Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drechterland

Bezoldigingsregeling Drechterland 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrechterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBezoldigingsregeling Drechterland 2012
CiteertitelBezoldigingsregeling Drechterland 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerppersoneel en organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 160 lid 1 sub c
  2. CAR-UWO, artikel 3:1 en 7:8:2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-09-201201-01-201201-01-2015ingetrokken in verband met GR SED

29-05-2012

de Middenstander, 5 september 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingsregeling Drechterland 2012

Het college van Burgemeester en wethouders van Drechterland,

 

Overwegende dat het wenselijk is om een nieuwe Bezoldigingsverordening voor de medewerkers van de gemeente Drechterland in te voeren;

 

Gelet op artikel 160, eerste lid onder c, van de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 3:1 en artikel 7:8:2 van de CAR-UWO;

 

Gelet op de instemming van de Ondernemingsraad op 22 december 2011;

 

B e s l u i t e n

 

de Bezoldigingsregeling Drechterland 2006 in te trekken;

 

en vast te stellen de navolgende

 

Bezoldigingsregeling Drechterland 2012

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • a.

    aanloopschaal: schaal waarin een medewerker wordt aangesteld of benoemd wanneer niet of nog niet volledig aan de aan de functie gestelde eisen wordt voldaan. Hieronder wordt verstaan één schaal onder de functieschaal;

  • b.

    beoordelingstijdvak: een beoordeling beslaat minimaal een tijdvak van zes maanden;

  • c.

    bezoldiging: het salaris vermeerderd met het bedrag van de aan de medewerker toegekende toelagen en vergoedingen, zoals in deze verordening omschreven;

  • d.

    CAR-UWO: Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst sector gemeenten;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • f.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • g.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • h.

    medewerker: degene die door of vanwege de gemeente is aangesteld of met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

  • i.

    overwerk: werkzaamheden door de medewerker in dienstopdracht verricht buiten de feitelijke arbeidsduur per week;

  • j.

    salaris: het bedrag van de schaal die aan de medewerker is toegekend, of indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag;

  • k.

    schaal: de voor een betrekking of voor een aantal betrekkingen tezamen ter bepaling van het salaris geldende opklimmende reeks van bedragen, daaronder mede begrepen de bedragen welke gelden ter verhoging van het salaris als gevolg van diensttijduitloop. Bijlage IIa van de CAR maakt deel uit van de bezoldigingsverordening;

  • l.

    uurloon: het 1/156 gedeelte van het – zo nodig naar een volledige betrekking herberekende – salaris van de medewerker per maand;

  • m.

    volledige betrekking: een betrekking waarbij de arbeidsduur per jaar ten hoogste 1836 uur bedraagt en de formele arbeidsduur per week 36 uur bedraagt.

Hoofdstuk 2. Salaris

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1.

    Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de medewerker ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de medewerker feitelijk in dienst is getreden.

  • 2.

    Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van de medewerker met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Vaststelling salaris

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de resultaten van de functiewaardering en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de functie geldende salarisschaal.

  • 2.

    De salarissen worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR-UWO.

  • 3.

    Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR-UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor de medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

  • 4.

    De toepassing van bijlage IIa van de CAR-UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid, van de CAR-UWO.

Artikel 6 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

  • 1.

    Wanneer de medewerker wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt voor de medewerker het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal. Waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naast lagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

  • 2.

    Voor zover nodig bedraagt, in afwijking van het eerste lid, de vooruitgang in salaris tengevolge van de indeling in de schaal met een hoger maximumsalaris nimmer minder dan het geval zou zijn bij verhoging ingevolge artikel 13 in de schaal waarin de ambtenaar wordt ingedeeld.

Hoofdstuk 3. Inschaling

Artikel 7 Inschaling nieuwe medewerkers

  • 1.

    Een medewerker die aan de functie-eisen voldoet, wordt in de functieschaal geplaatst.

    Op welke periodiek een medewerker wordt ingeschaald, is mede afhankelijk van de

    interne verhoudingen, het huidige salaris en de ervaring van de medewerker.

  • 2.

    Een medewerker die (nog) niet aan de functie-eisen voldoet, wordt ingeschaald in de aanloopschaal, zijnde één schaal onder de functieschaal. Bij een trainee of leerwerkplaats kan de betreffende medewerker lager dan één schaal onder de aanloopschaal geplaatst worden.

Artikel 8 Inschaling eigen medewerkers op een nieuwe functie

Een medewerker die een nieuwe functie gaat vervullen, kan bij wijze van proef worden benoemd. Bij de proef wordt vooraf afgesproken wat er gebeurt indien de proef niet slaagt. De inschaling geschiedt conform hetgeen staat aangegeven bij de inschaling van nieuwe medewerkers. Ook is het van belang vooraf af te spreken wat er gebeurt aan het einde van de proefperiode.

Artikel 9 Doorstroming naar de functionele schaal

Bij de aanstelling van (nieuwe) medewerkers worden afspraken gemaakt over de inschaling en het moment waarop een hogere schaal wordt toegekend. Deze afspraken worden vastgelegd in de aanstellingsbrief en verder uitgewerkt in een ontwikkel- en functioneringstraject. In dit traject is een beoordelingsmoment opgenomen om het functioneren te bespreken en eventueel te belonen.

Artikel 10 Arbeidsmarkttoelage

  • 1.

    Bij indiensttreding kan aan de medewerker om redenen van schaarste op de arbeidsmarkt of arbeidsmarktknelpunten een toelage worden toegekend. De toekenning van de arbeidsmarkttoelage bij indiensttreding geschiedt onder de vooronderstelling van voldoende functioneren.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde toelage wordt tijdelijk voor een periode van maximaal drie

    jaar of permanent toegekend, dit ter beoordeling door de directie. De toelage eindigt op

    de vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is

    gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan

    de medewerker worden toegekend.

  • 3.

    De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal 10% van het maandsalaris.

  • 5.

    Indien het functioneren van de medewerker als onvoldoende wordt beoordeeld wordt de toelage beëindigd.

  • 6.

    Bij het beëindigen van de toelage op basis van lid 4 en 5, wordt geen afbouwregeling toegepast.

Hoofdstuk 4. Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 11 Bevorderingstempo

Medewerkers die in de aanloopschaal zijn geplaatst, kunnen, uiterlijk binnen twee jaar, bevorderd worden naar de functieschaal op basis van de vastgestelde beoordeling.

Artikel 12 Versneld naar hogere schaal

Bij nieuwe medewerkers wordt een beloningstraject uitgezet voor de duur van maximaal twee jaar. Als de medewerker sneller op het gewenste niveau is, blijkend uit de vastgestelde beoordeling, kan de medewerker eerder naar de functionele schaal worden bevorderd.

Artikel 13 Periodieke salarisverhoging

  • 1.

    Het salaris van de medewerker van wie de waardering van de totale functievervulling ontwikkeld is, zoals blijkt uit de vastgestelde beoordeling, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2.

    Het salaris van de medewerker van wie de waardering van de totale functievervulling, basis is, zoals blijkt uit de vastgestelde beoordeling, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag bij het bereiken van het gewenste niveau.

  • 3.

    De periodieke verhogingen worden toegekend aan de medewerker die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt.

  • 4.

    De toekenning van de periodieke verhoging vindt eenmaal per jaar plaats en wel in januari van ieder jaar. Een uitzondering hierop is de periodieke verhoging onder lid 2.

  • 5.

    Bij nieuw in dienst tredende medewerkers wordt de maand ingang periodieke verhoging op januari gesteld. Bij het vaststellen van de periodiek bij indiensttreding wordt met deze verhoging rekening gehouden.

Artikel 14 Extra periodieke salarisverhoging

  • 1.

    Een extra periodieke verhoging wordt toegekend wanneer de totale functievervulling van een medewerker gedurende twee beoordelingen is gewaardeerd met boven niveau.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde periodieke verhoging geldt alleen voor medewerkers die het maximum van de salarisschaal nog niet hebben bereikt.

Artikel 15 Gratificatie

  • 1.

    Indien een medewerker een incidenteel extra of bijzondere prestatie heeft geleverd, die uitgaat boven het niveau dat van hem verwacht mag worden, kan aan hem een gratificatie worden toegekend.

  • 2.

    Aan de gratificatie dient een voordracht (in januari) van de leidinggevende aan de directie ten grondslag te liggen met daarin een duidelijke motivering voor de toekenning.

  • 3.

    De hoogte van de gratificatie bedraagt € 500,-- netto.

Artikel 16 De schouderklop

  • 1.

    Indien een medewerker een kortstondige extra inspanning heeft geleverd, welke gezien wordt als een bijzondere prestatie, kan aan hem een schouderklop worden toegekend.

  • 2.

    De leidinggevende draagt de medewerkers direct na het afronden van de prestatie voor bij de directie.

  • 3.

    De invulling van de schouderklop wordt door de directie bepaald.

Artikel 17 Geen periodieke verhoging

  • 1.

    Wanneer de totale functievervulling van een medewerker is gewaardeerd met “te ontwikkelen”, kan worden besloten dat de periodieke salarisverhoging niet wordt toegekend.

  • 2.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

  • 3.

    Een medewerker heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als gevolg van ziekte of gebrek geen recht op een periodiek als deze periode langer is dan zes maanden in een kalenderjaar.

  • 4.

    Het bevoegd gezag houdt bij de toepassing van lid 6 rekening met individuele gevallen van terminale ziekte. In die gevallen wordt de afweging gemaakt om de periodieke salarisverhoging toe te passen.

Artikel 18 Bevriezen van de promotie afspraken

  • 1.

    Wanneer de totale functievervulling van een medewerker is gewaardeerd met “te ontwikkelen”, kan worden besloten dat de met hem gemaakte promotie afspraken worden bevroren.

  • 2.

    Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 19 Intrekken persoonlijke toelage

  • 1.

    Een eerder toegekende persoonlijke toelage kan worden ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven. Dit oordeel moet uit tenminste drie vastgestelde beoordelingen blijken.

  • 2.

    Bij het (deels) intrekken van de persoonlijke toelage wordt geen afbouwregeling toegepast.

Artikel 20 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

De toepassing en de hoogte van de instrumenten van flexibele beloning zijn opgenomen in de notitie Integraal beloningbeleid Gemeente Drechterland 2012. De wegingsfactoren beoordeling zijn opgenomen in de Regeling personeelsbeoordeling 2012.

Hoofdstuk 5. Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 21 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR-UWO.

Artikel 22 Overwerkvergoeding

  • 1.

    Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt tot schaal 10a, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR-UWO.

  • 2.

    Aan de medewerker die een bezoldiging heeft, afgeleid van schaal 10a of hoger, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR-UWO, met een drempel van 2 uur per week.

  • 3.

    Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt vanaf schaal 10a, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR-UWO, met een drempel van 2 uur per week.

Artikel 23 Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10A en voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 van de CAR-UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR-UWO.

  • 2.

    De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      25% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen

  • 18.

    00 en 22.00 uur;

    • b.

      50% voor de uren op zaterdag tussen 6.00 en 22.00 uur;

    • d.

      75% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen

  • 22.

    00 en 24.00 uur;

    • e.

      100% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid,

van de CAR-UWO, met dien verstande dat genoemde percentages worden berekend

over ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij

schaal 7.

  • 3.

    Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 19 uur.

  • 4.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders een regeling treffen, welke het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 24 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1.

    Aan de medewerker voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10A en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR-UWO gemeenten ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar of beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2.

    De toelage bedraagt per uur van bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het salaris per uur, dat is afgeleid van het maximumsalaris van schaal 7 en wel:

    • a.

      5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag;

    • b.

      10% voor de uren op zaterdag en zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde lid, van de CAR-UWO.

  • 3.

    De op basis van het tweede lid berekende toelage wordt verhoogd met 100% over de uren waarop aan de opgedragen bereikbaarheid en beschikbaarheid een extra plaatsgebondenheid op of rond de plaats van tewerkstelling is verbonden.

  • 4.

    Voor het vaststellen van de toelage voor de piketdienst van de medewerkers buitendienst geldt de Vergoedingsregeling piketdienst buitendienstpersoneel 2006.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 25 Inconveniëntentoelage

  • 1.

    Aan de medewerker die nu en dan, regelmatig of voortdurend onder bezwarende omstandig heden arbeid verricht en wiens betrekking op een functielijst voorkomt, wordt een toelage per maand toegekend.

  • 2.

