utrecht;
Gelet op artikel 22 en 37, zesde lid, van de Verordening, Veehouderij, stikstof en Natura 2000 Provincie Utrecht 2012 en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat het noodzakelijk is om de stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000 gebieden en beschermde natuurmonumenten in de provincie terug te dringen en dat het tevens wenselijk is de ontwikkeling van veehouderijbedrijven in de provincie Utrecht mogelijk te maken;
Overwegende dat het noodzakelijk is om daarvoor een goedwerkende depositiebank en bijbehorend protocol te hebben;
Overwegende dat het wenselijk is om een regeling te treffen voor interimuitbreiders in de zin van artikel 37 van de verordening;
Overwegende dat er goede redenen zijn om het Protocol depositiebank 2011 in te trekken; Besluiten vast te stellen het volgende protocol:
Protocol Depositiebank provincie Utrecht 2013
De depositiebank is onderdeel van de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000 Utrecht 2012 (hierna: de verordening). De verordening beoogt:
De depositiebank is een registratie- en monitoringssysteem dat de ontwikkelingen van de N-depositie van veehouderijbedrijven registreert en via saldering de mogelijkheid biedt voor agrarische bedrijfsontwikkeling. Door te salderen wordt een door een bedrijf veroorzaakte toename van de N-depositie op een N-gevoelig habitat vereffend met de afname van de N-depositie op hetzelfde habitat als gevolg van het geheel of gedeeltelijk beeindigen van de bedrijfsvoering door (een of meer) andere bedrijven.
Salderingen ten behoeve van veehouderijen verlopen (verplicht) via de depositiebank. De depositiebank wordt door de provincie beheerd. De depositiebank faciliteert uitbreidende veehouderijen in hun (verplichte) saldering en beperkt daarmee de financiele en administratieve lasten van veehouderijen in sterke mate. Het terugdringen van deze lasten betekent een besparing voor de agrarische sector die compensatie biedt voor de kosten van de technische staleisen uit de verordening.
In artikel 22 van de verordening is opgenomen dat Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht nadere regels vaststellen over de wijze waarop de depositiebank gevuld wordt en depositierechten worden uitgegeven. Middels dit protocol geven Gedeputeerde Staten uitwerking aan het gestelde in artikel 22 van de verordening. Het Protocol depositiebank bevat regels voor de werkwijze en het gebruik van de depositiebank. Hierin wordt duidelijk hoe de depositiebank werkt, welke stappen gezet moeten worden, door wie, wanneer en onder welke voorwaarden. Voor de begripsbepaling, evenals de regels ten aanzien van saldering en de categorieen die worden onderscheiden, wordt mede verwezen naar de tekst en toelichting van de verordening. Voor de berekening van de stikstofdepositie vanuit de veebedrijven op stikstofgevoelige habitats dient gebruik gemaakt te worden van habitattypenkaarten, die op de website van de provincie Utrecht zijn te vinden.
Paragraaf 2. Procedure melding en salderingsverzoek
Het indienen van een melding en salderingsverzoek dient te worden gedaan door alle initiatiefnemers binnen de provincie Utrecht, die op of na 18 februari 2011 een nieuwe stal realiseren. Het is daarbij niet relevant of de bedrijfsontwikkeling leidt tot een toename of afname van de depositie ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie op 7 december 2004 of, bij het in bezit hebben van een geldende natuurbeschermingswetvergunning, ten opzichte van de depositie van de uitgangssituatie in die vergunning, of ten opzichte van een gedeeltelijke intrekking van de omgevingsvergunning/melding op grond van het Besluit landbouw Milieubeheer of het Activiteitenbesluit.
In het meldingsformulier geeft de initiatiefnemer aan in welke depositiecategorie het bedrijf valt en welke hoeveelheid stikstofdepositie maximaal gesaldeerd dient te worden. Dit op basis van een berekening van de maximale N-depositie in zowel de uitgangssituatie als de beoogde situatie met behulp van AAgro-Stacks of een op later tijdstip in te voeren wettelijk depositiemodel. Bepaling van de depositiecategorie vindt plaats door de hoogste depositie te berekenen ten opzichte van de afzonderlijke habitattypen in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Daarna wordt het hoogste verhoudingspercentage berekend door het quotient van de hoogste depositie op een bepaald habitattype en de Kritische Depositie Waarde (KDW) van het betreffende habitattype.
