Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Beleidsregels Bijzondere bijstand kinderopvang Gemeente Haaren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere bijstand kinderopvang Gemeente Haaren
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere bijstand kinderopvang Gemeente Haaren
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-05-201301-01-201318-02-2019Nieuwe regeling

29-04-2013

De Leije, 22 mei 2013

B&W-voorstel, 29 april 2013

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand kinderopvang Gemeente Haaren

 

 

§ 1 Algemeen

Beleidsregels Bijzondere bijstand Kinderopvang

Gemeente Haaren

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Haaren

de wet: de Wet werk en bijstand

kinderopvang: de opvang van kinderen tussen 0 en 12 jaar die voldoet aan de bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp)

§ 2 SoBeleidsregels Bijzondere bijstand kinderopvang Gemeente Haareciaal-medische indicatie

Artikel 2 Kinderopvang als gevolg van sociaal-medische redenen

In deze beleidsregels wordt onder kinderopvang als gevolg van sociaal-medische redenen verstaan, kinderopvang die noodzakelijk is:

a) als gevolg van lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen van de ouder of

b) om een geconstateerde dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand op te heffen of te verminderen.

Artikel 3 Adviesorgaan

Het college vraagt advies omtrent de noodzaak en de omvang die samenhangen met de aanvraag voor een sociaal-medische indicatie advies aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), alsmede over de voorwaarden die verbonden kunnen worden aan de vergoeding voor kinderopvang. Het CJG stelt een integraal advies op, gebruikmakend van de deskundigen binnen het CJG die kennis hebben van de probleemsituatie van het gezin.

Artikel 4 Te verstrekken gegevens

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 1.12 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) bevat in elk geval de volgende gegevens:

    • a)

      Naam, BS-nummer en adres van de ouder

    • b)

      indien van toepassing: naam van de partner, diens BS-nummer en –indien dit een ander adres is dan van de ouder- het adres van de partner

    • c)

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen en hun BS-nummer waarop de aanvraag betrekking heeft

    • d)

      gegevens omtrent het inkomen en vermogen van de ouder en de eventuele partner die de aanvraag doet

    • e)

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag voor de tegemoetkoming

    • f)

      gegevens of een verwijzing naar de gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen die voor een sociaal medische indicatie in aanmerking komt;

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met hoogstens vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak tot kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in elk geval:

  • a)

    de geldigheidsduur van de indicatie

  • b)

    de omvang van de kinderopvang die nodig wordt geacht

  • c)

    de voorwaarden die worden gesteld aan de behandeling van de ouder of kind, die er op is gericht om de noodzaak van kinderopvang op sociaal-medische indicatie op te heffen

  • d)

    de tegemoetkoming die aan de ouder ten behoeve van de kinderopvang wordt verstrekt

  • e)

    de wijze van betaling.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

a) de wet kinderopvang (Wkkp);

b) de peuterspeelzaal, indien deze voorziening voldoende wordt geacht gelet op het advies van het CJG;

b) de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz);

c) de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo)

Artikel 8 Het besluit tot verlening van de bijzondere bijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de bijzondere bijstand door het college in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de bijzondere bijstand verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 9 De periode waarover de bijzondere bijstand wordt verleend

De bijzondere bijstand wordt verleend over de periode waarvoor de indicatie is afgegeven.

Artikel 10 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de bijzondere bijstand over het aantal uren dat naar haar oordeel noodzakelijk is.

Artikel 11 De hoogte van de bijzondere bijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand is afhankelijk van het inkomen van de aanvrager en zijn eventuele partner en de kosten van de vastgestelde noodzakelijke kinderopvang. De bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt voor zover de aanvrager niet beschikt over draagkracht op grond van de draagkrachtrichtlijn gemeente Haaren-Boxtel, met dien verstande dat het vermogen in de eigen woning buiten beschouwing blijft.

  • 2.

    Bij de berekening van de bijzondere bijstand wordt gerekend met het maximale uurtarief voor de kinderopvang dat jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld.

Artikel 12 Voorwaarden die verbonden worden aan het recht op de bijzondere bijstand

Het college kan voorwaarden verbinden aan het recht op de bijzondere bijstand die er op gericht zijn de noodzaak van de kinderopvang te verminderen of op te heffen.

