Organisatie | Papendrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2013, incl. 1e wijziging |
Citeertitel | Verordening lijkbezorgingsrechten 2013, incl. 1e wijziging |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | tarieven en heffing gebruik gemeentelijke begraafplaats |
De datum van ingang van de heffing is 1 april 2013.
Wijziging par 5.2.3.
Inclusief toelichting.
Gemeentewet, art. 229, lid 1
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-04-2013 | 01-04-2013 | 01-01-2014 | wijziging 5.2.3 | 21-03-2013 PN 03-04-2013 | 2013/017 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. |
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruikt maakt. |
De rechten worden niet geheven voor:
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Artikel 7 Ontstaan van belastingschuld
De rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. |
Artikel 8 Termijnen van betaling
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rechten. |
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerartikel
TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE VERORDENING LIJKBEZORGINGSRECHTEN 2013
Toelichting op de verordening lijkbezorgingsrechten
De verordening lijkbezorgingsrechten is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet en de Wet op de lijkbezorging. Zij is ook afgestemd op de beheersverordening begraafplaatsen.
Gekozen is voor een zogenaamd 'aangekleed' model, dat wil zeggen dat de tekst van hogere wettelijke regelingen, waar nodig voor de duidelijkheid, is overgenomen.
De lijkbezorgingsrechten worden geheven op basis van artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet.
De verschillende rechten dragen zowel kenmerken van gebruik- als genotsretributies in zich en op sommige punten hebben de rechten kenmerken van leges (overigens een begrip dat vanaf de inwerkingtreding van de Wet materiële belastingbepalingen niet meer in de Gemeentewet voorkomt). Gebruiksretributies worden geheven voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, -inrichtingen of -werken. Enkele voorbeelden zijn: het gebruik van de aula, de rouwkamer etc. Genotsretributies zijn rechten ter zake van het genot van door of vanwege de gemeente verleende diensten. Op grond van de bij de verordening lijkbezorgingsrechten behorende tarieventabel kan bijvoorbeeld voor de volgende diensten worden geheven: lijkschouwing, begraven, cremeren et cetera.
Sommige rechten, zoals het recht voor het inschrijven of overboeken van graven, hebben het karakter van leges. Ondanks dat karakter hebben wij gemeend uit een oogpunt van overzichtelijkheid, die rechten te moeten opnemen in de verordening lijkbezorgingsrechten. Daardoor worden alle heffingen voor het gebruik van de begraafplaats en voor de daarmee samenhangende diensten in één verordening geregeld.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de modelverordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1. De begripsomschrijvingen zijn identiek aan de omschrijving van gelijkluidende begrippen in de beheersverordening begraafplaatsen. Dat is van belang voor een eenduidige uitleg van beide verordeningen.
De verordening kent zeer uiteenlopende diensten waarvoor rechten worden geheven. Er is voor gekozen om in artikel 2 een zeer algemene omschrijving van het belastbaar feit op te nemen. Naast deze algemene omschrijving is voor iedere dienst afzonderlijk een verdere omschrijving van het belastbare feit opgenomen in de tarieventabel.
Vanwege het uiteenlopende karakter van de verschillende diensten is gekozen voor een ruime omschrijving van de belastingplicht om te voorkomen dat in bepaalde situaties geen belastingplichtige aangewezen zou kunnen worden.
Aannemelijk is dat de aanvrager van het gebruik van de begraafplaats en van de diensten, verleend bij het begraven, belastingplichtig is. De kring van belastingplichtigen omvat onder meer de erfgenamen en andere nabestaanden, uitvaartondernemers en instellingen van weldadigheid welke zich, behoudens vrijstelling ter zake, belasten met lijkbezorging.
Ten tweede is er de belastingplicht voor rechten voor het gebruik van de begraafplaats en de diensten verleend na de voltooiing van de begrafenis. Dit zijn met name de jaarlijks terugkerende onderhoudsrechten indien deze rechten niet zijn afgekocht. Belastingplichtig zijn de erfgenamen en andere nabestaanden, omdat ten behoeve van hen de dienst wordt verleend. Echter, omdat het een jaarlijks terugkerend recht is, is het minder eenvoudig steeds een belastingplichtige daarvoor in de heffing te betrekken, omdat zij op den duur in verband met verhuizing, overlijden e.d. moeilijk zijn te traceren. Het verdient dan ook aanbeveling te bewerkstelligen dat men het onderhoudsrecht afkoopt.
In het arrest van 9 februari 1955, nr. 11 932, BNB 1955/125 preciseert de Hoge Raad de aanwijzing van de belastingplichtige voor het onderhoud van eigen (met ingang van 2010: particuliere) graven door te spreken over de rechthebbende. Dat is degene aan wie het uitsluitend recht is verleend om lijken in een eigen (particulier) graf te doen begraven en begraven te houden c.q. zijn rechtsopvolger( s). In zijn arrest van 25 oktober 2002, nr. C00/282, Belastingblad 2003, blz. 765, besliste de Hoge Raad dat graftekens e.d. door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond zijn. De wetgever heeft daarop ingegrepen door invoering van artikel 32a van de Wet op de lijkbezorging per 1 januari 2010. De grafbedekking blijft eigendom van de rechthebbende op het graf. Voor zover de grafbedekking door het arrest was overgegaan op de eigenaar van de grond, herstelt artikel 84b van de wet de oude situatie (ingevoerd bij Reparatiewet BZK 2010, Stb. 2011, 4; artikel XIV, onderdeel F). Overigens had het arrest van de Hoge Raad geen gevolgen voor de belastingplicht voor het onderhoudsrecht, omdat de dienst wordt geleverd aan de genothebbende tot het graf, de rechthebbende in de zin van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging.
