Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut 2004 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-09-2004 | Onbekend | 24-05-2004 Onbekend | Onbekend |
In de raadsvergadering van 15 januari 2001 is het treasurystatuut van de gemeente Leiderdorp vastgesteld. Onder andere naar aanleiding van de invoering van het duale stelsel en de daarbij behorende wijziging in de gemeentewet is dit treasurystatuut beoordeeld. Door de wijziging van de bevoegdheden in de nieuwe gemeentewet is een herziening van het treasurystatuut noodzakelijk. De opzet van dit nieuwe treasurystatuut is gelijk gehouden aan het bestaande treasurystatuut.
Dit treasurystatuut is een aanvulling op de gemeentewet artikel 212, cq verordening op het lenings- en liquiditeitenbeheer.
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
De gemeente Leiderdorp onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Zij wenst haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.
Jaarlijks zal een financieringsparagraaf worden opgenomen in zowel de begroting, de jaarrekening als in de voor- en najaarsnota. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.
Bij het opstellen van dit treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).
In het statuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden in het statuut de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.
In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het statuut opgenomen artikelen toegelicht. Voor de volledigheid van dit statuut zijn de wettelijke teksten in de bijlage opgenomen.
In dit statuut wordt verstaan onder:
Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
III Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente mag leningen of garanties uithoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van de afdeling Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij.
De gemeente kan middelen uitzetten uithoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s; Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur en vindt goedkeuring plaats door het college van burgemeester en wethouders.
Bij het uitzetten van middelen uithoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:
Ten einde kredietrisico’s te spreiden wordt:
Maximaal 1 miljoen Euro van de onder lid 1.a. bedoelde uitzettingen met een looptijd langer dan 1 jaar bij partijen met een A-rating geplaatst. De resterende middelen worden geplaatst bij partijen met een AA-rating of hoger of bij Nederlandse overheden of andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%.
Administratieve organisatie en interne controle
XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasury-activiteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.
In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasury-activiteiten dienen te worden uitgevoerd.
De financieringsparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.
Artikel 2 In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie in de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.
Artikel 2 lid 1 In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.
Artikel 2 lid 2 Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
Artikel 2 lid 3 De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Artikel 2 lid 4 De gemeente streeft ernaar haar renteresultaten te optimaliseren.Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in
de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.
Artikel 3 lid 1 De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uithoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uithoofde van treasury”.
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen engaranties uithoofdevandepublieketaak.Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de Treasury vanuit haar expertise in te winnen alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het
verstrekken van leningen of garanties uithoofde van de publieke taak. De gemeente Leiderdorp heeft dit advies overgenomen. De afdeling Financiën adviseert over bijv. Financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang
dat de afdeling Financiën de betreffende aanvraag opneemt in haar liquiditeitsplanning.
Artikel 3 lid 2 Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uithoofdevantreasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.
In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan
(zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.
De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uithoofde van treasury te garanderen en hebben der halve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uithoofde van de “publieke taak” van de gemeente.
Artikel 3 lid 3 Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.
Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie betreffende dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur.
Artikel 4 lid 1 Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente ;
Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage1 van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.
Artikel 4 lid 2 Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage2 te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.
Artikel 4 lid 3/4 De gemeente streeft ernaar om de aflossingen op de aangetrokken middelen te spreiden. Hierbij wordt enerzijds rekeninggehouden met de liquiditeitsplanning en anderzijds met de actuele rentestand en
de rentevisie. De gemeente tracht hierbij een rentevoordeel te behalen. Het kan hierdoor bijvoorbeeld voorkomen dat er een liquiditeitsbehoefte voor langere termijn (tijdelijk) met kort geld wordt voldaan omdat de rente voor korte leningen beduidend lager is dan de rente voor lange leningen. Uiteraard met inachtneming van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Uitzettingen van middelen worden afhankelijk van de liquiditeitplanning en de actuele rentestand en rentevisie voor korte of lange termijn uitgezet.
Artikel 4 lid 5 Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente- ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.
Artikel 5 lid 1 Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Hieronder volgen voorbeelden van producten die conform dit artiekel kunnen voorkomen.
Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial
papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.
Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum(een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op
een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.
Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.
Voor uitzettingen uithoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat het college van burgemeester en wethouders bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke
taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.
Artikel 5 lid 2 Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentende product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitsplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitsplanning.
Artikel 6 lid 1a. Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.
Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.
Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU- lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).