Artikel 13 Verplichtingen van aanvrager

  • 1.

    Aanvrager doet uit eigen beweging onmiddellijk na het bekend worden schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot wijziging of beëindiging van de bijzondere bijstand.

  • 2.

    Aanvrager verstrekt desgevraagd aan het college alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die van belang zijn voor de aanspraak op en de hoogte van de bijzondere bijstand.

  • 3.

    Het college wijzigt of trekt de beschikking tot het verlenen van de bijzondere bijstand in en vordert het te veel betaalde bedrag terug, indien aanvrager niet voldoet aan de inlichtingenplicht genoemd in lid 1 en 2 en als gevolg hiervan of om een andere reden ten onrechte bijzondere bijstand is betaald of de bijzondere bijstand tot een te hoog bedrag is betaald.

Artikel 14 Wijziging of beëindiging van de bijzondere bijstand

De vastgestelde bijzondere bijstand wordt in elk geval gewijzigd of beëindigd indien:

  • a)

    naar het oordeel van het college de noodzaak tot kinderopvang is gewijzigd of is vervallen;

  • b)

    het kind minder uren gebruik maakt van de kinderopvang, dan waarop de vastgestelde bijstand is gebaseerd of geen gebruik maakt van kinderopvang;

  • c)

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden die op grond van artikel 12 zijn verbonden aan het recht op bijzondere bijstand;

  • d)

    aanvrager, diens partner en/of het kind niet meer voldoen aan de bepalingen in deze beleidsregels;

  • e)

    De bijstand wordt van de aanvrager teruggevorderd bij oneigenlijk gebruik of indien blijkt dat onverschuldigde betalingen hebben plaatsgevonden, of indien blijkt dat de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is betaald.

Artikel 15 Uitbetaling

De bijzondere bijstand wordt maandelijks aan de aanvrager uitbetaald. Aanvrager dient hiervoor maandelijks een nota van het kinderopvangcentrum of het gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt te overleggen.

§ 3 Aanvullende bijzondere bijstand voor kinderopvang aan doelgroepouders

Artikel 16 Doelgroep

Het college verstrekt bijzondere bijstand als aanvulling op de kinderopvangtoeslag, die door de Belastingdienst wordt verstrekt aan de ouder zoals bedoeld in de Wkkp artikel 1.6, eerste lid, onderdelen c en e.

Onderdeel c betreft de bijstandsgerechtigden (en IOAW,en IOAZ) die een re-integratietraject volgen.

Onderdeel e betreft de tienermoeders ( vaders) die een opleiding volgen en bijstand ontvangen of kunnen ontvangen.

Artikel 17 Hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand kinderopvang

  • 1

    De bijzondere bijstand bedraagt: de kosten van kinderopvang, die nodig is om het re-integratietraject te volgen of om de opleiding te doen, onder aftrek van de kinderopvangtoeslag die de aanvrager van de Belastingdienst ontvangt of kan ontvangen.

  • 2

    Voor zover de aanvrager, rekeninghoudend met de draagkrachtrichtlijn gemeente Haaren-Boxtel, zelf geheel of gedeeltelijk de kosten zoals berekend op grond van het bepaalde in het eerste lid kan betalen, wordt dit bedrag in mindering gebracht op de aanvullende bijzondere bijstand van de gemeente.

  • 3

    Voor de berekening van de kosten van kinderopvang wordt uitgegaan van de maximale uurprijs voor de kinderopvang. De maximale uurprijs is gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 4 van het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • 4

    De aanvullende bijzondere bijstand kinderopvang wordt voorlopig berekend en in maandelijkse termijnen betaald.

  • 5

    Na afloop van het kalenderjaar zal de aanvullende bijzondere bijstand kinderopvang definitief worden vastgesteld aan de hand van de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst en de jaaropgave van het kinderopvangcentrum of gastouderbureau.

  • 6

    De gemeente vordert te veel betaalde bijzondere bijstand terug.

Artikel 18 Duur van de aanvullende bijzondere bijstand kinderopvang

De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de periode dat het re-integratietraject is vastgesteld, c.q. voor de periode waarin de ouder een opleiding volgt op grond van artikel 16 of 18 van de Wet werk en bijstand en bijstand ontvangt of kan ontvangen.

Artikel 19 Inlichtingenplicht

  • 1

    De aanvrager is verplicht alle inlichtingen te verstrekken die in het belang van een goede controle op de verstrekking noodzakelijk zijn.

  • 2

    Het college wijzigt of trekt de beschikking tot het verlenen van de bijzondere bijstand in en vordert het te veel betaalde bedrag terug, indien aanvrager niet voldoet aan de inlichtingenplicht en als gevolg hiervan of om een andere reden ten onrechte bijzondere bijstand is betaald of de bijzondere bijstand tot een te hoog bedrag is betaald.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 21 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels bijzondere bijstand kinderopvang gemeente Haaren”

Artikel 22 In werking treden

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie en werken terug tot 1 januari 2013.

Toelichting op Beleidsregels Bijzondere bijstand kinderopvang

1 Algemeen

1.1 Wetswijziging

Per 1 januari 2013 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) gewijzigd. De wijzigingen betreffen:

  • -

    kinderopvangtoeslag wordt in zijn geheel betaald door de belastingdienst, ook voor bijzondere doelgroepen;

  • -

    hoogte en duur van de vergoeding wordt beperkt;

  • -

    aanvragen niet meer mogelijk met terugwerkende kracht;

  • -

    gemeenten zijn niet meer verplicht om het zgn. KOA-kopje te betalen. Gemeenten mogen een KOA-kopje nog betalen aan bijstandsgerechtigden die een re-integratietraject volgen, aan tienermoeders die een opleiding volgen en aan studenten. Het KOA-kopje is een aanvulling op de toeslag die ouders ontvangen als aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Deze dekt immers niet de volledige kosten

  • -

    de verplichting om een verordening vast te stellen is vervallen. In de verordening kinderopvang gemeente Boxtel zijn de regels vastgelegd over de kinderopvang bij sociaal-medische indicaties.

De gemeente heeft de vrijheid om te bepalen of zij het zgn. KOA-kopje wil verstrekken, aan welke binnen de Wkkp genoemde doelgroepen zij dit wil verstrekken en tot welke hoogte zij dit kopje wil verstrekken. Daarnaast kan de gemeente zelf bepalen of en hoe zij kosten van kinderopvang wil vergoeden aan mensen met een sociaal-medische indicatie. Artikel 1.12 in de Wkkp gaat over de sociaal-medische indicaties. Dit artikel is echter nog niet in werking getreden.

1.2 Vastleggen van beleid

Nu de wettelijke grondslag voor het vaststellen van een verordening voor de kinderopvang is vervallen, dient de gemeentelijke verordening te worden ingetrokken en kan het college besluiten beleidsregels vast te stellen. Om duidelijkheid te geven aan de burgers en aan de uitvoerders is het goed om het beleid daadwerkelijk vast te leggen. In de vaststelling van de beleidsregels wordt hieraan voldaan.

1.3 Uitgangspunten voor beleid

De gemeente mag zelf beleid vaststellen over twee onderwerpen:

  • -

    hoe om te gaan met de sociaal-medische indicaties.

  • -

    de verstrekking van het KOA-kopje

     

