Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Beleidsregel Groenmanifest 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBeleidsregel Groenmanifest 2012
CiteertitelBeleidsregel Groenmanifest 2012
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 11-12-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2012, 43

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-12-201201-02-2014nieuwe regeling

11-12-2012

Provinciaal blad, 2012, 43

2012008429

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Groenmanifest 2012

Deze beleidsregel bestaat uit de volgende onderdelen.

- Inleiding

- Uitgangspunten

- Uitwerking van deze beleidsregel

- Definities van begrippen en nadere toelichting

- Hardheidsclausule

- Inwerkingtreding

- Citeertitel

- Bijlage: het 'Uitwerkingsdocument ammoniak' van het oorspronkelijke Groenmanifest.

Inhoud

INLEIDING

Op 15 maart 2011 is: 'het Groenmanifest van Drenthe, investeren in een vitaal platteland' aan de provincie aangeboden.

Dit Groenmanifest van Drenthe is opgesteld door de Drentse partners LTO Noord, Natuur en Milieufederatie Drenthe, Natuurmonumenten, Het Drentse Landschap en Staatsbosbeheer (hierna: de Groenmanifest-partners).

Het Groenmanifest gaat over het beleid met betrekking tot natuur en de economische ontwikkeling van met name landbouw op het platteland. Het gezamenlijke doel is ontwikkelingsruimte voor een robuuste en duurzame landbouw, hoge biodiversiteit, een goed functionerende EHS en leefomgevingskwaliteit in een vitaal platteland. Het gaat dan onder andere om de realisatie van de EHS, waaronder de aanwijzing en het beheer van de Natura-2000-gebieden, de Kaderrichtlijn Water en het ontwikkelingsperspectief van de landbouw.

Deze Beleidsregel Groenmanifest 2012 gaat uitsluitend over de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: NB-wet). Voor deze beleidsregel is met name het 'Uitwerkingsdocument ammoniak' van belang, in het Groenmanifest ook aangeduid als 'Beleidskader Stikstof Drenthe'. In de aanbiedingsbrief bij het Groenmanifest van 15 maart 2011 is dat als volgt omschreven: een Drents beleidskader dat oplossingen biedt voor de aanpak van de ammoniakproblematiek in relatie tot Natura 2000 en het "vlot trekken" van de daarmee samenhangende vergunningverlening in het kader van de NB-wet.

Op 17 mei 2011 is door gedeputeerde staten besloten de ambitie uit het Groenmanifest als uitgangspunt te nemen voor provinciaal beleid. De Groenmanifest-partners hebben het denkraam voor de EHS geschetst en de hoofdlijnen voor een interim-beleidskader stikstof. Met het vaststellen van het interim-beleidskader stikstof voorzien gedeputeerde staten dat de vergunningverlening in het kader van de NB-wet weer kan worden losgetrokken. Dat is intussen ook gebeurd.

Bijlage bij deze beleidsregel is de tekst van genoemd 'Uitwerkingsdocument ammoniak' van het Groenmanifest. Die tekst is als uitgangspunt genomen voor navolgendebeleidsregel; hij is aangepast en gewijzigd ter actualisering en ter oplossing van een aantal knelpunten zoals die zich in de praktijk hebben gemanifesteerd. De wijziging etreft vooral de zogenaamde Type-2-bedrijven. De toevoeging betreft vooral definities van diverse begrippen.

UITGANGSPUNTEN

- Wij gaan uit van twee primaire hoofddoelen; voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en het verlagen van stikstofdepositieniveaus ten behoeve van voor de natuur gewenste stikstofdepositieniveaus (vaak aangeduid als kritische depositiewaarden). Het ambitieniveau over drie beheerplanperioden bedraagt daarbij een verlaging van de totale depositie in Drenthe met 20% (respectievelijk 4%, 8% en 8%).

- De Drentse landbouw levert hieraan de bijdragen die redelijkerwijs van de sector verwacht mogen worden, maar wordt niet afgerekend op of extra aangeslagen voor mogelijke tekortkomingen in inspanningen van andere sectoren c.q. emissies van uiten de provincie.

- Wij streven ernaar om het natuurbelang zo optimaal mogelijk te laten aansluiten bij de agrarische bedrijfsbelangen door het verminderen van de stikstofbelasting op de atura-2000-gebieden te combineren met het zo effectief en efficient mogelijk benutten van mineralen.

- Verder streven wij naar een zo helder, transparant en stimulerend mogelijke beleidsregel die voor de natuur en de landbouw zoveel mogelijk uitzicht en zekerheden biedt voor het behalen van genoemde twee hoofddoelen.

- Eenvoud in spelregels en het uitdagen van ambitieuze ondernemers zijn hierbij belangrijke thema's.

- Wij zullen samen met de Groenmanifest-partners en andere betrokkenen verder inhoud geven aan een positieve gebiedsontwikkeling rondom de Natura-2000-gebieden, uitgaande van kansen.

- Dit geheel zien wij als een gezamenlijke opgave en leidraad voor onze gezamenlijke inzet.

- Deze Beleidsregel Groenmanifest 2012 is van kracht tot de landelijke Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking treedt. Op dat moment wordt deze provinciale beleidsregel op basis van de dan geldende kaders herijkt.

- Deze beleidsregel richt zich vooral op de melkveehouderij, maar wil andere vormen van veehouderij niet uitsluiten; de gevolgen van ammoniakemissie zijn immers niet per diersoort te onderscheiden; dit uitgangspunt geldt voor het bepaalde onder 3 (drempelwaarde); de bepalingen genoemd onder 5 (Type 1- en Type 2-bedrijven) hebben wel uitsluitend betrekking op de melkveehouderij; dit onderscheid komt voort uit het feit dat melkveehouderijbedrijven minder technische hulpmiddelen (zoals luchtwassers) tot hun beschikking hebben om ammoniakreductie te bewerkstellingen in vergelijking met de intensieve veehouderij.

- Deze beleidsregel bevat alleen een voorgestelde beleidsuitwerking voor de eerste beheerplanperiode van 6 jaar voor de Natura-2000-gebieden.

- Uitgangspunt is dat deze beleidsregel bijdraagt aan een neergaande lijn in de stikstofdepositie op Natura-2000-gebieden. De tijdelijkheid van deze beleidsregel brengt met zich dat het geheel zich richt op een eerste stap. Of daarmee de instandhoudingsdoelen van elk van de Drentse Natura-2000-gebieden worden bereikt is op dit moment - mede vanwege de onzekerheid over landelijke factoren - niet te garanderen.

- Het "hand-aan-de-kraanprincipe" wordt gehanteerd: indien blijkt dat er geen sprake is van een neergaande lijn, wordt deze beleidsregel aangepast.

UITWERKING VAN DEZE BELEIDSREGEL GROENMANIFEST 2012

1, Bestaand gebruik

Uitgangspunt is de milieuvergunde situatie op 1 februari 2009. De 'ammoniakrechten' die gekoppeld zijn aan loze vergunningen worden binnen een door provincie en gemeenten overeen te komen termijn opgespoord en ingetrokken.

2, Nieuwvestiging

Binnen een straal van 2 km van Natura-2000-gebieden is nieuwvestiging van veehouderijbedrijven niet toegestaan. Verplaatsingen van melkveehouderijbedrijven beschouwen wij niet als nieuwvestiging en vragen om een maatwerkbenadering.

3, Drempelwaarde in combinatie met het hand-aan-de-kraan principe

Wij hanteren een drempelwaarde van 0,5% van de kritische depositiewaarde (kdw). Bedrijven kunnen tot aan de drempelwaarde 'vrij opvullen'. De depositieberekening opvullen tot 0,5% kdw) geldt voor het totale bedrijf, niet enkel voor de gewenste uitbreiding. De bedrijven zijn dan wel vergunningplichtig, maar er is dan geen aparte Passende Beoordeling nodig. De relevante voor verzuring en/of vermesting gevoelige habitattypen staan in de (ontwerp)aanwijzingsbesluiten van de relevante Natura-2000-gebieden. De bijbehorende kdw's staan in het vrij verkrijgbare rapport "Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura-2000-gebied" (auteurs: Han van Dobben en Arjen van Hinsberg, Alterra-rapport 1654, Wageningen, 2008). Eventuele aanpassingen van die kdw's zullen door de rijksoverheid gepubliceerd worden.

Om te voorkomen dat de cumulatie van diverse vergunningen leidt tot een ongewenste toename van de depositie op gebiedsniveau, wordt de groei van de bedrijven onder de drempelwaarde op provinciaal niveau gemonitord. Deze monitoring start zo spoedig mogelijk. Hierbij hanteren wij het hand-aan-de-kraanprincipe.

Indien het cumulatieve effect van de verleende NB-wetvergunningen de beoogde reductie (het ambitieniveau) in gevaar brengt, wordt de drempelwaarde verlaagd naar een passend niveau.

4, Piekwaarde

Bedrijven met een depositie groter dan 50% van de kdw worden beschouwd als piekbedrijf. Voor piekbedrijven geldt als uitgangspunt voor alle betrokkenen dat de emissie binnen 6 jaar (de eerste Natura-2000-beheerplanperiode) moet worden teruggebracht tot onder deze waarde (50% kdw).

Wij zien het als een collectieve verantwoordelijkheid om een oplossing voor deze bedrijven te vinden en maken ons gezamenlijk sterk voor flankerend beleid voor deze piekbedrijven. Overigens is er in Drenthe slechts sprake van 1 piekbedrijf, nabij het Bargerveen.

5, Melkveehouderijbedrijven tussen drempel- en piekwaarde

Alle veehouderijbedrijven tussen drempel- en piekwaarde kunnen een ammoniakscan laten uitvoeren, als instrument van bewustwording, om de mogelijkheden voor aanpassing van de bedrijfsvoering in beeld te brengen. Met projecten als Duurzaam Boer Blijven Drenthe (DBBD) en het landelijke Koeien en Kansen zijn goede resultaten geboekt; het beschikbare cijfermateriaal kan door de veehouder worden benut om zelf een bewustere keuze te maken uit. De provincie zet zich samen met anderen in voor certificering van de diverse maatregelen in het kader van mineralenmanagement en de kringloopgedachte. Zodra de certificering gereed is, kan dit maatregelenpakket bijdragen aan het verkrijgen van een NB-wetvergunning. Tot die tijd kunnen de afzonderlijke technische en managementmaatregelen worden meegenomen in het vergunningentraject.

Bij melkveehouderijbedrijven die hun bedrijf willen uitbreiden wordt onderscheid gemaakt tussen 2 typen bedrijven.

a, Type 1

De emissie van een melkveehouderijbedrijf mag tijdelijk (maximaal 6 jaar) toenemen, onder de voorwaarde dat aan de aanvraag van de NB-wetvergunning een bedrijfsplan is gekoppeld dat garandeert dat het bedrijf binnen 6 jaar een totale emissie van maximaal 90% van het oorspronkelijke emissieplafond bereikt. Het bedrijfsplan omvat een stappenplan waaruit duidelijk wordt op welk moment welke reductie wordt gerealiseerd. Emissiereductie kan door emissiebeperkende maatregelen en/of saldering. Ook kan het bedrijf zijn emissieplafond verhogen door middel van saldering (zie hierna).

Uitzondering op het vereiste bedrijfsplan met een reductie tot 90%: indien het bedrijf binnen zijn oorspronkelijke emissieplafond blijft en er geen sprake is van tijdelijke verhoging of saldering, dan is bovengenoemd bedrijfsplan niet vereist.

b, Type 2

Doel van het opnemen van deze categorie van Type 2-bedrijven is het zoveel mogelijk  voorkomen dat voorlopers door deze beleidsregel, gebaseerd op het Groenmanifest, worden bestraft voor het feit dat ze voorlopers zijn. Met voorlopers wordt hier bedoeld: emissiereducerende stalsystemen.

De emissie van melkveehouderijbedrijven die op 1 februari 2009 beschikten over een van de hierna genoemde staltypes mag eenmalig toenemen tot maximaal 90% van de emissie die een melkveehouderij zou mogen hebben op basis van hetzelfde aantal stuks vee, gebaseerd op 9,5 kg/dierplaats/jaar voor melk- en kalfkoeien of 11,0 kg/dierplaats/jaar (in het geval van permanent opstallen) en 3,9 kg/dierplaats/jaar voor jongvee.

Op 1 februari 2009 waren de volgende emissiearme stallen erkend.

- A 1.1 (RAV-code): grupstal met drijfmest, emitterend mestoppervlak van grup en kelder maximaal 1,2 m2 per koe (Groen Label BB 93.06.009); 4,3 kg/dier/jr.

- A 1.2.1 c.q. A 1.2.2: loopstal met hellende vloer en giergoot of met roostervloer; beide met spoelsysteem (BWL 2001.28); beweiden 7,5 kg/dier/jr; opstallen 8,6 kg/dier/jr.

- A 1.3.1 c.q. A 1.3.2: loopstal met hellende vloer en giergoot; maximaal 3 m2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 93.03.003V1; BB 93.03.003/A 93.04.004V1; BB 93.03.003/B 93.04.005V1; BB 93.03.003/C 93.04.006V1; BB93.03.003/D 94.06.020V1); beweiden 7,5 kg/dier/jr; opstallen 8,6 kg/dier/jr.

- A 1.4.1 c.q. A 1.4.2: loopstal met hellende vloer en spoelsysteem; maximaal 3,75 m2 mestbesmeurd oppervlak per koe (Groen Label BB 94.02.015V1); beweiden 6,8 kg/dier/jr; opstallen 7,8 kg/dier/jr.

- A 1.5.1 c.q. A 1.5.2: loopstal met sleufvloer en mestschuif (Groen Label BB 97.05.055); beweiden 7,7 kg/dier/jr; opstallen 9,2 kg/dier/jr.

De toegestane emissie is maximaal 2147,4 kg NH3 per jaar, waarbij de 10% aftrek al is verrekend. Die beperking tot [2.386 kg min 10%] NH3 per jaar is gebaseerd op 200 melk- en kalfkoeien a 9,2 kg/dierplaats/jaar (het maximum bij permanent opstallen in een emissiearme stal), opgeteld bij 140 stuks jongvee a 3,9 kg/dierplaats/jaar.

6, Saldering

Structurele toename van de bedrijfsemissie is alleen mogelijk via gebiedssaldering. Dit wordt ook wel externe saldering genoemd (gebruikmaken van de 'ammoniakrechten' van een ander). Er wordt gesaldeerd op depositie, waarbij als voorwaarden geldt dat de totale depositie op het desbetreffende Natura-2000-gebied niet mag toenemen en de depositie van het bedrijf onder de piekwaarde blijft. Bij saldering geldt verder de voorwaarde dat bij de aanvraag van de NB-wetvergunning een bedrijfsplan wordt ingediend waaruit blijkt dat het bedrijf binnen 6 jaar een totale emissie van maximaal 90% van het na saldering ontstane emissieplafond bereikt. Het bedrijfsplan omvat een stappenplan waaruit duidelijk wordt op welk moment welke reductie wordt gerealiseerd.

7, Effectgerichte maatregelen/inzet van PAS-middelen

De hiervoor geschetste aanpak voor de eerste beheerplanperiode van 6 jaar brengt met zich mee dat het heel wat jaren duurt voor de ammoniakdepositie op een niveau is dat bij de beoogde natuurkwaliteit past. Dit maakt het nodig dat er in de tussenliggende periode effectgerichte maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld in de sfeer van het verwijderen van stikstof uit het gebied of het treffen van anti-verdrogingsmaatregelen. Per Natura-2000-gebied moet worden nagegaan welke maatregelen mogelijk zijn, om de natuur door de periode met een te hoge depositie heen te helpen. De Groenmanifestpartners (hun namen staan in de inleiding) maken zich er samen met de provincie sterk voor dat er financiele middelen voor deze maatregelen beschikbaar komen, onder andere uit de gereserveerde middelen voor de PAS.

8, Stimuleringsmaatregelen

Naast de ammoniakscan zijn er ook andere gewenste stimuleringsmaatregelen om de stikstofdepositie te verlagen, zoals faciliteiten voor bedrijfsverplaatsing, proefstallen en faciliteiten voor bovengenerieke maatregelen op bedrijfsniveau.

DEFINITIES VAN BEGRIPPEN EN NADERE TOELICHTING

Qua opsomming is hierna zoveel mogelijk aangesloten bij de volgorde van vorenstaande tekst.

Loze vergunning

Een milieuvergunning die niet meer gebruikt wordt. Volgens artikel 8.25, eerste lid, kan het bevoegd gezag (veelal de gemeente) alleen een Wet milieubeheervergunning intrekken wanneer zich een of meer van de in dat artikel genoemde omstandigheden voordoet:

- indien gedurende 3 jaar zijn geen handelingen verricht met gebruikmaking van de vergunning (8.25, eerste lid, onder c.);

- indien het bedrijf is geheel of gedeeltelijk verwoest (8.25, eerste lid, onder d).