Ten derde zijn er de lijkschouwingsrechten. De wetgever bepaalt dat de belanghebbende lijkschouwing kan vragen. Deze belanghebbende dient als belastingplichtige te worden aangemerkt, omdat hij degene is die de lijkschouwing heeft aangevraagd. Onder de huidige Wet op de lijkbezorging komt het schouwen van lijken door de gemeentelijke lijkschouwer op verzoek van belanghebbenden overigens slechts zeer sporadisch voor.
Bij de andere rechten die op basis van artikel 229, eerste lid, onderdelen a en b, van de Gemeentewet kunnen worden geheven, dient eveneens de aanvrager als belastingplichtige te worden aangemerkt. Diensten waaraan u in dit verband moet denken zijn bijvoorbeeld het gebruik van de aula en het bespelen van het orgel.
Wij zijn van mening dat zich bij het aanwijzen van de belastingplichtige geen keuzesituatie kan voordoen. In verband hiermee is het stellen van beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige niet nodig. Zie ook de algemene toelichting op de modelbeleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie.
In de Wet op de lijkbezorging zijn geen verplichte vrijstellingen opgenomen. Het is wel mogelijk om in de verordening vrijstellingen op te nemen, bijvoorbeeld een vrijstelling voor het begraven van een doodgeborene die met de overleden moeder in een kist wordt begraven.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
Voor een toelichting verwijzen wij naar Modelverordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) - Maatstaf van de heffing en Belastingtarief.
Voor de maatstaf van heffing en de belastingtarieven is verwezen naar de tarieventabel. De reden waarom voor een tarieventabel is gekozen is gelegen in het feit dat de diensten waarvoor een gemeente lijkbezorgingsrechten heft, per gemeente aanmerkelijk in aantal en in soort kunnen verschillen. Door middel van een tarieventabel is het voor individuele gemeenten eenvoudiger om de verordening aan te passen aan de plaatselijke omstandigheden.
Lijkbezorging op kosten van de gemeente
In artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging is bepaald dat indien niemand voorziet in de lijkschouwing en lijkbezorging, de burgemeester daarvoor zorgdraagt. De kosten daarvan komen als gevolg van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging ten laste van de gemeente. De gemeente heeft verschillende mogelijkheden om deze kosten te dekken. Zij kan de opbrengst van de goederen die bij een lijk worden aangetroffen hiervoor aanwenden. Zij heeft ook de mogelijkheid om de kosten te verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten die op grond van de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Soms kan op grond van artikel 416 van het Wetboek van Koophandel bij uit zee opgehaalde of aangespoelde lijken verhaal op een reder plaatsvinden. Paragraaf 6.5 van de Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk met betrekking tot het kostenverhaal van overeenkomstige toepassing.
Sinds 1 januari 1995 hebben gemeenten meer vrijheid bij de keuze van de maatstaf van heffing en is de jurisprudentie dat de heffing zich moet richten naar het gebruik of genot in beginsel niet meer van toepassing (inwerkingtreding van de Wet materiële belastingbepalingen).
De jurisprudentie die betrekking heeft op de oude wetgeving is geheel in lijn met de overige jurisprudentie op dit terrein. Zo heeft de Hoge Raad beslist dat tariefdifferentiatie in het recht voor het algemene onderhoud van de begraafplaats slechts is toegestaan als er sprake is van verschil in genot bij dat onderhoud. Een tariefdifferentiatie voor het algemene onderhoud van de begraafplaats tussen algemene graven en eigen (nu: particuliere) graven kan volgens de Hoge Raad alleen als de infrastructuur rond de eigen (particuliere) graven uitgebreider is dan rond de algemene graven (Hoge Raad 7 mei 1997, nr. 31 920, Belastingblad 1997, blz. 451).