De vergoeding van kinderopvang bij sociaal-medische indicaties

In de Wkkp staan enkele artikelen over vergoeding van kinderopvang voor mensen met een sociaal-medische indicatie. Deze artikelen zijn echter nog niet in werking getreden, ook niet na de wetswijziging. In de VNG-ledenbrief staat echter dat gemeenten hiervoor wel middelen krijgen in het Gemeentefonds en dat gemeenten wel vergoedingen mogen verstrekken. In voorgaande jaren heeft Boxtel dit ook steeds gedaan. De vergoeding betrof toen de volledige kosten van kinderopvang. De indicatie en afwerking van de aanvraag werd gedaan door het CJG. Aan de toekenning werden geen voorwaarden verbonden die er op waren gericht om de noodzaak van de kinderopvang te beperken dan wel op te heffen. In de toekomst willen wij voor een andere lijn kiezen die recht doet aan het feit dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de verzorging van hun kind(eren). De kinderopvang wordt als een tijdelijke oplossing gezien om rust te brengen in de gezinssituatie waar de ouder niet verantwoord zelf de zorg voor het kind op zich kan nemen. Tegelijkertijd moet er een plan komen waardoor de ouder er naar toe werkt dat zij/hij de zorg voor het kind weer zelf kan dragen of dat de problemen van het kind behandeld worden zodat de ouder weer in staat is de zorg op zich te nemen. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van psychiatrische zorg of verslavingszorg. Op die manier wordt het kind zo goed mogelijk geholpen. De nieuwe beleidslijn gaat uit van de gedachte: éen kind, éen plan.

Daarnaast wordt in de nieuwe beleidslijn gekozen voor een inkomensafhankelijke vergoeding van de kosten via de gemeente. Om die reden kiezen wij ervoor om de vergoeding te brengen onder de bijzondere bijstand. Op die manier betaalt de ouder een eigen bijdrage in de kosten voor zover hij dat op grond van de draagkrachtregeling kan. Ook dit onderdeel van de beleidslijn doet recht aan de eigen verantwoordelijkheid van de ouder.

 

De verstrekking van het KOA-kopje

In de Wet kinderopvang werd tot 1 januari 2013 aan gemeenten de verplichting opgelegd om een aanvulling op de kinderopvangtoeslag te betalen. Dit betrof bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, werkenden met een aanvullende bijstandsuitkering en studenten. De hoogte van de toeslag werd in het Besluit kinderopvang voorgeschreven.

Onder de gewijzigde Wkkp is het verstrekken van een KOA-kopje toegestaan aan bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienerouders <18 jaar die een opleiding volgen en Wwb krijgen of kunnen krijgen en studenten. Het staat de gemeente vrij om dit wel of niet te doen, te bepalen welke doelgroepen binnen de in de Wkkp genoemde groepen een kopje te verstrekken en om zelf de hoogte van het kopje te bepalen. In de beleidsregels wordt het verstrekken van het KOA-kopje beperkt tot de bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject en tienerouders die een opleiding volgen. Voor de bijstandsgerechtigden is dit een stimulans om zich goed in te zetten bij het traject. Omdat zij op dat moment nog niet direct uitzicht hebben op een baan moeten zij investeren in zichzelf door het re-integratietraject te volgen. De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst dekt ook voor bijstandsmensen niet de volledige kosten van kinderopvang. Zij zouden zonder aanvullende toeslag onder bijstandsniveau komen. Dat wordt ongewenst geacht. Om die reden wordt een aanvullende vergoeding verstrekt in het kader van de bijzondere bijstand. Voor tienerouders vinden wij het eveneens gewenst om hen zo goed mogelijk in staat te stellen om hun opleiding te volgen. Daardoor wordt hun kans op een goede toekomst op de arbeidsmarkt immers zo groot mogelijk. Om die reden willen wij de financiële belemmering zo veel mogelijk wegnemen en hen eveneens in aanmerking laten komen voor het KOA-kopje.

Studenten met een WSF-toelage krijgen als alleenstaande ouder al een hogere studietoelage dan alleenstaanden ontvangen. Studenten met WTOS krijgen die hogere toelage niet. Studenten met WTOS >18 jaar zijn er niet veel. De meesten hebben WSF en worden daarin al gecompenseerd voor de extra kosten die het kind met zich meebrengt. Om die reden zien wij af van het verstrekken van het KOA-kopje aan deze groep.

Het KOA-kopje wordt verstrekt vanuit de bijzondere bijstand. Daarmee wordt bereikt dat alleen de mensen met een laag inkomen het kopje ontvangen. Er wordt rekening gehouden met de draagkracht van de ouders.

 

3Artikelsgewijze toelichting

§ 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begrippen die in de beleidsregels worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wwb.

§ 2 Sociaal-medische indicatie

Artikel 2 Kinderopvang als gevolg van sociaal-medische redenen

In dit artikel is de definitie opgenomen van sociaal-medische indicaties. Zowel een probleem van de ouder als van het kind kan ertoe leiden dat er sprake is van een sociaal-medische indicatie.

Artikel 3 Adviesorgaan

In dit artikel is opgenomen bij welk adviesorgaan de gemeente advies inwint. Binnen het CJG zijn diverse disciplines werkzaam. De daar aanwezige deskundigheid kan gebruik worden gemaakt om een integraal advies op te stellen. Medewerkers zijn in staat om een deskundig advies uit te brengen en ook om te kijken wat de omvang in uren en periode van de kinderopvang moet zijn. Een medewerker van het CJG of het consultatiebureau zal vaak degene zijn die constateert dat de verzorging van het kind een probleem vormt en zal met de ouder in gesprek gaan over (tijdelijke) kinderopvang. Het CJG is bij uitstek in staat om een behandelplan op te stellen. Meewerken aan het plan, dat er op is gericht om de noodzaak van de kinderopvang weg te nemen of te verminderen, wordt als voorwaarde verbonden aan het recht op de bijzondere bijstand.

Artikel 4 Te verstrekken gegevens

In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens de klant moet verstrekken om een aanvraag in te dienen. Net zoals bij alle aanvragen bijzondere bijstand gaat het om NAW-gegevens en inkomens- en vermogengegevens van de aanvragende ouder en diens partner. Als dat voor de klant van toepassing is, kan een bewijs of rapport worden overgelegd waaruit blijkt dat de kinderopvang noodzakelijk is. Bijvoorbeeld een rapport waaruit blijkt dat de ouder of het kind psychische of verstandelijke beperkingen heeft. Hierdoor wordt voorkomen dat opnieuw een onderzoek moet worden gedaan. Het CJG kan dit bewijsstuk gebruiken bij het bepalen van de omvang van de noodzakelijke kinderopvang en het opstellen van een behandelplan. Bij de beoordeling hoeveel uren de kinderopvang noodzakelijk is, dient ook te worden gekeken naar de mogelijkheid die de andere ouder heeft om het kind op te vangen. Dit kan bijvoorbeeld een rol spelen indien de ouders gescheiden zijn. De andere ouder kan wellicht een deel van de opvang op zich nemen, waardoor de omvang het aantal opvanguren voor rekening van de gemeente beperkt kan blijven.

Artikel 5 Beslistermijn

In dit artikel wordt aangegeven binnen welke periode het college een besluit moet nemen op de aanvraag. Dit is de gebruikelijke termijn die in de AWB is geregeld voor besluiten in het kader van de Wet werk en bijstand. In verband met het opstellen van het behandelplan en de tijd die gemoeid kan zijn met het uitbrengen van het advies, kan het nodig zijn om de termijn met 4 weken te verlengen. Uiteraard is het in het belang van het kind en de ouder dat zo snel mogelijk een besluit wordt genomen. Wanneer sprake is van een crisissituatie waardoor het kind direct opgevangen dient te worden, kan een besluit tot opvang voor een korte periode worden genomen. Nadat het advies afgegeven is, kan een definitief besluit worden genomen. Op deze manier wordt bereikt dat er in dringende situaties toch snel een oplossing kan worden geboden.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

In dit artikel is geregeld wat in het besluit moet staan (buiten de gebruikelijke zaken die in het besluit tot toekenning of afwijzing van de bijzondere bijstand horen te staan) Omdat de kinderopvangvergoeding voor een bepaalde tijd wordt verstrekt dient in het besluit deze termijn te worden vermeld. Dat geeft duidelijkheid voor de klant, want deze zal op tijd zijn kinderopvangovereenkomst met het kinderopvangcentrum of gastouderbureau moeten beëindigen om onnodige kosten te voorkomen.

Ook dient te worden aangeven hoeveel uren of dagdelen kinderopvang door de gemeente worden vergoed.

Het is van belang dat ook in de beschikking wordt aangegeven welke bijzondere voorwaarden aan het recht op bijzondere bijstand worden verbonden. Indien de klant hier niet aan meewerkt, kan dit leiden tot intrekking van het besluit en tot terugvordering.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In dit artikel wordt aangegeven, in welke situaties geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt, omdat er sprake is van een voorliggende voorziening.

De Wkkp wordt aangegeven als voorliggende voorziening. Er kunnen situaties zijn waarin er sprake is van een sociaal-medische indicatie, maar waarbij de ouder om andere redenen behoort tot de doelgroep van de Wkkp. Bijvoorbeeld omdat hij werkt, inburgert of student is. Voor de uren waarop hij een beroep kan doen op de voorziening vanuit de Belastingdienst is geen vergoeding vanuit de bijzondere bijstand mogelijk. Heeft de ouder naast deze uren nog behoefte aan kinderopvang om sociaal-medische redenen dan kan –aanvullend op de uren die door de Belastingdienst- wel bijzondere bijstand worden verstrekt.

Bij het bepalen van de omvang van de noodzakelijke kinderopvang moet ook gekeken worden of deze in voldoende mate kan worden geboden door bezoek aan de peuterspeelzaal. Als dit het geval is, dan wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Voor het bezoek aan de peuterspeelzaal kan de ouder een beroep doen op het Welzijnsfonds. Is naast het bezoek aan de peuterspeelzaal nog extra kinderopvang nodig dan kan dit wel via deze regeling worden vergoed.

Ook de AWBZ kan (nu nog) als voorliggende voorziening worden beschouwd. Bijvoorbeeld in het geval er gespecialiseerde gezinszorg wordt geleverd of het kind een indicatie heeft voor een medisch kinderdagverblijf

De Wmo wordt genoemd als voorliggende voorziening. Op dit moment zijn er (nog) geen collectieve voorzieningen in de Wmo voor kinderopvang. Mogelijk verandert dit in de toekomst. Een dergelijke voorziening kan eveneens dan als voorliggende voorziening worden beschouwd.

Artikel 8 Het besluit tot verlening van de bijzondere bijstand

In dit artikel is aangegeven wat de ingangsdatum van de bijzondere bijstand is. Terugwerkende kracht is niet mogelijk.

Artikel 9 De periode waarover de bijzondere bijstand wordt verleend

In dit artikel is aangegeven dat de duur van de periode van kinderopvang gelijk is aan de periode dat de behandeling volgens het behandelplan duurt. De afgegeven indicatie is hierbij bepalend.

Artikel 10 Omvang van de kinderopvang

Ook voor de omvang van de kinderopvang is de indicatie bepalend.

Artikel 11 De hoogte van de bijzondere bijstand

In dit artikel wordt de draagkracht geregeld. Uitgangspunt is de draagkrachtrichtlijn gemeente Haaren-Boxtel. Hierop geldt echter een uitzondering, n.l. het vermogen in de eigen woning blijft buiten beschouwing. Voor toelichting verwijs ik naar de algemene toelichting. N.B. bij het KOA-kopje is het vermogen wel van invloed op het recht op bijstand.

Daarnaast wordt uitgegaan van het maximum uurtarief dat door het Rijk wordt vastgesteld en door de Belastingdienst wordt gehanteerd. Via deze link kunt u de maximumtarieven raadplegen (2013): http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/toeslagen/informatie_over_toeslagen/kinderopvangtoeslag/hoe_werkt_kinderopvangtoeslag/maximumuurtarief

Artikel 12 Voorwaarden die verbonden worden aan het recht op de bijzondere bijstand

In dit artikel wordt bepaald dat er bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd aan de ouder. Dit heeft betrekking op het meewerken aan het behandelplan van de ouder of het kind dat door het CJG wordt opgesteld om de noodzaak van de kinderopvang zo snel mogelijk te verminderen of op te heffen. Het streven is dat de ouder weer zo snel mogelijk zelf de volledige zorg voor het kind op zich kan nemen.

Artikel 13 Verplichtingen van aanvrager

In dit artikel gaat het over de inlichtingenplicht die de ouder heeft. Indien zijn leefsituatie of inkomenssituatie wijzigt, kan het zijn dat dit van invloed is op het recht of de hoogte van de bijzondere bijstand.

Tevens is opgenomen dat het college het recht op bijstand kan wijzigen of intrekken, als de klant foutieve informatie verstrekt of te laat wijzigingen doorgeeft.