    Onder bezwarende omstandigheden worden begrepen:

    • a.

      het werken in een situatie die een zodanige verontreiniging van de huid veroorzaakt dat deze ook na het gebruik van speciale wasmiddelen duidelijk waarneembaar blijft;

    • b.

      het werken in een omgeving met sterk onaangename geuren, of werken met onaangenaam aandoende en sterk afkeer oproepende materialen;

    • c.

      het werken in een situatie die een zeer hoge mate van huid- en slijmvliesprikkeling teweegbrengt, zodanig dat dit effect ook na het werk nog enige tijd voelbaar blijft;

    • d.

      het langdurig werken onder zeer onaangename hoge of lage temperatuur of temperatuurswisselingen;

    • e.

      het werken in situaties waarin het gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen niet mogelijk of afdoende is, en waarin door het aanhoudende lawaai onderling contact nauwelijks mogelijk is of de geluidssterkte gelijk is aan of groter is dan 80 dbA;

    • f.

      het werken met sterk trillende apparatuur;

    • g.

      het werken met beschermingskleding of -middelen die een ernstige belemmering vormen voor de normale ademhaling, voor huidoppervlakte-uitwaseming en voor de bewegingsmogelijkheden;

    • h.

      het werken onder omstandigheden welke een verhoogd gevaar voor invaliditeit of overlijden meebrengen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders geven voor elke op de functielijst voorkomende betrekking aan of er nu en dan, regelmatig of voortdurend onder één dan wel gelijktijdig onder meer typen bezwarende omstandigheden arbeid wordt verricht. Een functielijst wordt jaarlijks door burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 4.

    De toelage bedraagt een percentage van het maximumsalaris van schaal 7 en wel:

    a. 1% indien de medewerker nu en dan onder één of gelijktijdig onder twee typen bezwarende omstandigheden dan wel regelmatig onder één type bezwarende omstandigheden arbeid verricht;

    b.2% indien de medewerker nu en dan gelijktijdig onder drie of meer typen bezwarende omstandigheden dan wel regelmatig gelijktijdig onder twee typen bezwarende omstandig heden of voortdurend onder één type bezwarende omstandigheden arbeid verricht;

    c. 3% indien de medewerker regelmatig gelijktijdig onder drie of meer typen bezwarende omstandigheden of voortdurend gelijktijdig onder twee of meer typen bezwarende omstandigheden arbeid verricht.

    • 5.

      Voor de medewerker met onvolledige betrekking wordt de toelage vastgesteld op een

      evenredig deel van de toelage bij een volledige betrekking.

    • 6.

      In bijzondere gevallen kan door burgemeester en wethouders een regeling worden ge

      troffen, welke het bepaalde in de vorige leden aanvult of daarvan afwijkt.

    • 7.

      Burgemeester en wethouders kunnen een vergoeding toekennen indien de ambtenaar

      incidenteel onder bezwarende omstandigheden arbeid verricht.

Artikel 26 Afbouwregeling

  • 1.

    Aan de medewerker wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikelen 23, 24 en 25, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage bedoeld in artikel 10, en

b.de medewerker de toelage - als bedoeld in artikelen 23, 24 en 25 - direct voorafgaand aaan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de medewerker van 60 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 23, 24 en 25 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, als de medewerker deze toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de medewerker de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking ver-

    staan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5.

    De hoogte van de aflopende vergoeding wordt bepaald door de uitkeringsperiode in drie

gelijke delen te splitsen, waarbij –te beginnen met het eerste deel- afronding naar boven plaatsvindt op een hele maand, met dien verstande dat de maximumduur van de uitkeringsperiode niet wordt overschreden. Gedurende de drie deelperioden bedraagt de aflopende vergoeding achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de berekeningsbasis. Aan de uitkeringsperiode voor de aflopende vergoeding is een maximum verbonden van drie jaar.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 27 Uitwisselen arbeidsvoorwaarden

Met toepassing van het bepaalde in artikel 4A:3 van de CAR-UWO kan de bezoldiging, de eindejaarsuitkering, de vakantietoelage of de vergoeding voor extra te werken uren worden verlaagd in ruil voor andere bestedingsmogelijkheden.

Artikel 28 Onvoorziene gevallen

Het bevoegd gezag beslist in gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet.

Hoofdstuk 7 Slotbepaling

Artikel 29 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Bezoldigingsregeling Drechterland 2012.

Artikel 30 Inwerkingtreding

Deze regeling wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2012.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

Drechterland op 29 mei 2012

De secretaris, de burgemeester,

Mr. F.L. Romkema R.J.H. van der Riet