Organisatie | Doesburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg |
Citeertitel | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Raadsbesluit |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | 25-05-2016 | Nieuwe regeling | 31-01-2013 Streekjournaal, 15 februari 2013 | Onbekend |
De raad van de gemeente Doesburg;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Doesburg d.d. 31 januari 2013;
gehoord de Commissie Maatschappelijke ontwikkeling d.d. 15 januari 2013;
gelet op artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, evenals artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand, de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
overwegende dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;
Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg
HOOFDSTUK 2. RECHT OP BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE
Artikel 5. Educatieve ontwikkeling
HOOFDSTUK 3 AANVRAAG OM DE BIJDRAGE/BEWIJSSTUKKEN/TERMIJN/VERHAAL
Het aanvraag/inlichtingenformulier geschiedt met behulp van het daarvoor bestemde en beschik-
baar gestelde aanvraag/inlichtingenformulier. De ouder(s) van het tot de doelgroep behorend kind moeten de aanvraag indienen. Een aanvraag tot verlening van een bijdrage moet het lopende kalenderjaar worden ingediend. Het college heeft de bevoegdheid om een termijn in het kalenderjaar te bepalen wanneer de aanvraag moet worden ingediend.
Artikel 7 Bewijsstukken en controle
Bij aanvragen moeten bewijsstukken overgelegd worden van inkomen en vermogen. Voor de bijdrage voor de kosten van maatschappelijke participatie van voorzieningen/activiteiten, onder artikel 4, lid 3, en bij voor de bijdrage voor de kosten educatieve ontwikkeling van voorzieningen/activiteiten, onder artikel 5, lid 2, hoeven niet direct bewijsstukken overgelegd te worden. Wel dienen bewijsstukken door aanvragers gedurende een periode van 2 jaar bewaard te worden vanwege een steekproefsgewijze controle achteraf.
Het college beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 6 binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 9 Terugvordering van de bijdrage
Indien uit de (steekproefsgewijze) controle blijkt dat er onjuiste informatie is verstrekt en/of de bijdrage van de gemeente niet besteed is aan het doel waarvoor bestemd, volgt een besluit tot intrekking of herziening. De reeds uitbetaalde bijdrage kan geheel of ten dele worden teruggevorderd.
Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden
Door of namens het college van Burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 31 januari 2013.
De griffier,
J.B. Voorhof
De voorzitter,
drs. C.J.G. Luesink
In de Motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, lid 5 van de WWB.
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijke minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstandverstrekking aan deze groep ‘in natura’ de voorkeur boven een geldbedrag verdient. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB.
Artikel 8 lid 1, sub g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2, sub d WWB).
Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35, lid 9 WWB).
De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningspicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het Rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op beleidsterreinen van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen.
Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening
Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Gemeenten die hiervoor maatregelen hebben genomen, kunnen het bestaande beleid rechtstreeks in de verordening opnemen en hebben daarmee voldaan aan de verordeningsplicht. De verordening heeft met name een intern karakter en bovendien een beperkte duur, omdat de verlening van individuele en categoriale bijzondere bijstand al wettelijk is geregeld. De verordening heeft het karakter van een instructieregeling, waarmee het college opgedragen wordt binnen bepaalde beleidsmatige kaders uitvoering te geven aan kinderparticipatie. Er is gekozen voor een formele invulling van de opdracht aan de gemeenteraad om regels te stellen. Daar wordt mee bedoeld dat in de verordening wordt verwezen naar het minimabeleid van de gemeente, omdat daarin het beleid met betrekking tot kinderparticipatie al beschreven staat.
Op 28 oktober 2004 heeft de gemeenteraad de nota “Nieuwe regelingen minimabeleid Doesburg 2004 en volgende jaren” vastgesteld, waarin o.a. voorstellen zijn gedaan tot voortzetting en aanpassingen van de gemeentelijke Reductieregeling (dateert vanaf 1987) en de regeling Schoolkosten kinderen (dateert vanaf 1998).
In de verordening Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 WWB gemeente Doesburg zijn integraal opgenomen de huidige voorzieningen en activiteiten die van toepassing zijn op kinderen in het kader van de gemeentelijke Reductieregeling en de Regeling Schoolkosten kinderen, zoals door de gemeenteraad in 2004 werd vastgesteld.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPAINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijving
Er is voor gekozen om begrippen die al omschreven zijn in de WWB, Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat ingeval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.
In artikel 8 lid 2, sub d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’. In artikel 2 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is alsmede de educatieve ontwikkeling van het ten laste komende kind. Bij de invulling van het begrip maatschappelijke participatie is rekening gehouden met het feit dat van categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB geen sprake is voor zover het hoofddoel van de vergoeding het subsidiëren van culturele, educatieve of sportieve activiteiten is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbenden kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken.
HOOFDSTUK 2. RECHT OP BIJZONDERE BIJSTAND VOOR MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE
In artikel 3 is de doelgroep van deze verordening beschreven. Bij wisselende inkomsten wordt gekeken naar de inkomsten van het desbetreffende kalenderjaar, derhalve van 1 januari tot het moment van de aanvraag. Als het gemiddelde inkomen in het kalenderjaar onder de 110% van de geldende bijstandsnormen blijft, dan wordt voldaan aan de inkomenstoets.
Artikel 4. Maatschappelijke participatie
De in artikel 4 genoemde kosten zijn grotendeels overgenomen van het huidige beleid van de Reductieregeling. Omdat een aantal kostensoorten niet aansluiten bij de in de verordening gehanteerde definitie voor kind (zie artikel 1 lid 2, sub d van deze verordening) zijn de volgende kostensoorten niet opgenomen: kinderdagverblijf (ouderbijdragen), gehandicaptenvereniging, volkstuinvereniging en ouderenbond (allen contributies), kosten eigen bijdrage (erkende) peuterspeelzaal, kosten kerktelefoon, kosten cursussen educatieve activiteiten, kosten Kunstbus 55+ en kosten meer bewegen voor 65+ en gehandicapten (o.a. gymnastiek en zwemmen (allen overige voorzieningen/activiteiten).
Artikel 5. Educatieve ontwikkeling
Het huidige gemeentelijk beleid in het kader van de regeling Schoolkosten kinderen is integraal opgenomen in deze verordening.
HOOFDSTUK 3. AANVRAAG OM DE BIJDRAGE/BEWIJSSTUKKEN/TERMIJN/VERHAAL
.Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting, omdat dit het huidige beleid van het gemeentelijk minimabeleid betreft.
Artikel 10. Vorm van een voorziening
Het college kiest de vorm van een voorziening, tenzij daarover al iets bepaald is in deze verordening of de gemeenteraad langs andere wegen daarover een ander standpunt inneemt. Uitgangspunt is de meest doeltreffende vorm, uiteraard voor zover dat financieel- en uitvoeringstechnisch realiseerbaar is.
Artikel 11. onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet wordt beslist door het college.
De wetgever heeft voor wat betreft de bevordering maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen de gemeenten een verordeningplicht opgelegd voor het jaar 2012, vandaar de inwerkingtreding met terugwerkende kracht per 1 juli 2012. In tegenstelling tot gemeenten die in het kader van minima/armoedebeleid nog geen beleid ontwikkeld hebben voor participatie van kinderen in sport- en culturele activiteiten/voorzieningen, kent Doesburg al vele jaren een aantal gemeentelijke minimaregelingen die ook van toepassing zijn op kinderen.
Het huidige minimabeleid voor kinderen is geborgd in deze verordening, vandaar de argumentatie om deze verordening in te laten gaan met terugwerkende kracht.