Nieuwvestiging

Oprichting c.q. vestiging van een veehouderij op een locatie binnen 2 km vanaf de grens van een Natura-2000-gebied waar sinds 1 februari 2009 geen sprake is van een agrarisch bouwperceel; als nieuwvestiging geldt ook de omschakeling (geheel of gedeeltelijk) van akkerbouw naar veehouderij. Uitzondering betreft verplaatsingen ten behoeve van melkveehouderijbedrijven die binnen Drenthe uit een Natura-2000-gebied worden verplaatst of op een grotere afstand tot hetzelfde Natura-2000-gebied worden geplaatst; dit vereist maatwerk ten aanzien van de invloed op een of meerdere voor verzuring en/of vermesting gevoelige habitattypen c.q. invloed op de (overige) instandhoudingsdoelen van het (de) relevante Natura-2000-gebied(en).

Ammoniakscan

Het door CLM ontwikkelde bewustwordingsinstrument, waarmee kan worden aangetoond dat de op het bedrijf doorgevoerde managementmaatregelen leiden tot een andere emissiewaarde dan de gebruikelijke forfaitaire waarde; daarbij kan het ureumgetal een belangrijke indicatie zijn die bovendien een cijfermatige onderbouwing en een handhaafbare vergunningvoorwaarde mogelijk maakt.

Oorspronkelijk emissieplafond bij type 1-bedrijven

Het emissieplafond dat per 1 februari 2009 is vergund, op basis van de Wet milieubeheer of de Hinderwet.

HARDHEIDSCLAUSULE

Wanneer toepassing van deze beleidsregel leidt tot een kennelijk onredelijke beslissing, kan van deze beleidsregel worden afgeweken. Toepassing van deze hardheidsclausule is voorbehouden aan gedeputeerde staten van Drenthe; deze bevoegdheid voor een extra belangenafweging kan niet worden gemandateerd.

INWERKINGTREDING

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na plaatsing in het Provinciaal blad.

CITEERTITEL

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Groenmanifest 2012.

BIJLAGE

BIJ DE BELEIDSREGEL VOOR DE TOEPASSING VAN HET GROENMANIFEST VAN DRENTHE

Hierna staat de tekst van het 'Uitwerkingsdocument ammoniak', onderdeel van het Groenmanifest, zoals dat op 15 maart 2011 aan de provincie is aangeboden.

Groenmanifest van Drenthe, Investeren in een vitaal platteland

Uitwerkingsdocument ammoniak

De met provincie en andere gebiedspartners op te pakken nadere uitwerking van het Groenmanifest voor het onderdeel ammoniak

BELEIDSKADER STIKSTOF DRENTHE

Hoofdlijnen van overeenstemming

Uitgangspunten

- Wij gaan als sectoren uit van de 2 primaire hoofddoelen; voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en het verlagen van stikstofdepositieniveaus ten behoeve van voor de natuur gewenste stikstofdepositieniveaus. Het ambitieniveau over drie beheerplanperioden bedraagt daarbij een verlaging van de totale depositie in Drenthe met 20% (respectievelijk 4%, 8% en 8%).

- De Drentse landbouw levert hieraan de bijdragen die redelijkerwijs van de sector verwacht mogen worden maar wordt niet afgerekend op of extra aangeslagen voor mogelijke tekortkomingen in inspanningen van andere sectoren c.q. emissies van buiten de provincie.

- Wij streven ernaar om het natuurbelang zo optimaal mogelijk te laten aansluiten bij de agrarische bedrijfsbelangen door het verminderen van de stikstofbelasting op de Natura-2000 gebieden te combineren met het zo effectief en efficient mogelijk benutten van mineralen.

- Verder streven wij - binnen de door de overheid gegeven wettelijke kaders - naar een zo helder, transparant en stimulerende mogelijk beleidskader dat voor de natuur en landbouw zoveel mogelijk uitzicht en zekerheden biedt voor het behalen van de gebiedsdoelen.

- Eenvoud in spelregels en het uitdagen van ambitieuze ondernemers zijn hierbij belangrijke thema's.