Artikel 14 Wijziging of beëindiging van de bijzondere bijstand

In dit artikel wordt aangegeven om welke redenen het college de bijzondere bijstand kan wijzigen of beëindigen. Dat kan dus ook als de ouder niet meewerkt aan het behandelplan. Het CJG houdt het verloop van de behandeling in de gaten en zal in dit geval ook kijken wat een volgende stap moet zijn in het belang van het kind. In het uiterste geval kan het zijn dat het kind uit huis wordt geplaatst. Als de gemeente ten onrechte bijstand heeft betaald aan de ouder, wordt dit bedrag teruggevorderd van de klant.

Artikel 15 Uitbetaling

In dit artikel is aangegeven hoe de betaling kan gebeuren. De bijzondere bijstand wordt aan de ouder uitbetaald. Hij krijgt immers de nota van het kinderopvangcentrum of gastouderbureau en is zelf een eigen aandeel verschuldigd. Hij kan dan de nota in zijn geheel voldoen.

§ 3 Aanvullende bijzondere bijstand voor kinderopvang aan doelgroepouders

Artikel 16 Doelgroep

In dit artikel is aangeven welke doelgroep voor een KOA-kopje in aanmerking komt. In de Wkkp worden drie groepen genoemd: bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienerouders die een opleiding volgen en studenten. In de algemene toelichting is aangegeven om welke reden wij kiezen voor de eerste twee groepen.

Artikel 1.6, eerste lid onderdeel c betreft de bijstandsgerechtigden (en IOAW,en IOAZ) die een re-integratietraject volgen.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel e betreft de tienermoeders ( vaders) die een opleiding volgen en bijstand ontvangen of kunnen ontvangen.

Artikel 17 Hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand kinderopvang

In dit artikel is de hoogte van de bijzondere bijstand beschreven. Het betreft een aanvulling op de kinderopvangtoeslag die door de Belastingdienst wordt verstrekt. Daaruit blijkt hoeveel de ouder zelf moet bijdragen aan de kosten van kinderopvang. Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor het bedrag dat de klant niet zelf op grond van de draagkrachtrichtlijn Haaren-Boxtel kan betalen. Ook hierbij wordt uitgegaan van de maximum uurprijs voor kinderopvang die door de Belastingdienst wordt gehanteerd. Kiest de klant voor een duurdere soort opvang dan is dat meerdere voor eigen rekening.

De Belastingdienst gaat uit van een voorlopige berekening van de kinderopvangtoeslag die achteraf definitief wordt vastgesteld. Daarom wordt ook de bijzondere bijstand voorlopig berekend en achteraf definitief vastgesteld, nadat de Belastingdienst de definitieve beschikking heeft opgemaakt. De gemeente vordert te veel betaalde bijzondere bijstand terug.

Via deze link kunt u de maximumuurtarieven van de Belastingdienst raadplegen (2013): http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/toeslagen/informatie_over_toeslagen/kinderopvangtoeslag/hoe_werkt_kinderopvangtoeslag/maximumuurtarief

Artikel 18 Duur van de aanvullende bijzondere bijstand kinderopvang

In dit artikel is aangegeven voor welke periode de aanvullende bijstand wordt verstrekt. Deze periode sluit aan bij de duur van het re-integratietraject c.q. bij de opleidingsperiode van de tienerouder. Voor de tienerouder geldt dit tot het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Na die datum behoort hij/zij immers niet meer tot de doelgroep zoals genoemd in artikel 1.6 eerste lid onderdeel e.

Artikel 19 Inlichtingenplicht

In dit artikel wordt de inlichtingenplicht beschreven. Dit zijn de gebruikelijke verplichtingen. In het geval dat de klant zich hier niet aan houdt, trekt het college het besluit in of wijzigt het. Eventueel te veel betaalde bijstand wordt teruggevorderd.

§ 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen andere toelichting.

Artikel 21 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen andere toelichting.

Artikel 22 In werking treden

De beleidsregels treden in werking de eerste dag na publicatie met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013. Op die manier wordt voorkomen dat er drie maanden geen beleidsregels zijn.