Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013 |
Citeertitel | Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-06-2013 | 01-06-2013 | 16-08-2017 | Nieuwe regeling | 30-05-2013 Witte Weekblad, 13-06-2013 | 0021/13 |
De raad van de gemeente De Ronde Venen
gelezen het voorstel van het college van B&W
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 14 en 15 va va n de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
vast te stellen de volgende verordening: Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013
Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumenten
Artikel 10. Instandhoudingbepaling
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 11. De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. van het Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Hoofdstuk 7. Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 18. Archeologische instandhoudingbepaling
Het is verboden om in een archeologisch (verwachtings)gebied, bedoeld in artikel 1, onder k, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag werkzaamheden uit te voeren welke verstoring van mogelijke archeologische resten onder het maaiveld kunnen veroorzaken, waaronder:
Het verbod, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, is niet van toepassing als één van de volgende gevallen zich voordoet:
aanvrager heeft een rapport overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en de betrokken archeologische waarden, mits gelet op het rapport behoudenswaardig geacht, worden door de in de aanvraag beschreven werkzaamheden naar oordeel van het bevoegd gezag niet geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door het opstellen van regels, gericht op:
het bevoegd gezag heeft een vergunning verleend, waarbij in de regels of voorschriften is vastgelegd dat een archeologisch rapport overgelegd moet worden waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en de betrokken archeologische waarden, mits gelet op het rapport behoudenswaardig geacht, worden door de in de aanvraag beschreven werkzaamheden naar oordeel van het bevoegd gezag niet geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door het opstellen van regels, gericht op:
Het bepaalde in lid 2, sub b, is niet van toepassing indien binnen een periode van 24 maanden voor de datum van de voorgenomen werkzaamheden binnen het onderhavige terrein, op aangrenzende terreinen of op terreinen op een afstand van minder dan 25 meter het bepaalde in lid 2, sub b, reeds van toepassing is geweest op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 19. Opgravingen en begeleiding
Indien binnen het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988 met uitzondering van boringen, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet, het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder o van deze verordening, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.
Indien binnen het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van boringen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet, de verstoorder, voorafgaand aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Artikel 23. Tegemoetkoming in schade
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 30 mei 2013,
De raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
Toelichting Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013
De Erfgoedverordening De Ronde Venen 2013 is tot stand gekomen als opvolger van de Erfgoedverordening De Ronde Venen 2011. Bij deze verordening is hoofdzakelijk uitgegaan van de meest recente modelverordening zoals die opgesteld is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Er wordt daarom naar de toelichting van VNG verwezen op de modelverordening. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de modelverordening worden hier artikelsgewijs toegelicht. Let op: de artikelnummers kunnen anders zijn dan bij de modelverordening het geval is. Voor de leesbaarheid is daarom de titel bijgevoegd.
Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing
Dit artikel geeft de mogelijkheid om de aanwijzing van gemeentelijke monumenten in te trekken (lid 1). Voor intrekking van de aanwijzing is het advies van de monumentencommissie nodig. Aan dit artikel zijn twee bepalingen toegevoegd.
Allereerst is voor een goede afweging van de aanvraag de eis gesteld dat een bouwkundig rapport wordt ingediend. Gemeentelijke monumenten worden aangewezen om deze voor de eeuwigheid voor de gemeenschap te behouden. Hiermee wordt een algemeen belang gediend. Van intrekking van de aanwijzing kan daarom geen sprake zijn tenzij door de aanvrager aangetoond kan worden dat de bouwkundige staat van het monument der mate slecht is dat herstel redelijkerwijs niet meer mogelijk is.
Ten tweede is de eis gesteld dat, indien het college wil meewerken aan het intrekken van de aanwijzing, een documentatie van het monument moet worden ingediend alvorens de aanwijzing wordt ingetrokken. Op intrekking van de aanwijzing zal normaliter de afgifte van een vergunning voor sloop volgen. Hiermee verdwijnt de monumentale waarde van het betreffende object voor goed. Door een documentatie te eisen wordt in elk geval een deel van de cultuurhistorische waarde van het betreffende object vastgelegd. Deze documentatie is raadpleegbaar voor een ieder via het gemeentelijke archief, of via eventuele publicatie op de gemeentelijke website.
Artikel 10. Instandhoudingbepaling
Volgens de Wabo is het niet meer mogelijk om voorwaarden of voorschriften aan de vergunning te koppelen, tenzij dit in de gemeentelijk monumentenverordening is geregeld. Aan dit artikel is daarom lid 4 extra toegevoegd.
Lid 1 is gewijzigd ten opzichte van de modelverordening. Er is niet voor gekozen het bevoegd gezag de verplichting op te leggen om direct door middel van een afschrift aan de Monumentencommissie advies te vragen. Door lid 1 meer open te formuleren blijft het bevoegd gezag vrij om de monumentencommissie om advies te vragen op de wijze die in de praktijk het best werkt.
Vanwege de andere en vaak kortere termijnen die de Wabo hanteert kan het mogelijk zijn dat er onvoldoende tijd is om op een definitief advies van de monumentencommissie te wachten. Dit advies is verplicht en er is een termijn van 5 weken voor opgenomen. Om in dergelijke gevallen toch de procedure te kunnen voort te zetten en niet per definitie de aanvraag om een omgevingsvergunning te hoeven weigeren is lid 3 ingevoegd.
Artikel 15. Vergunning voor beschermde rijksmonumenten
Het eerste lid is hier gewijzigd op dezelfde wijze en met dezelfde motivatie als bij artikel 12 lid 1.
Sinds 2012 geldt er niet langer een uitgebreide procedure van 26 weken bij alle gevallen van een vergunningsaanvraag betreffende een rijksmonument, dit is slechts nog bij uitzondering het geval. In de meeste gevallen geldt de reguliere procedure van 8 weken. Er zijn daarom twee adviestermijnen voor de monumentencommissie opgenomen, afhankelijk van de procedure die de Wabo voorschrijft.
Artikel 16. Vergunning voor karakteristieke panden
Dit is een nieuw artikel wat ook niet in de VNG modelverordening is terug te vinden. Gemeente De Ronde Venen kent ongeveer 150 panden die als zijnde ‘karakteristiek’ op hoofdvorm zijn beschermd in een bestemmingsplan of beheersverordening. De omvang van de bescherming is in het betreffende bestemmingsplan of beheersverordening geregeld. De procedure van vergunningverlening bij deze panden is door dit artikel gelijk getrokken met die voor rijks- en gemeentelijke monumenten voor wat betreft de rol van de monumentencommissie. Uitgangspunt is om het cultuurhistorische beleid overzichtelijk te houden door de zaken waarbij dat mogelijk is tezamen in de erfgoedverordening te regelen.
Artikel 17. Vergunningsplichtige activiteiten binnen het beschermde dorpsgezicht
Ook dit is een nieuw artikel wat niet in de VNG modelverordening is terug te vinden. De Ronde Venen kent drie beschermde dorpsgezichten (Abcoude, Baambrugge, een deel van Loenersloot) waarbij de monumentencommissie een advies rol vervult. Deze rol is door opname in de erfgoedverordening helder en uniform voor elk van de drie beschermde dorpsgezichten. Uitgangspunt is ook hier om het cultuurhistorische beleid overzichtelijk te houden door de zaken waarbij dat mogelijk is tezamen in de erfgoedverordening te regelen.
Artikel 18. Archeologische instandhoudingbepaling
De Wet op de archeologische monumentenzorg van 21 december 2006 verplicht de raad om, bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. In De Ronde Venen is dit vanaf 2000 in diverse bestemmingsplannen gebeurd. In de Erfgoedverordening De Ronde Venen 2011 is daar een extra bescherming aan toegevoegd voor alle gebieden waar in het bestemmingsplan (of de beheersverordening) geen archeologische regelgeving is opgenomen. Hierbij werd verwezen naar bovenlokale archeologische kaarten. Hierdoor is er verschillend archeologisch beleid ontstaan afhankelijk van de plaats van een plangebied in de gemeente.