Artikel 6 lid 1b. Kredietrisico’s kunnen worden verminderd door spreiding aan te brengen in de uitzettingen. In verband met de complexiteit van het beoordelen en het volgen van de kredietwaardigheid van een financiële instelling, worden geen middelen (uithoofde van treasury) bij financiële instellingen zonder rating geplaatst.
De kredietrisico’s worden gespreid door de middelen uit te zetten bij meerdere tegenpartijen. Dit wordt bereikt door het stellen van een maximum aan de bedragen die de gemeente Leiderdorp bij een individuele geldnemer kan plaatsen. Deze limieten kunnen zowel worden vastgelegd in de vorm van percentages of bedragen, beiden hebben voor- en nadelen. Het nadeel van een percentage (van het totaal aan uitzettingen) is dat er ook een spreiding dient te worden aangebracht op het moment dat het totaal aan uitzettingen relatief klein is. Het nadeel van bedragen is dat het relatieve belang van het betreffende maximum uiteen kan lopen door wijzigingen in de financiële positie, bijvoorbeeld wanneer de uitzettingenportefeuille sterk toe of afneemt. In dit lid is gekozen voor bedragen.
Overigens betreft het hier specifiek de geldnemer,die niet noodzakelijk overeenkomt met de instelling waar het betreffende product in portefeuille wordt gehouden (bij het kopen van een staatsobligatie via een bank is de Nederlandse Staat de geldnemer
Artikel 7 Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente Leiderdorp gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente Leiderdorp tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente Leiderdorp haar financiële transacties op een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente Leiderdorp is gekozen een liquiditeitsplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.
In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en hun financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.
Artikel 8 Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente Leiderdorp. Valutarisico’s uithoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.
Artikel 9 lid 1 Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.
Artikel 9 lid 2 Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd, met inachtneming van de rentevisie.
Artikel 9 lid 3 Onderhandsegeldleningenzijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een MediumTermNote(MTN)is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal EUR 453.780,22. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term CommercialPaperstaat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.
Artikel 9 lid 4 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente Leiderdorp een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. Doordat de geoffreerde tarieven slechts voor korte tijd (enige uren) worden verstrekt vindt vergelijking van de offertes plaats naar aanleidingvan telefonisch verkregen tarieven.
Artikel 10 Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uithoofde van treasury)voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente Leiderdorp het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.
Artikel 10 lid 2 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente Leiderdorp een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. Doordat de geoffreerde tarieven slechts voor korte tijd (enige uren) worden verstrekt vindt vergelijking van de offertes plaats naar aanleiding van telefonisch verkregen tarieven.
Artikel 11 lid 1 Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens per jaar plaats moet hebben. Verantwoording over deze beoordeling wordt afgelegd in de financieringsparagraaf van de jaarrekening.
Artikel 11 lid 4 Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente Leiderdorp voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Artikel 12 lid 1 Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente Leiderdorp tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken)
teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.
Artikel 12 lid 2 Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.
Artikel 13 lid 1 Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente Leiderdorp. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente Leiderdorp bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Artikel 13 lid 3 In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningenzijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimietopde rekeningcourant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.
Artikel 13 lid 6 Bij het kort aantrekken of uitzetten van middelen groter dan
€ 1 miljoen worden de tarieven van 3 instellingen met elkaar vergeleken. Hierbij zijn tariefoverzichten (b.v. opgevraagd via internet) afdoende.
Artikel 14 Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
Artikel 15 De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente Leiderdorp betrokken zijn bij de treasury- activiteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijk-heden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
Artikel 16 De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente Leiderdorp . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Artikel 17 De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationeleinformatie(punt 1 en 2), beleidsmatigeinformatie(punt 3) en verantwoordingsinformatie(punt 4,5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordings-informatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente Leiderdorp.
Artikel 17 pt. 1 Afdelingen dienen maandelijks informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).
Wet van 14 december 2000, houdende nieuwe bepalingen inzake het financieringsbeleid van openbare lichamen (Wet financiering decentrale overheden)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op grond van veranderde omstandigheden en nieuwe inzichten ten aanzien van het financieringsbeleid van openbare lichamen wenselijk is nieuwe regels vast te stellen ter herziening van de Wet financiering lagere overheid;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien het de in onderdeel a, onder 5°, bedoelde lichamen en organen betreft alsmede Onze Minister van Verkeer en Waterstaat voor zover aan de in onderdeel a, onder 5°, bedoelde lichamen en organen waterschappen deelnemen.
Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of, in afwijking van het eerste lid, middelen uitzetten anders dan ten behoeve van de publieke taak, indien deze uitzettingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Terzake van de uitvoering van dit lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld.
Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
Indien uit de eerstvolgende kwartaalrapportage van het openbare lichaam na de aanwijzing van de toezichthouder blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan het eerste lid, legt het openbare lichaam een plan om aan het eerste lid te voldoen ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Zolang dit plan niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de toezichthouder bepalen dat voor het aangaan van nieuwe geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd korter dan één jaar voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist, en kan de toezichthouder een maximum vaststellen voor de schuld in rekening-courant van het openbare lichaam. Dit plafond wordt vastgesteld met inachtneming van de op dat moment bestaande betalingsverplichtingen van het openbare lichaam.
Indien het openbare lichaam geen gehoor geeft aan de aanwijzing van de toezichthouder, bedoeld in het tweede lid, legt het openbare lichaam een plan om aan het eerste lid te voldoen ter goedkeuring voor aan de toezichthouder. Zolang dit plan niet is goedgekeurd dan wel indien blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gelegd, kan de toezichthouder bepalen dat voor het aangaan van vaste schuld voorafgaande toestemming van de toezichthouder is vereist.
Indien een dreigende overschrijding van de 3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid door een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo van de openbare lichamen wordt veroorzaakt, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter beheersing van het EMU-saldo van de openbare lichamen.
Onze Ministers zenden binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten- Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
De Wet financiering lagere overheid wordt ingetrokken.
Onze Ministers kunnen gedurende een door hen te bepalen termijn en onder door hen te stellen voorwaarden aan openbare lichamen ontheffing verlenen van artikel 2, eerste en tweede lid, in verband met een zorgvuldige beëindiging van op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bestaande aanspraken en verplichtingen.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiering decentrale overheden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 14 december 2000
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K. G. de Vries
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J. M. de Vries
Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden
Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op artikel 2, tweede lid, van de Wet financiering decentrale overheden,
In deze regeling wordt verstaan onder:
Bij het uitzetten van gelden, alsmede bij het afsluiten van derivaten door openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de wet, voldoen de tegenpartijen waarmee transacties terzake worden afgesloten aan onderdeel a, b of c:
Openbare lichamen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de wet, zetten uitsluitend gelden uit in de vorm van:
Nazorgfondsen mogen, in afwijking van artikel 3, gelden uitzetten in de vorm van beleggingen in aandelen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs en in onroerend goedfondsen die genoteerd zijn aan een van overheidswege toegelaten effectenbeurs, mits zeker wordt gesteld dat de hoofdsom, gecorrigeerd voor inflatie, ten minste aan het einde van dertig jaar intact is door middel van:
In afwijking van het eerste lid, laatste volzin, kunnen derivaten ook worden afgesloten op een gereglementeerde markt in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte onder toezicht staande effecteninstelling. Een wijziging van deze Richtlijn gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet financiering decentrale overheden in werking treedt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden
Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties en de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 3, 5 en 8 van de Wet financiering decentrale overheden,
In deze ministeriële regeling wordt verstaan onder:
Het bedrag aan renteherziening: et bedrag aan leningen die een onderdeel vormen van de vaste schuld, gesaldeerd met verstrekte geldleningen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, waarvan op grond van de leningvoorwaarden de rente in het lopende kalenderjaar op basis van de leningvoorwaarden eenzijdig door de tegenpartij kan worden herzien.
Het bedrag aan herfinanciering: Het bedrag aan nieuwe leningen in een jaar met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer, gesaldeerd met nieuw verstrekte leningen voor zover dezelfde rentetypische looptijd, voor zover dit het bedrag van de verplicht afgeloste leningen niet overstijgt.
Het renterisico op de vaste schuld in een jaar wordt als volgt berekend: de som van het bedrag aan herfinanciering en het bedrag aan renteherziening op de vaste schuld.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek zendt iedere drie maanden voor het einde van het eerstvolgende kwartaal verzamelopgaven van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde gegevens aan Onze Minister van Financiën.
De opgaven bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden verstrekt overeenkomstig de als bijlage bij deze regeling gevoegde modelstaten.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum waarop de Wet financiering decentrale overheden in werking treedt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden.