Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Laren

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning 2010
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn
Externe bijlageBesluit maatschappelijke ondersteuning 2010 Toelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit besluit vervangt het Besluit Wmo 2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-07-201001-01-2010nieuwe regeling

26-01-2010

Onbekend

Collegebesluit 26-01-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010

Het college van de gemeente Laren heeft het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010 vastgesteld.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Definities

In dit Besluit wordt verstaan onder:

a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

c. Eigen bijdrage: een vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager komt;

d. Eigen aandeel: een vast te stellen eigen aandeel in de kosten, dat bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor rekening van de aanvrager komt;

e. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

f. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

g. Verordening: Voorzieningenverordening maatschappelijke ondersteuning 2010;

h. Aanvrager: de persoon voor wie de voorziening is bedoeld.

i. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

j. Overige begrippen: alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de verordening, de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1

    Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2

    Bij de toekenning van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

    a. Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

    b. De geïndiceerde voorziening die de aanvrager verwerft met het persoonsgebonden budget dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.

    c. De aanvrager dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering te hebben (afgesloten) voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan.

    d. De aanvrager dient een voorziening die een motorrijtuig is in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te verzekeren overeenkomstig artikel 2 van die wet.

    e. De aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget verworven geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3 Bruto en netto persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1

    Het bruto persoonsgebonden budget wordt berekend naar een bedrag per klasse gedurende de periode waarin de voorziening noodzakelijk is.

  • 2

    Het netto persoonsgebonden budget bedraagt het verschil tussen het bruto persoonsgebonden budget en de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 7 lid 2 van de verordening.

  • 3

    Het netto persoonsgebonden budget wordt uitbetaald aan de aanvrager.

  • 4

    De eigen bijdrage wordt door het college voorlopig berekend. Na ontvangst van de vaststelling van de definitieve eigen bijdrage door het CAK wordt het netto persoonsgebonden budget door het college definitief vastgesteld. Het verschil wordt nabetaald danwel verrekend of teruggevorderd.

Artikel 4 Hoogte bruto persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1

    Het bruto persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden als bedoeld in artikel 8 onder c van de

    verordening wordt per klasse, per jaar als volgt vastgesteld:

    a. Klasse 1 1 uur per week = ( 52 x kostprijs per uur HH) x 90%

    b. Klasse 2 3 uur per week = (156 x kostprijs per uur HH) x 90%

    c. Klasse 3 5,5 uur per week = (286 x kostprijs per uur HH) x 90%

    d. Klasse 4 8,5 uur per week = (442 x kostprijs per uur HH) x 90%

    e. Klasse 5 11,5 uur per week = (598 x kostprijs per uur HH) x 90%

    f. Klasse 6 14,5 uur per week = (754 x kostprijs per uur HH) x 90%

  • 2

    Bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van 90% van de kostprijs per uur.

  • 3

    In afwijking van lid 1 en 2 kan het bruto persoonsgebonden budget worden vastgesteld op basis van het aantal uren noodzakelijke hulp bij het huishouden x 90% van de kostprijs per uur, indien de aanvrager met het bruto persoonsgebonden budget de noodzakelijk hulp bij het huishouden niet kan verwerven omdat het aantal uren noodzakelijke hulp bij het huishouden hoger ligt dan het gemiddelde aantal uren van de klasse.

Artikel 5 Aanvangsdatum en gebruik persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1

    Een bruto persoonsgebonden budget wordt toegekend voor een periode die aanvangt op de dag van het besluit tot toekenning van de voorziening.

  • 2

    Het netto persoonsgebonden budget wordt in vierwekelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 6 Bijzondere verplichtingen persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Bij de toekenning van een bruto persoonsgebonden budget worden de aanvrager de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:

a. de aanvrager sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de huishoudelijke voorziening betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

1* declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend,

2* een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal-fiscaal nummer/burgerservicenummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt en wordt door deze persoon ondertekend,

3* een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend.

b. de aanvrager bewaart de in onderdeel a bedoelde originele overeenkomsten en declaraties en bewijsstukken van de loonbetaling gedurende vijf jaar en stelt kopieën hiervan op verzoek ter beschikking

van het college.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 7 Hoogte financiële tegemoetkoming bouwkundige of woontechnische woonvoorziening en uitraasruimte

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 onder c en e van de verordening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Het eigen aandeel in de kosten wordt hierop in mindering gebracht.

Artikel 8 Hoogte persoonsgebonden budget voor niet bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen en onderhouds- en reparatiekosten

  • 1

    Het persoonsgebonden budget voor een niet bouwkundige of woontechnische woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder d van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. De eigenbijdrage wordt hierop om mindering gebracht.

  • 2

    Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt ter hoogte van de gemiddelde onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening

Artikel 9 Hoogte financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening bedraagt maximaal € 5.000.

Artikel 10 Hoogte financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting en dubbele woonlasten

De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten als bedoeld in artikel 15 lid b van de verordening, is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag van de maximale huurgrens als genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 11 Hoogte financiële tegemoetkoming keuring/inspectie, onderhoud en reparatie van een woonvoorziening

De hoogte van een door het college te verstrekken financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring/inspectie, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 15 sub f van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

Artikel 12 Terugbetaling bij verkoop

Op de terugbetaling bij verkoop als bedoeld in artikel 20 van de verordening is het volgende aflossingsschemavan toepassing:

a. De hoogte van het terug te betalen bedrag is gelijk aan de waardestijging verminderd met 5% per jaar.

b. Ter uitvoering van het gestelde onder a, is de eigenaar van de woning verplicht na één maand van het passeren van de acte het college op de hoogte te stellen.

Artikel 13 Bezoekbaar maken woonruimte

Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 19 vierde lid van de verordening, bedraagt maximaal € 5.000.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 14 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersvoorzieningen en onderhoud en reparatie.

  • 1

    Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 21 onder c van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening. De eigenbijdrage wordt hierop om mindering gebracht.

  • 2

    Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt van de gemiddeld onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 15 Hoogte financiële tegemoetkoming taxi, rolstoeltaxi, eigen auto en autoaanpassing.

  • 1

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 21 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een taxi, bedraagt maximaal € 3.212 per jaar.

  • 2

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 21 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een rolstoeltaxi, bedraagt maximaal € 4.642 per jaar.

  • 3

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 21 onder d van de verordening in de kosten van gebruik van een eigen auto bedraagt maximaal €1.100 per jaar.

  • 4

    Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in (het tweede deel van) artikel 26 van de verordening wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de werkelijke – bovenregionale- vervoersbehoefte. Daarbij geldt het vervoer middels Valys als een voorliggende voorziening.

  • 5

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een eigen auto is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. De aanvrager is verplicht om minimaal twee offertes te vragen.

  • 6

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 1 wordt tot een bedrag van maximaal € 275 per kwartaal betaalbaar gesteld. Na afloop van het kwartaal wordt het restant tot het maximumbedrag op declaratiebasis betaalbaar gesteld.

  • 7

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 2 wordt tot een bedrag van maximaal € 375 per kwartaal betaalbaar gesteld. Na afloop van het kwartaal wordt het restant tot het maximumbedrag op declaratiebasis betaalbaar gesteld.

  • 8

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 3 wordt tot een bedrag van € 275 per kwartaal betaalbaar gesteld.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 16 Hoogte persoonsgebonden budget rolstoelvoorzieningen, en onderhoud en reparatie

  • 1

    Het persoonsgebonden budget voor een rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 26 onder c van de verordening wordt vastgesteld op basis van 90% van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2

    Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als bedoeld in het eerste lid, wordt een financiële tegemoetkoming per jaar verstrekt van de gemiddeld onderhouds- en reparatiekosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 17 Hoogte tegemoetkoming sportrolstoel en andere aangepaste sportvoorzieningen

  • 1

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel als bedoeld in artikel 26 onder d van de verordening bedraagt maximaal € 2.500.

  • 2

    De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een andere aangepaste sportvoorziening als bedoeld in artikel 26 onder e van de verordening bedraagt maximaal € 2.500.

  • 3

    De bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel zijn een tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van de voorziening voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking gelijktijdig met de inwerkintreding van de Voorzieningenverordening Wmo 2010.

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Laren 2006 wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkintreding van de Voorzieningenverordening Wmo 2010.

Artikel 19 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2010.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren in de vergadering van 26 januari 2010.