De Hoge Raad zet deze lijn voort in zijn uitspraak van 28 februari 2003, nr. 37 716, Belastingblad 2003, blz. 462 (Zaanstad), hoewel die betrekking heeft op de wetgeving na 1 januari 1995. In dit arrest oordeelt de Hoge Raad dat een verschil in tarief voor algemeen onderhoud van de begraafplaats tussen eigen (particuliere) graven en algemene graven alleen geoorloofd is als er een rechtvaardigingsgrond is. Na verwijzing oordeelt Hof Den Haag dat aanleiding voor een tariefdifferentiatie bijvoorbeeld kan zijn dat de infrastructuur van de begraafplaats bij eigen (particuliere) graven uitgebreider is dan bij algemene graven. Op de Algemene begraafplaats van Zaandam is dit echter niet het geval. Het Hof oordeelt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. De tarieven voor eigen (particuliere) graven zijn onverbindend voor zover de in de tarieven begrepen component voor het algemene onderhoud de in de tarieven voor de algemene graven begrepen component voor het algemene onderhoud overtreffen. (Hof ‘s-Gravenhage 10 december 2003, nr. 03/00687, LJN: AO1414). Daarmee wijkt de Hoge Raad af van uitspraken over andere heffingen (zie bijv. Hoge Raad 25 oktober 2002, nr. 36 638, LJN: AD8499, over rioolrechten). Bedacht moet echter worden dat ook onder de nieuwe wetgeving een tariefdifferentiatie gemotiveerd moet worden (verbod van willekeur).
Met betrekking tot de verordening lijkbezorgingsrechten van de gemeente Grootegast heeft het Hof Leeuwarden beslist dat voor het afgeven van een vergunning voor het plaatsen van een grafsteen geen gedifferentieerd tarief mag worden geheven, afhankelijk van de aanschafprijs van die steen (Hof Leeuwarden 4 september 1992, nr. 968/90, Belastingblad 1993, blz. 114).
In het algemeen moet worden aangenomen dat het niet mogelijk is 'diensten' die in feite de vorm van een privaatrechtelijke levering hebben, onder het bereik van de verordening te brengen. In verband hiermee kan worden gewezen op het Koninklijk besluit van 26 juni 1986, nr. 7, Belastingblad 1986, blz. 546, inzake een besluit van het algemeen bestuur van het Openbaar Lichaam Crematorium Twente, waarin wordt gesteld: 'dat het verzorgen van koffie. thee, broodjes en dergelijke niet is aan te merken als een dienst in de zin van artikel 277, eerste lid, onderdeel b, ten tweede, van de gemeentewet (oud) maar als een levering (...)'. Het feit dat de levering tegen kostprijs plaatsvindt doet daaraan niet af. Het besluit van het algemeen bestuur van het Openbaar Lichaam Crematorium Twente is derhalve in strijd met artikel 272, juncto artikel 277 van de gemeentewet (oud) en kan niet voor goedkeuring in aanmerking komen. Als de vergoeding voor het verstrekken van broodjes, koffie et cetera als een onbenoemd deel in het algemene tarief voor het begraven of cremeren wordt opgenomen, is naar onze mening verhaal van die kosten langs fiscale weg niet bij voorbaat uitgesloten. Het verstrekken van consumpties gaat dan geheel op in de meeromvattende begrafenis- of crematiedienst. Wij geven echter de voorkeur aan verhaal van deze kosten langs privaatrechtelijke weg.
Op grond van artikel 229b Gemeentewet mag de verordening lijkbezorgingsrechten niet meer dan kostendekkend zijn. Een opbrengstoverschrijding leidt echter niet zonder meer tot onverbindendheid van de verordening. Zie daarvoor Hoge Raad 3 november 1999, nr. 34616, LJN: AA2917, VNG-45, Belastingblad 2000, blz. 15) en Hoge Raad 10 april 2009, nr. 43747, LJN: BC3691, VNG-2977.
In artikel 233 Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke belastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze.
In deze verordening is uitgegaan van verschillende heffingswijzen voor de periodiek te verlenen diensten en voor de incidenteel te verlenen diensten. Bij de periodiek te verlenen diensten wordt geheven bij wege van aanslag (eerste lid). Met betrekking tot de incidenteel te verlenen diensten is gekozen voor de heffing op andere wijze (tweede lid). Die diensten lenen zich voor betaling dadelijk na de dienstverlening. De heffing vindt dan plaats door middel van uitreiking of toezending van een gedagtekende kennisgeving waarop de verschuldigde belasting wordt vermeld.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld
De rechten van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening dan wel bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Dit betekent dat op dat moment tot heffing kan worden overgegaan.
Artikel 8 Termijnen van betaling
Voor een algemene toelichting verwijzen wij naar Modelverordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) - Termijnen van betaling, mogelijkheid 6.
Uiteraard kunnen gemeenten een andere termijnenregeling in de verordening opnemen. Ook is het mogelijk in de verordening te regelen dat voor verschillende heffingen verschillende betalingstermijnen gelden. Met name voor de afkoop van onderhoudsrechten zal daaraan behoefte kunnen bestaan, omdat het daarbij gaat om grote bedragen.
Kwijtschelding van lijkbezorgingsrechten vindt doorgaans niet plaats, maar is juridisch wel mogelijk. De betaling zal in de meeste gevallen geen problemen geven omdat veel mensen een begrafenis-/overlijdensrisicoverzekering hebben. Ook is terugval op de Wet werk en bijstand (WWB) mogelijk.
Voor een toelichting verwijzen wij naar Modelverordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) – Kwijtschelding.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Voor een toelichting verwijzen wij naar Modelverordeningen gemeentelijke belastingen (algemene toelichting) – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders, en naar de Modeluitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen.