Organisatie | Sliedrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening houdende regels betreffende de verdeling van woonruimte en het wijzigen van de woonruimtevoorraad gemeente Sliedrecht 2011 |
Citeertitel | Huisvestingsverordening gemeente Sliedrecht 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
De tekst van artikel 6 van de wijzigingsverordening (1e wijziging) is ingevoerd in artikel 5.2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2012 | 23-10-2014 | art. 3.1.5 t/m 3.1.8. en overgangsbepaling | 11-09-2012 Kompas, 2012-09-26 | Voorstel B&W d.d. 18-06-2012 | |
03-11-2011 | 01-11-2011 | 01-10-2012 | Onbekend | 25-10-2011 Kompas, 2011-11-02 | Voorstel B&W d.d. 13-09-2011 |
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
Een huisvestingsvergunning wordt aangevraagd bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen aanvraagformulier. Op of bij het aanvraagformulier geven burgemeester en wethouders aan welke gegevens de aanvrager moet verstrekken en welke bewijsstukken hij moet overleggen.
Artikel 2.2.3 Verlenen van de huisvestingsvergunning
Indien de aanvraag voor een huisvestingsvergunning betrekking heeft op een dienstwoning wordt de huisvestingsvergunning verleend aan degene aan wie die woonruimte door de bevoegde instelling of het bevoegde bedrijf in verband met zijn functie bij die instelling of dat bedrijf is toegewezen. Het bepaalde in lid 1, onder c blijft in dat geval buiten toepassing.
Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding
In afwijking van het in artikel 2.2.3 bepaalde wordt de vergunning verleend, indien de wonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in lid 2 weergegeven procedure gedurende twee maanden vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die op grond van artikel 2.2.3, lid 1 een huisvestingsvergunning voor die woning kunnen verkrijgen.
Artikel 2.2.5 Intrekken van de huisvestingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:
Artikel 2.2.6 Niet verlenen van de huisvestingsvergunning
De huisvestingsvergunning wordt niet verleend indien de aanvrager voor de door hem te betrekken woonruimte aanspraken op huurtoeslag maakt of zal maken voor een woonruimte met een huurprijs die de aftoppingsgrens te boven gaat, tenzij burgemeester en wethouders daar positief over hebben geadviseerd.
Paragraaf 2.3 Voorrang bij woningtoewijzing
Artikel 2.3.1 Voorrangsverklaring
Burgemeester en wethouders kunnen een voorrangsverklaring verlenen op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte.
Artikel 2.3.2 Toegang tot de voorrangsregeling
Toegang tot de voorrangsregeling heeft de woningzoekende die:
een maatschappelijke binding heeft met de regio in de zin dat hij op het moment van de aanvraag blijkens de Gemeentelijke Basisadministratie tenminste twee jaar onafgebroken ingezetene is van de regio, dan wel daar gedurende de voorafgaande tien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene van is geweest, en;
Het vereiste van maatschappelijk binding met de regio zoals genoemd in lid 1, onder a geldt voor de duur van één jaar, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening en kan na verkregen toestemming van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland telkens met één jaar worden verlengd.
Artikel 2.3.4 Inhoud van de voorrangsverklaring
Burgemeester en wethouder vermelden in een voorrangsverklaring de volgende zaken:
Burgemeester en wethouders leggen in beleidsregels vast welke uitgangspunten gelden voor de uitvoering van de voorrangsregeling.
Paragraaf 2.4 Overeenkomst en klachtenregeling
Burgemeester en wethouders kunnen met een eigenaar van woonruimte een overeenkomst sluiten over het in gebruik geven daarvan. De overeenkomst is een aanvulling op de verordening en dient een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomst wordt bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het oplossen van specifieke knelpunten op de lokale woningmarkt besluiten in uitzonderlijke gevallen, voor een beperkte tijdsduur en na voorafgaande afstemming met het Drechtstedenbestuur lokaal maatwerk toe te passen bij de verdeling van woonruimte.