In 2011 is de Archeologische Beleidskaart De Ronde Venen 2011 opgesteld en gepubliceerd (publicatie in december 2011). Deze kaart bevat afgewogen archeologische beleid voor het grondgebied van de gehele gemeente en biedt de mogelijkheid om tot eenduidig en overzichtelijk beleid te komen. De kaart is gekoppeld aan de Erfgoedverordening De Ronde Venen 2011: het beleid zoals dat op de kaart met bijbehorende legenda is weergegeven is geldend binnen de gehele gemeente en gaat boven het archeologische beleid van de vele bestemmingsplannen en beheersverordeningen in de gemeente. Iedereen kan dan aan de hand van de Archeologische Beleidskaart De Ronde Venen 2011 met bijbehorende legenda eenvoudig inschatten of bij een bepaalde ontwikkeling rekening met archeologie gehouden moet worden. De bijbehorende procedure is voor iedereen gelijk en terug te vinden onder artikel 19 van de erfgoedverordening.
Uiteraard is de Archeologische Beleidskaart een momentopname. Doordat er archeologisch onderzoek plaats vindt neemt de archeologische kennis over de gemeente toe. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er in gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde onderzoek wordt gedaan en er niet of weinig archeologische vondsten zijn. Hierdoor kan na verloop van tijd de archeologische verwachtingswaarde van een gebied veranderen. Om dit te ondervangen is in de erfgoedverordening een uitzondering opgenomen voor plangebieden waar vanaf 1 januari 2012 een bestemmingsplan of beheersverordening is vastgesteld. In deze gebieden gelden de archeologische bepalingen uit het betreffende ruimtelijke plan.
Voor een toelichting op het in de Archeologische Beleidskaart De Ronde Venen 2011 aangehouden beleid wordt verwezen naar deze kaart, de bijbehorende toelichting en de onderbouwende oudere archeologische kaarten van respectievelijk de voormalige gemeenten Abcoude en De Ronde Venen.
Artikel 19. Opgravingen en begeleiding
Dit artikel is niet gewijzigd ten opzichte van de Erfgoedverordening De Ronde Venen 2011. In afwijking van de modelverordening van VNG is gekozen een duidelijke onderscheid te maken tussen boringen en opgravingen of proefsleuven. Dit is tot uitdrukking gebracht in lid 1 en lid 2. Een programma van eisen (PvE) wordt enkel vereist bij opgravingen of proefsleuven. De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) bepaalt daarnaast dat eveneens een plan van aanpak (PvA) gemaakt moet worden, in aansluiting op het PvE, in het geval van opgravingen en proefsleuven. Het is daarom niet noodzakelijk dit apart in de verordening op te nemen. Te meer daar het belang van een PvA geringer is wanneer er al een PvE door het college is vastgesteld.
In het geval van boringen wordt binnen de verordening, evenals binnen de KNA, geen PvE verplicht gesteld. Vanuit de KNA is het wel verplicht een PvA op te stellen. Echter, er wordt belang gehecht aan de afstemming van dit PvA met het college. Omdat dit niet in de KNA geregeld is, is dit in de verordening opgenomen.
Artikel 20 Aanpassing gemeentelijke archeologische beleidskaart
De Archeologische Beleidskaart De Ronde Venen 2011 is een momentopname van de op dat moment aanwezige archeologische kennis over De Ronde Venen. Doordat er archeologisch onderzoek plaats vindt neemt de archeologische kennis over de gemeente toe. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er in gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde onderzoek wordt gedaan en er niet of weinig archeologische vondsten zijn. Hierdoor kan na verloop van tijd de archeologische verwachtingswaarde van een gebied veranderen. Artikel 20 geeft het college de bevoegdheid om op basis van verricht archeologisch onderzoek aanpassingen in de archeologische beleidskaart te maken. Uiteraard is hierbij advies van een archeologisch deskundige vereist.
Artikel 21. Advies archeologisch deskundige
Het college van B&W is veelal bevoegd gezag inzake archeologie bij vergunningsprocedures conform de Wabo. In deze hoedanigheid moeten regelmatig archeologische onderzoeksrapporten beoordeeld worden. Om hier inhoudelijk een goed oordeel over te kunnen vormen is advies van een archeologisch deskundige nodig. Uitgangspunt van deze verordening is om het cultuurhistorische beleid overzichtelijk te houden door de zaken waarbij dat mogelijk is tezamen in de erfgoedverordening te regelen. Deze advisering, die in de praktijk nu al zo plaats vindt, is daarom in de erfgoedverordening opgenomen.