- Wij gaan komende tijd samen verder inhoud geven aan een positieve gebiedsontwikkeling rondom de Natura-2000-gebieden die uitgaat van kansen.

- Dit geheel zien wij als een gezamenlijke opgave en leidraad voor onze gezamenlijke inzet.

- Het beleidskader Stikstof Drenthe geldt tot de PAS in werking treedt. Op dat moment wordt het provinciale beleidskader op basis van de dan geldende kaders herijkt.

- Dit document richt zich vooral op de melkveehouderij en bevat alleen voorgestelde beleidsuitwerking voor de eerste beheerplanperiode.

- Uitgangspunt is dat dit beleidskader bijdraagt aan een neergaande lijn in de stikstofdepositie op Natura-2000-gebieden. De tijdelijkheid van het beleidskader brengt met zich dat het geheel zich richt op een eerste stap. Of daarmee de instandhoudingsdoelen worden bereikt is op dit moment - mede vanwege de onzekerheid over landelijke factoren - niet te duiden.

- Het hand-aan-de-kraanprincipe wordt gehanteerd. Indien blijkt dat er geen sprake is van een neergaande lijn dan wordt het beleidskader aangepast.

- Het geheel moet rechtszeker en juridisch valide zijn.

Invulling

Wij hebben het in overleg met de provincie opgestelde concept 'raamwerk beleidskader' als basis en vertrekpunt genomen met daarin de volgende aanpassingen en aanvullingen.

1, Bestaand gebruik

De vergunde situatie op 1 februari 2009. De stikstofrechten die gekoppeld zijn aan loze vergunningen worden binnen een - met provincie en gemeenten vast te stellen termijn - opgespoord en ingetrokken (noot; het begrip loze vergunning wordt door het bevoegd gezag op basis van daarvoor bestaande kaders gedefinieerd).

2, Nieuwvestiging

Binnen een straal van 2 km van Natura-2000-gebieden is nieuwvestiging van veehouderijbedrijven niet toegestaan. Verplaatsingen van melkveehouderijbedrijven beschouwen wij niet als nieuwvestiging en vragen een maatwerkbenadering.

3, Wijziging Drempelwaarde in combinatie hand aan de kraan

Wij hanteren een drempelwaarde van 0,5% kritische depositiewaarde (kdw). Bedrijven kunnen tot aan de drempelwaarde 'vrij opvullen'. Om te voorkomen dat dit leidt tot een ongewenste toename van de depositie op gebiedsniveau wordt de groei van de bedrijven onder de drempelwaarde op provinciaal niveau gemonitord. Deze monitoring start in 2011. Hierbij hanteren wij het hand-aan-de-kraanprincipe. ndien de groei van deze groep bedrijven de gestelde reductie/depositiedoelen in gevaar brengen, wordt de drempelwaarde omlaag gebracht naar een niveau dat nodig is om het geheel weer passend te maken.

Op verzoek kunnen veehouderijbedrijven onder de drempelwaarde een ammoniakscan krijgen.

4, Piekwaarde

Bedrijven met een emissie groter dan 50% van de kdw worden beschouwd als piekbedrijf. Wij zien het als een collectieve verantwoordelijkheid om een oplossing voor deze bedrijven te vinden en maken ons gezamenlijk sterk voor flankerend beleid voor eze piekbedrijven.

Voor piekbedrijven geldt als uitgangspunt voor alle betrokkenen dat de emissie binnen 6 jaar (1e beheerplanperiode) moet worden teruggebracht tot onder deze waarde (50% kdw). Dit kan via reducerende maatregelen, verplaatsing of sanering. Op korte termijn worden de piekbedrijven individueel nader in beeld gebracht, waarbij het onder andere  de vraag is of het een intensief veehouderijbedrijf dan wel een melkveehouderijbedrijf betreft en of er naast ammoniak nog andere opgaven (bijvoorbeeld water) spelen. In gevallen waar er de mogelijkheden voor reductie zeer beperkt zijn, kan het uitfaseren van de rechten (een tijdelijke vergunning voor bepaalde tijd) mogelijk uitkomst bieden.

5, Melkveehouderijbedrijven tussen drempel- en piekwaarde

Alle veehouderijbedrijven tussen drempel- en piekwaarde krijgen een ammoniakscan aangeboden. Als follow up/vervolg op deze scan stimuleren wij deze bedrijven tot deelname aan een project dat gericht is op verbetering van het mineralenmanagement. Voortzetten van het project duurzaam boer zou wenselijk zijn of in ieder geval initiatie van projecten die gericht zijn op de stikstofhuishouding. Wij vragen de provincie gezamenlijk een dergelijk project te ondersteunen en spannen ons gezamenlijk in om actieve deelname van deze groep bedrijven aan dit project te stimuleren.

Bij melkveehouderijbedrijven die hun bedrijf willen uitbreiden wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen bedrijven.

a, Type 1

De emissie van een melkveehouderijbedrijf mag tijdelijk (maximaal 6 jaar) toenemen, onder de voorwaarde dat aan de aanvraag en vergunning van de NB-wetvergunning een bedrijfsplan is gekoppeld die waarborgt dat het bedrijf binnen 6 jaar een totale emissie van maximaal 90% van het oorspronkelijke emissieplafond bereikt. Het bedrijfsplan omvat een stappenplan waaruit duidelijk wordt op welk moment welke reductie wordt gerealiseerd.

Emissiereductie kan door emissiebeperkende maatregelen en/of saldering. Ook kan het  bedrijf zijn emissieplafond verhogen door middel van saldering (zie verder).

Indien de ondernemer binnen zijn emissieplafond blijft en er geen sprake is van tijdelijke verhoging en zonder saldering, mag het bedrijf op zijn oorspronkelijke emissieplafond blijven.

b, Type 2

Dit is een bedrijf die in de bestaande situatie al een emissiewaarde per dierplaats van7,5 kg NH3 per dierplaats bij beweiding en = 8,6 kg NH3 per dierplaats bij permanent opstallen heeft. De emissie van een type 2-bedrijf mag tijdelijk (maximaal 6 jaar) toenemen, onder de voorwaarde dat de ondernemer bij de aanvraag van de NBwetvergunning een bedrijfsplan indient (gebaseerd op een ammoniakscan van het bedrijf) waaruit blijkt dat het bedrijf binnen 6 jaar terug is op het oorspronkelijke emissieplafond. Het bedrijfsplan omvat een stappenplan waaruit duidelijk wordt op welk moment welke reductie wordt gerealiseerd. Dit kan worden bereikt door emissiebeperkende maatregelen en saldering (zie verder).

Saldering

Structurele toename van de bedrijfsemissie is alleen mogelijk via (gebieds)saldering. Er wordt gesaldeerd op depositie, waarbij als voorwaarden geldt dat de totale depositie op het gebied niet mag toenemen en de depositie van het bedrijf onder de piekwaarde blijft. Bij saldering geldt verder de voorwaarde dat bij de aanvraag van de NB-wetvergunning een bedrijfsplan wordt ingediend waaruit blijkt dat het bedrijf binnen 6 jaar een totale emissie van maximaal 90% van het na saldering ontstane emissieplafond bereikt. Het bedrijfsplan omvat een stappenplan waaruit duidelijk wordt op welk moment welke reductie wordt gerealiseerd.

6, Effectgerichte maatregelen/inzet PAS middelen

De hiervoor geschetste aanpak voor de eerste beheerplanperiode brengt met zich mee dat het heel wat jaren duurt voor de ammoniakdepositie op een niveau is dat bij de beoogde natuurkwaliteit past. Dit maakt het nodig dat er in de tussenliggende periode effectgerichte maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld in de sfeer van het verwijderen van stikstof uit het gebied of het treffen van anti-verdrogingsmaatregelen. Van gebied tot gebied moet worden nagegaan welke maatregelen mogelijk zijn, om de natuur door de periode met een te hoge depositie heen te helpen. De groene partijen maken zich er samen sterk voor dat er financiele middelen voor deze maatregelen beschikbaar komen, onder andere uit de in het Regeerakkoord gereserveerde middelen voor de PAS.

7, Stimuleringsmaatregelen

Naast de ammoniakscan betreffen andere gewenste stimuleringsmaatregelen om de stikstofdepositie te verlagen faciliteiten voor bedrijfsverplaatsing, proefstallen en faciliteiten voor bovengenerieke maatregelen op bedrijfsniveau (onder andere Ruimte voor Ruimte).

8, Voorbehoud

Voor alle vorengenoemde opties geldt dat het geheel nog juridisch nader ingevuld en getoetst moet worden.