Hoofdstuk 3 Wijziging van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Omzettingsvergunning
Het bepaalde in deze paragraaf is van toepassing op alle woonruimten en gebouwen die woonruimte(n) bevatten.
Artikel 3.1.2 Vereiste omzettingsvergunning
Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 om te zetten of om te laten zetten van een zelfstandige naar een onzelfstandige woonruimte voor kamerverhuur.
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een omzettingsvergunning
De aanvraag voor een vergunning tot omzetting wordt door de eigenaar van het pand ingediend bij burgemeester en wethouders, via een daartoe door hen beschikbaar te stellen formulier. Burgemeester en wethouders vermelden op of bij het aanvraagformulier welke gegevens of bescheiden de aanvrager moet verstrekken met het oog op de beoordeling van de aanvraag.
Artikel 3.1.5 Criteria voor vergunningverlening
Voor de toepassing van de 5%-norm als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste en tweede lid , worden de woonruimten en/of woongebouwen in eigendom van Tablis Wonen buiten beschouwing gelaten. Op de toewijzing van de woningen in eigendom van Tablis Wonen is hoofdstuk 2 ‘Verdeling van woonruimte’ van deze verordening van toepassing. Deze woningen zijn niet bestemd voor en worden niet gebruikt voor kamerverhuur.
Voor de toepassing van de 5%-norm geldt dat in een straat en/of woongebouw met minder dan 20 woonruimten, dat een omzettingsvergunning kan worden verleend voor tenminste één woonruimte. In overige gevallen vindt voor de berekening van het toegestane maximum aantal per straat en/of woongebouw te vertrekken omzettingsvergunningen een afronding naar beneden plaats op een geheel getal.
In verband met te vrezen aantasting van de woonkwaliteit en het leefmilieu wordt clustering van kamerverhuurpanden niet toegestaan en kan slechts een omzettingsvergunning worden verleend, indien
geen omzettingsvergunning voor kamerverhuur is afgegeven voor een woonruimte van een aangrenzende woonruimte op een aangrenzend perceel.
In verband met de te vrezen aantasting van de woonkwaliteit en het leefmilieu kan voor een zelfstandige woonruimte een omzettingsvergunning worden verstrekt voor de tijdelijke huisvesting van maximaal 4 personen. Een onzelfstandige woonruimte voor kamerverhuur moet minimaal kunnen beschikken over een (gezamenlijke) verblijfsruimte om te wonen, koken en eten en een eigen verblijfsruimte om te slapen voor elke tijdelijk te huisvesten persoon.
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en vijfde lid gebieden en/of woongebouwen aanwijzen waarvoor het percentage als bedoeld in het eerste lid en tweede lid lager wordt vastgesteld en/of de afstandsgrens zoals bedoeld in het vijfde lid in verband met clustering meer moet bedragen dan de naastgelegen woning.
Artikel 3.1.7 Persoonlijk karakter en duur van de vergunning
De vergunning voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte ten behoeve van kamerverhuur is persoonsgebonden en niet overdraagbaar geldt zolang als de
onzelfstandige huisvesting voortduurt, maar met een maximum van vijf jaar.
Burgemeester en wethouders kunnen een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 3.1.2 intrekken indien:
vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het in stand houden van de vergunning voor het omzetten van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte leidt tot een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw en/of de omgeving van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;
Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen
Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.1 en artikel 3.1.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
De opsporing van de in artikel 3.1 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de in artikel 75, lid 2 van de wet aangewezen ambtenaren opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving zijn belast, voor zover zijopsporingsambtenaar zijn.
Burgemeester en wethouders beslissen naar eigen, redelijk oordeel in gevallen waarin deze verordening niet voorziet en in gevallen waarin de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 4.4 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening overleggen burgemeester en wethouders met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen
Een aanvraag om een huisvestingsvergunning of voorrangsverklaring, die vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, wordt behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.
Artikel 5.2 Overgangsbepaling bij omzettingsvergunning
Aanvragen om een omzettingsvergunning als bedoeld in de artikelen 3.1.2 en 3.1.3, die zijn ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de aaanvrager gunstiger is.