Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Drenthe

Uitvoeringsbesluit financiering instandhouding provinciale monumenten in Drenthe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Drenthe
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit financiering instandhouding provinciale monumenten in Drenthe
CiteertitelUitvoeringsbesluit financiering instandhouding provinciale monumenten in Drenthe
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 17-12-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad 2012, 41

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201329-06-2016nieuwe regeling

17-12-2012

Provinciaal blad, 2012, 41

2012008467

Tekst van de regeling

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMEEN

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. provinciaal monument: een provinciaal gebouwd monument als bedoeld in artikel 1,

onder b, van de Provinciale Monumentenverordening 2008;

b. provinciale monumentenlijst: de lijst die ingevolge artikel 4 van de Provinciale

Monumentenverordening 2008 door gedeputeerde staten wordt bijgehouden;

c. verduurzamen: het toepassen van energiebesparende maatregelen;

d. subsidiabele instandhoudingkosten: de op grond van een begroting geraamde en

door gedeputeerde staten goedgekeurde kosten van werkzaamheden die leiden tot

het opheffen van (bouwtechnische) gebreken, die noodzakelijk zijn voor de

instandhouding en verduurzaming van de monumentale waarde van een provinciaal

gebouwd monument;

e. Restauratiefonds: de Stichting Nationaal Restauratiefonds te Hoevelaken;

f Drents Monumentenfonds (DMF): het fonds van de provincie Drenthe bij het

Restauratiefonds, waaruit laagrentende leningen en subsidies worden verstrekt;

g. ASV: Algemene subsidieverordening Drenthe 2012.

Artikel 1a

Op het verstrekken van leningen en subsidies op grond van dit uitvoeringsbesluit is de

ASV van toepassing.

Artikel 2

Gedeputeerde staten kunnen nadere uitvoeringsvoorschriften vaststellen.

Artikel 3

1. Gedeputeerde staten verstrekken uitsluitend een laagrentende lening voor de

subsidiabele instandhoudingkosten van een monument, inclusief energiebesparende

maatregelen, voor zover deze niet door een andere subsidie mogelijkheden worden

gedekt.

2 Gedeputeerde staten verstrekken uitsluitend laagrentende leningen aan een

natuurlijke of rechtspersoon, niet zijnde een bestuursorgaan als bedoeld in artikel

1:1 van de Algemene wet bestuursrecht, die krachtens eigendom of ander zakelijk

recht het genot heeft van een monument, dan wel in het bezit is van een voorlopig

koopcontract.

Artikel 4

Een aanvraag om een laagrentende lening wordt ingediend op een door gedeputeerde

staten daartoe vastgesteld digitaal aanvraagformulier en gaat vergezeld van de in het

formulier genoemde bijlagen.

Artikel 5, Subsidiabele instandhoudingkosten

1. Een laagrentende lening kan slechts worden aangevraagd, als de subsidiabele

instandhoudingkosten ten minste € 25.000,-- bedragen.

2. De laagrentende lening bedraagt maximaal € 200.000,-- per monument.

3. De laagrentende lening wordt verstrekt tegen een rente die 5% ligt onder de door

het Restauratiefonds gehanteerde marktrente, met een minimum van 1,5%. Het

monument waarvoor de laagrentende lening wordt verstrekt wordt hypothecair

belast tot de hoogte van de laagrentende lening. De aflossingstermijn is maximaal

30 jaar.

4. In geval van schade als gevolg van een calamiteit, worden de subsidiabele

instandhoudingkosten berekend aan de hand van de kosten van voor herstel van het

provinciaal monument te treffen voorzieningen minus de uit te keren

verzekeringspenningen.

Artikel 6, Beslistermijn

Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag om een laagrentende lening binnen

22 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7, Weigeringsgronden

1. In aanvulling op de in de ASV genoemde algemene weigeringsgronden, wordt een

laagrentende lening niet verstrekt indien;

a. er binnen het DMF onvoldoende middelen resteren om de gevraagde lening te

verstrekken;

b. met de werkzaamheden waarvoor een laagrentende lening wordt gevraagd, het

belang van de monumentenzorg niet of onvoldoende wordt gediend;

c. de kosten van werkzaamheden niet in een redelijke verhouding staan tot het te

bereiken resultaat;

d. de werkzaamheden zijn begonnen voordat op de aanvraag is beslist, tenzij

hiervoor schriftelijk toestemming is verleend;

e. voor de uit te voeren werkzaamheden een vergunning op grond van artikel 11

van de Provinciale Monumentenverordening is vereist en deze (nog) niet is

verleend.

2. Een laagrentende lening kan voorts geweigerd worden in geval van een negatief

advies van het Restauratiefonds.

Artikel 8, Bijzondere verplichtingen

1. Aan een laagrentende lening wordt de verplichting verbonden dat:

a. het werk wordt uitgevoerd overeenkomstig door gedeputeerde staten

vastgestelde nadere regels;

b. de aanvang van het werk tenminste 2 weken van tevoren wordt gemeld bij

gedeputeerde staten;

c. met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen binnen 26 weken na de

datum van verzending van de verlening van de laagrentende lening;

d. binnen 130 weken na de verlening van een laagrentende lening de

gereedmelding als bedoeld in artikel 11, is ingediend bij gedeputeerde staten;

e. de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens in de beroepsgroep van

restauratiebedrijven geldende normen.

2. Het werk wordt uitgevoerd als scholings- en werkgelegenheidstraject door een

erkend leerbedrijf in de (restauratie)bouw. Gedeputeerde staten kunnen hiervan

afwijken.

Artikel 9, Verzekering

1. De eigenaar en/of de zakelijk gerechtigde is verplicht het monument waarvoor een

laagrentende lening is verstrekt voldoende te verzekeren tegen brand-, storm- en

bliksemschade.

2. Tijdens de werkzaamheden is een CAR-verzekering verplicht.

Artikel 10, Tussentijdse vervreemding

Indien de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde binnen de looptijd van de laagrentende

lening het monument vervreemdt, wordt de laagrentende lening beëindigd en dient de

eigenaar en/of zakelijk gerechtigde het restant van de schuld uiterlijk bij overdracht aan

de verkrijger terug te storten in het Drents Monumentenfonds.

Artikel 11, Vaststelling

1. Vaststelling van de laagrentende lening vindt plaats nadat:

a. de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden gereed zijn gemeld op het

daartoe door gedeputeerde staten beschikbaar gestelde formulier zijn

gecontroleerd en akkoord zijn bevonden;

b. een overzicht overeenkomstig de bij de aanvraag gevoegde begroting is

verstrekt van de totale werkzaamheden en de daarop betrekking hebbende

kosten, inclusief eventueel meer- en minderwerk, alsmede kopieën van alle

rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

2. Vaststelling vindt plaats op basis van de bij de verlening goedgekeurde subsidiabele

instandhoudingkosten van werkzaamheden of de werkelijke kosten van de

werkzaamheden als deze lager zijn, dan wel hoger, met inachtneming van het

bepaalde op meer- en minderwerk.

3. Gedeputeerde staten kunnen er mee instemmen dat de aanvrager in plaats van

rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van een accountant verstrekt

waaruit blijkt dat het kostenoverzicht juist en volledig is.

Artikel 12, Slotbepalingen

1. Gedeputeerde staten kunnen in het belang van de monumentenzorg afwijken van de

bepalingen in dit uitvoeringsbesluit.

2. Dit uitvoeringsbesluit treedt in werking op 1 januari 2013.

TOELICHTING

BIJ DE UITVOERINGSBESLUIT FINANCIERING INSTANDHOUDING

PROVINCIALE MONUMENTEN IN DRENTHE

ALGEMEEN

Het verstrekken van een laagrentende lening als hier aan de orde valt onder de

begripsomschrijving van ‘subsidie' in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

Dit betekent dat zowel de regels uit titel 4.2.1 van deze wet als die van de Algemene

subsidieverordening Drenthe op de verlening en vaststelling van de laagrentende lening

van toepassing zijn.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Sub a en b

Het uitvoeringsbesluit is gericht op beschermde provinciale monumenten (zie artikel 4,

eerste lid, van de Provinciale Monumentenverordening.

Artikel 2

Gedeputeerde staten hebben op grond van dit artikel uitvoeringvoorschriften vastgesteld

ten aanzien van de te financieren subsidiabele kosten en de procedure van aanvraag van

een laagrentende lening. Dit betreft de:

- "Leidraad laagrentende lening"

- "Leidraad te financieren kosten"

Artikel 3

Met andere zakelijke rechten kan gedacht worden aan het recht van erfpacht, een

appartementsrecht of een deelneming- of lidmaatschaprecht op het gebruik van een

pand.

Artikel 4

De procedure van indiening van een aanvraag om een laagrentende lening is beschreven

in de door gedeputeerde staten vastgestelde "Leidraad aanvragen laagrentende lening".

Bij een niet volledig ingediend aanvraagformulier stellen gedeputeerde staten de

aanvrager overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid de

ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken.

Indien de ingediende gegevens - ook na een verzoek om aanvulling- onvoldoende zijn

voor de beoordeling van de aanvraag dan kunnen gedeputeerde staten besluiten de

aanvraag niet in behandeling te nemen.

In het geval van een positieve beslissing op de aanvraag, volgt een beschikking die recht

geeft op een laagrentende lening. Bij een negatieve beslissing volgt een afwijzende

beschikking. Na afloop van de uitvoering en de gereedmelding van het werk volgt de

vaststelling.

Artikel 5

Eerste en derde lid

Om voor een laagrentende lening in aanmerking te komen dienen de subsidiabele

instandhoudingkosten minimaal € 25.000,-- te bedragen, dit is tevens het minimum van

een laagrentende lening. Het maximum bedrag aan goedgekeurde kosten per monument

waarvoor een laagrentende lening kan worden toegekend bedraagt € 200.000,--. Bij

splitsing in (woon)eenheden geldt een berekening van het maximum naar rato van het

vloeroppervlak.

Een van de belangrijkste condities van het uitvoeringsbesluit betreft het aanbieden van

een laagrentende lening tegen een lager rentetarief dan de geldende marktrente, die het

Restauratiefonds hanteert. Het minimum bedraagt echter 1,5%.

De genoemde bedragen zijn inclusief de voor de aanvrager ten laste blijvende BTW .

Artikel 6

In geval van overdracht wordt 'afgerekend' met de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde.

De laagrentende lening is niet overdraagbaar op de koper van het provinciaal monument.

Artikel 7

Eerste lid

De bepaling onder d is opgenomen om de bouwtechnische kwaliteit van de te herstellen

onderdelen vooraf vast te kunnen stellen (0-meting). Ingeval van verkregen ontheffing

kan voor eigen rekening en risico worden gestart.

Tweede lid

Het Restauratiefonds adviseert over alle aanvragen voor een laagrentende lening, door

toetsing van de inkomens- en vermogenspositie van de aanvrager in relatie tot het

aangevraagde bedrag. Gedeputeerde staten hebben de mogelijkheid om af te wijken van

een negatief advies. Alleen in uitzonderingsgevallen zal een negatief advies toch leiden

tot een laagrentende lening.

De artikelen 8 tot en met 10 van de Algemene subsidieverordening vermelden naast de

genoemde criteria ook enkele algemene weigeringsgronden zoals de bepaling rondom

staatssteun.

Artikel 8

Sub d

De termijn is gelet op de aard van de werkzaamheden op 130 weken vastgesteld.

Sub e en tweede lid

In het Bestuursakkoord van 5 maart 2012 tussen het Rijk en de provincies is onder

andere bepaald dat beide overheden zich inzetten om de kwaliteit van het

restauratieproces en de -werkzaamheden te bevorderen.

Het voortbestaan van onze monumenten wordt bedreigd door enerzijds uitvoering van de

werkzaamheden door niet of onvoldoende ter zake deskundig en/of gekwalificeerd

personeel.

Anderzijds is er een tekort aan vaklieden die kunnen restaureren. Dit ontstaat doordat

geen of weinig instroom in de restauratieopleidingen plaatsvindt of vanwege het feit dat

vakkrachten worden ontslagen als gevolg van de economische crisis waaraan onder

andere de bouw is gerelateerd.

Hierdoor verdwijnt het specifieke vakmanschap in onder andere de restauratietechniek.

Beide overheden hechten veel waarde aan behoud en continuïteit van restauratiekennis

en -vaardigheden. Op grond daarvan stelt zij de voorwaarde aan het verkrijgen van een

laagrentende lening dat het werk wordt uitgevoerd: