Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag 2012 - 2 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag 2012 - 2 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt Verordening langdurigheidstoeslag 2012
Artikel 147, lid 1 en 3 en artikel 108, lid 2 Gemeentewet; artikel 8, lid 1 en artikel 36 Wet werk en bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 17-09-2012 Stadsnieuws 2012, 40 | RB12.0162 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, waarbij voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen “de referteperiode”. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor beoordeling van het recht op een langdurigheidstoeslag als inkomen aangemerkt;
Recht op langdurigheidstoeslag
Conform de bepalingen van artikel 36 eerste lid van de wet behoren tot de doelgroep de personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben, als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.
Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus besloten in de raadsvergadering van 17 september 2012.
Koen Schuiling, voorzitter
Mr. drs. M. Huisman, griffier
Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van de wetswijziging van de Wet werk en bijstand 2012 (WWB) nadat de Wet Afschaffing Huishoudinkomenstoets in werking is getreden. In de Wet Afschaffing Huishoudinkomenstoets zijn de definities van gezin en middelen herzien met het oog op bijstand van gehuwden met meerderjarige inwonende kinderen en alleenstaanden of alleenstaande ouders met meerderjarige inwonende kinderen. Daarmee is de aanscherping van de gezinsbijstand en de huishoudinkomenstoets zoals die per 1 januari 2012 gold te niet gedaan.
Generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het rijk. In de WWB is hierop een expliciete uitzondering gemaakt met betrekking tot het verstrekken van categoriale voorzieningen zoals de langdurigheidstoeslag, de categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten, ouderen, mensen met schoolgaande kinderen, de collectieve aanvullende ziektekostenverzekeringen, stadspassen en voorzieningen op sociaal cultureel terrein.
De regering heeft ervoor gekozen de inkomensnormering voor al dit soort categoriale gemeentelijke voorzieningen vast te stellen op 110% van het op het huishoudtype toepasselijke (van het wettelijk minimumloon afgeleide) sociaal minimum. Deze koppeling sluit aan bij de bestaande gemeentelijke praktijk, omdat de colleges kijken naar het netto-inkomen om het recht op inkomensondersteuning te bepalen, waarbij rekening wordt gehouden met het huishoudtype en de daarbij behorende bijstandsnorm.
De opdracht aan de gemeenteraad, zoals opgenomen in artikel 8 tweede lid onder c WWB, is bij de wetwijziging van de Wet werk en bijstand 2012 (WWB) nadat de Wet Afschaffing Huishoudinkomenstoets in werking is getreden ongewijzigd gebleven; bij verordening dienen regels vastgesteld te worden met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Gegeven die bevoegdheid is in deze verordening de invulling van het begrip laag inkomen gehandhaafd op 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Door qua begripsomschrijving aan te sluiten bij de WWB wordt voorkomen dat na eventuele wijzigingen van begripsomschrijvingen de verordening dient te worden aangepast.
Met de invulling van het begrip peildatum wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin bepaald is dat niet van belang is de datum waarop is aangevraagd maar geacht wordt te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van de referteperiode. Omdat de peildatum bepalend is voor welk recht van toepassing is, is het overbodig in deze verordening eventueel overgangsrecht op te nemen.
Met betrekking tot het begrip “inkomen” is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels op te nemen over het begrip “langdurig, laag inkomen”, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde en tevens door de regering bedoelde, invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 van de wet, maar wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.
De langdurigheidstoeslag is van toepassing voor diegenen met een laag inkomen. Het maakt niet uit of het inkomen door werk of op een andere manier wordt gegenereerd. Wel is het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering” van toepassing. Daarmee is beoogd om diegenen die over concreet perspectief op inkomensverbetering beschikken, uit te sluiten van het recht op langdurigheidstoeslag.
Studenten worden expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief hebben op inkomensverbetering.
De langdurigheidstoeslag is bedoeld voor diegenen die, gerekend vanaf de peildatum tenminste drie jaar een minimuminkomen hebben.
Het in aanmerking te nemen netto-maandinkomen (inclusief vakantietoeslag) kan een uitkering betreffen maar ook een inkomen dat structureel laag is. Het inkomen waarop een toeslag wordt verstrekt tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet, wordt eveneens gerekend tot een laag inkomen.
Artikel 4 Hoogte van de toeslag
De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt berekend naar een vast percentage van 38,5% van de bijstandsnorm plus volledige gemeentelijke toeslag per maand, inclusief vakantiegeld. Voor de hoogte wordt uitgegaan van de normen op 1 januari. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s. Daarmee zijn de bedragen langdurigheidstoeslag per huishoudtype gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in de verordening langdurigheidstoeslag 2010. Door de bedragen te koppelen aan de bijstandsnorm blijven de bedragen gelijke tred houden met de actuele ontwikkelingen die de bijstandsnorm doormaakt.
De peildatum is de datum waarop de periode van 36 maanden, waarin een laag inkomen is ontvangen, is bereikt. Bij ongewijzigde omstandigheden blijft de situatie op de peildatum bepalend. Bij wijziging van omstandigheden wordt een nieuwe peildatum vastgesteld.
Deze uitzondering is opgenomen in 2010 door wijziging van de Toeslagenwet, waardoor personen met een uitkering onder het sociaal minimum een aanvulling op grond van de Toeslagenwet, iets boven de bijstandsnorm uitkomen waardoor er een afwijzing volgt. Vóór 2010 deed die situatie (uitkering + TW) zich niet voor. In die gevallen kan een langdurigheidstoeslag worden verstrekt onder aftrek van het bedrag waarmee de WWB-norm wordt overschreden.
Deze uitzondering dient overeenkomstig artikel 24 van de wet te worden uitgevoerd en dus enkel ziet op de situatie dat er sprake is van uitsluiting van een van de gehuwden ingevolge artikel 13, eerste lid van de wet.