Behandeling van een verzoek tot saldering vindt plaats in volgorde van binnenkomst van het compleet ingediende en ondertekende meldingsformulier, tenzij in de verordening of dit protocol anders is bepaald. Voor de afhandeling van salderingsverzoeken is een wachtlijstregeling vastgesteld. In geval meldingen op dezelfde dag binnenkomen, bepaalt de mate van het beroep op de ruimte in de depositiebank de volgorde van behandeling. De bedrijven die het minst grote beroep doen op depositie, worden hierbij het eerst behandeld. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen verzoeken om saldering ten behoeve van een nog te realiseren/renoveren nieuwe stal en verzoeken om saldering van interimuitbreiders. Het begrip interimuitbreiders is gedefinieerd in de verordening. Verzoeken om saldering voor nieuwe stallen gaan altijd voor. Voor interimuitbreiders is een aparte regeling opgesteld in paragraaf 3.
Gedeputeerde Staten treden, voordat een besluit wordt genomen, met de initiatiefnemer in overleg over het feit dat er op dat moment voor een of meerdere habitattypen te weinig ruimte is in de depositiebank, maar dat er wel uitzicht kan zijn op vulling van de bank. Het voorstel zal dan zijn om het salderingsverzoek aan te houden en op een wachtlijst te plaatsen. Deze aanhouding vindt gescheiden plaats in de twee depositiecategorieen, namelijk voor gevallen waarvan de depositie op basis van de beoogde situatie ≤ 1% van de KDW van een stikstofgevoelige habitat bedraagt (categorie A) en een categorie > 1% van de KDW (categorie B).
Gedeputeerde Staten besluiten binnen een termijn van maximaal 8 weken of het verzoek tot saldering via de depositiebank al dan niet gehonoreerd kan worden en laten dit wetenaan de initiatiefnemer. Als gesaldeerd kan worden, wordt een hoeveelheid depositie gereserveerd in de depositiebank tot het moment dat de daadwerkelijke staluitbreiding of stalwijziging is gerealiseerd. Dan volgt het definitieve salderingsbesluit. Verzoeken om saldering van veehouderijen uit depositiecategorie C en D worden nooit gehonoreerd.
Als de melding/aanvraag wordt aangepast na verzending van het salderingsbesluit en de Natuurbeschermingswetvergunning maar voor het definitieve salderingsbesluit en tevens blijkt dat de aangepaste melding leidt tot een verdere toename van stikstof, dan gaan wij er vanuit dat het een nieuwe melding betreft en dat de eerdere melding daarmee vervalt. Gedeputeerde Staten trekken op grond daarvan het reserveringsbesluit en de Natuurbeschermingswetvergunning in. De aangepaste melding wordt als nieuwe melding beoordeeld en het salderingsverzoek sluit weer achteraan in de wachtrij. Gedeputeerde Staten nemen voor het intrekken van de besluiten nog contact op met de initiatiefnemer en geven daarbij de gelegenheid de nieuwe melding binnen 3 weken alsnog in te trekken. Als uit de aangepaste melding blijkt dat geen sprake is van een toename van depositie ten opzichte van de eerdere melding dan gaan wij voor wat betreft de datum van binnenkomst uit van de eerste melding en blijft de reservering in de depositiebank staan.
Paragraaf 3 Regeling voor interimuitbreiders
Deze paragraaf is van toepassing op interimuitbreiders, zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de verordening. Er is sprake van interim uitbreiding indien een veehouderij tussen 7 december 2004 en 18 februari 2011 is uitgebreid en daardoor in stikstofdepositie is toegenomen, waarvoor niet eerder een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is afgegeven.
Met de regeling voor interimuitbreiders wil de provincie deze gevallen zoveel mogelijk legaliseren door ze, indien mogelijk, alsnog een vergunning te verlenen voor de uitbreiding. Als een interimuitbreider niet mee wil doen aan de regeling dan zal het bedrijf met de bedrijfsvoering terug moeten gaan naar de vergunde situatie op 7 december 2004.
De provincie heeft in het kader van de regeling de, bij haar bekende, groep interimuitbreiders een brief gestuurd met het verzoek gegevens aan te leveren. Via de in de brief genoemde website kan een verzoek worden gedaan voor het verlenen van een Natuurbeschermingswetvergunning. Daarvoor moeten de juiste bedrijfsgegevens worden ingevuld en aangeleverd. Als alle gegevens van de veehouderij compleet zijn, worden ze doorgerekend en kan worden vastgesteld of de uitbreiding gesaldeerd kan worden en of de Natuurbeschermingswetvergunning verleend kan worden. Indien de veehouderij onder depositiecategorie C of D valt, kan de uitbreiding niet gesaldeerd worden en is deze aldus niet vergunbaar. Er wordt dan in overleg naar een andere oplossing gezocht.
Indien wel gesaldeerd kan worden, gelden de volgende regels. Voor de volgorde van het salderen houden we een prioritering aan. Deze volgorde van plaatsing in de wachtrij voor interimuitbreiders is ten eerste gebaseerd op de mate van depositie op het Natura 2000-gebied (dit is gelijk aan de depositiecategorie-indeling in de verordening), ten tweede op het tijdstip van uitbreiding en ten laatste op de mate van verwijtbaarheid van het nog niet beschikken over een Nb-wetvergunning. Het is lange tijd onduidelijk geweest of een veehouderij nu wel of niet een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig had voor een uitbreiding. Als tussen 7 december 2004 en 1 februari 2009 is uitgebreid, achten wij het ontbreken van een Nb-wetvergunning niet verwijtbaar. Als de veehouderij tussen 1 februari 2009 en 18 februari 2011 is uitgebreid, achten wij het ontbreken van een Nb-wetvergunning verwijtbaar, tenzij de provincie Utrecht in die periode schriftelijk heeft aangegeven dat er geen vergunning op grond van de natuurbeschermingswet nodig was. Er is ook ander schriftelijk bewijs mogelijk. De volgorde van plaatsing in de wachtrij staat in onderstaande tabel.
Tabel wachtrij interimuitbreiders
Paragraaf 4. Procedure vulling en uitgifte depositiebank
De depositierechten die vrijkomen na krimp of stopzetting van een veehouderij mogen pas gebruikt worden als vulling voor de depositiebank als ook daadwerkelijk is vast komen te staan dat de veehouderij gekrompen of gestopt is. Voor bedrijven die niet of niet meer vergunningplichtig zijn onder de Wabo accepteren Gedeputeerde Staten als garantie (een combinatie van) de volgenden bewijzen:
Uitgifte van depositierechten vindt plaats ten behoeve van initiatiefnemers in de categorieen A en B, die een nieuwe stal na 18 februari 2011 realiseren, wat leidt tot een depositietoename ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie op 7 december 2004 of, bij het in bezit hebben van een geldende Nb-wetvergunning, ten opzichte van de gecorrigeerde depositie van de uitgangssituatie in die vergunning.
Paragraaf 5. Berekeningswijze saldering
Indien er dient te worden gesaldeerd is de hoeveelheid te salderen depositie per habitattype per Natura 2000-gebied gelijk aan het verschil in depositie als gevolg van emissies op basis van het gecorrigeerde emissieplafond behorend bij de vergunde situatie op 7 december 2004 en de beoogde bedrijfssituatie. De berekening dient te gebeuren op basis van AAgro-Stacks of een op later tijdstip in te voeren wettelijk depositiemodel.
De AAgro-Stacks-versie die door Gedeputeerde Staten bij berekeningen voor de depositiebank wordt gebruikt, wijkt op een aantal punten af van de AAgro-Stacksversie die ter beschikking is gesteld door het Ministerie van Economische Zaken in het kader van het landelijke Toetsingskader ammoniak, 2007. Hierdoor kunnen afwijkingen optreden tussen hetgeen aan depositie wordt berekend door initiatiefnemers en de berekening door Gedeputeerde Staten. De door Gedeputeerde Staten berekende depositie wordt als uitgangspunt genomen bij indeling in een depositiecategorie.