Organisatie | Alkmaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening Alkmaar 2013 |
Citeertitel | Bomenverordening Alkmaar 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Bomenverordening Alkmaar 2017.
Deze verordening vervangt per 16-05-2013 de Kapverordening gemeente Alkmaar 2004.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2013 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 04-04-2013 Officiële Mededelingen, 15-05-2013 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Alkmaar;
gelet het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2013-63
gelet het advies van de raadscommissie Ruimte;
gelet op het bepaalde in de Boswet;
gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet;
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
vellen: rooien; kappen; het snoeien van meer dan 30 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van het voor de eerste keer kandelaberen alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
bedrijfseconomische exploitatie: zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 en 3 van de Boswet;
ARTIKEL 2: Verbod vellen houtopstand
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet voor
houtopstand die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze wordt geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 leden 2 en 3 van de Boswet;
houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening;
Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen die op grond van de artikelen 7 of 8 of op grond van een overeenkomst met een publiekrechtelijk bestuursorgaan is geplant, ook als deze nog niet de omvang heeft bereikt zoals bedoeld in het tweede lid, onder a, en ongeacht of de houtopstand zich bevindt op een perceel zoals bedoeld in het tweede lid, onder b.
ARTIKEL 4: Toetsingscriteria omgevingsvergunning vellen houtopstand
ARTIKEL 5: Intrekking of wijziging vergunning
De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:
ARTIKEL 6: Beperking geldigheidsduur
De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt indien daarvan niet binnen twee jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt, tenzij in de vergunning een langere termijn is opgenomen vanwege de voorzienbare langere uitvoeringstermijn van een project.
In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de omgevingsvergunning voor alle bomen slechts twee jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn, behoudens de in het eerste lid gestelde bevoegdheid tot het voorschrijven van een langere termijn.
ARTIKEL 7: Voorschriften en beperkingen
Aan de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften en beperkingen verbinden:
dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen, ontheffingen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
ARTIKEL 8: Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien houtopstanden waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
ARTIKEL 10: Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.
ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in artikel 2 toestemming geven tot het direct vellen, indien er sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.
Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 11, tweede lid of artikel 12, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 11, tweede lid, en artikel 12, tweede lid van deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.
ARTIKEL 16: Overgangsbepalingen
Vergunningen verleend door het bevoegd gezag of het college, die verleend zijn krachtens de verordening bedoeld in artikel 17, tweede lid, gelden - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook is vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen - als vergunningen genomen krachtens deze verordening.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 04-04-2013.
De raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter
drs. A.P.A. Koolen, griffier
Het college van burgemeester en wethouders maakt bekend dat de huidige Kapverordening Alkmaar 2004 wordt vervangen door een nieuwe verordening en dat een lijst met monumentale en waardevolle bomen in Alkmaar is vastgesteld.
De gemeenteraad heeft op 11 oktober 2012 de Bomennota Alkmaar 2012-2017 vastgesteld.
Onderdeel van deze bomennota zijn de Bomenverordening Alkmaar 2013 en de Lijst monumentale en waardevolle bomen in Alkmaar. Beide (de verordening en de lijst) lagen van 1 november tot 13 december 2012 voor inspraak ter visie.
De gemeenteraad heeft op 4 april 2013 de Bomenverordening 2013 vastgesteld. Volgens deze verordening is voor het kappen van particuliere bomen op percelen kleiner dan 200 m2 geen vergunning meer nodig, tenzij het een boom betreft uit de Lijst van monumentale of waardevolle bomen in Alkmaar.
Bomenverordening Alkmaar 2013 vervangt Kapverordening gemeente Alkmaar 2004 en treedt in werking een dag na deze publicatie.
Bomenverordening Alkmaar 2013 ligt gedurende 12 weken ter inzage bij de balie van het Stadskantoor. Voor bezoekadres en openingstijden van het Stadskantoor, Mallegatsplein 10, 1815 GA ALKMAAR - openingstijden:
Het college heeft 16 april 2013 de Lijst Monumentale en waardevolle bomen in Alkmaar vastgesteld.
De bomen op deze lijst krijgen extra bescherming en voor het kappen van deze bomen zijn extra zware argumenten nodig. De eigenaren van de monumentale en waardevolle bomen op deze lijst zijn schriftelijk geïnformeerd.
De Bomennota Alkmaar 2012-2017, de Bomenverordening Alkmaar 2013 en de Lijst monumentale en waardevolle bomen in Alkmaar zijn ook digitaal beschikbaar via de site www.Alkmaar.nl
Met het vaststellen van de bomennota en de bomenverordening maakt het gemeentebestuur duidelijk welke uitgangspunten, gedragsregels en acties nodig zijn om het bomenbestand in de stad te beschermen en versterken.
In verband met de nieuwe bomenverordening heeft het college op 7 mei 2013 het volgende besloten:
Dit besluit treedt in werking een dag na deze publicatie.
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
Boomvormer. Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe venwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals voor de eerste keer kandelaberen of het snoeien van meer dan 30 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Wanneer de takken van een boom meer dan 75% worden ingekort is sprake van kandelaberen. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningsplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningsplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningsplichtig.
De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden dooreen deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term “bevoegd gezag” weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term “bevoegd gezag”gehanteerd te worden i.p.v. het college. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oordelen over een omgevingsvergunningaanvraag, het college. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.
houtopstand op private percelen met een totaaloppervlakte van minder dan 200 m2 zijn kapvergunningvrij, ook als het om een houtopstand gaat met een dikkere doorsnede dan in artikel 2, eerste lid, van de verordening vermeld, tenzij sprake is van een monumentale boom of houtopstand zoals bedoeld in het twééde lid. Met totaaloppervlakte is bedoeld het totale grondoppervlak inclusief bebouwing.
ARTIKEL 2: verbod vellen houtopstand
In artikel 1, vijfde lid, van de Boswet staat opgenomen dat de gemeenteraad de bebouwde komt dient vast te stellen. Bij raadsbesluit van 1 augustus 1974, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 17 december 1974, heeft de gemeenteraad de bebouwde kom in het kader van de Boswet gesteld op de gemeentegrens. Het vellen van houtopstand zonder vergunning is verboden. De vergunningplicht geldt óók voor houtopstanden die zijn geplant in het kader van de herplantplicht of waarbij de plant bij overeenkomst met een overheid is overeengekomen, maar waarvan de stam een kleinere doorsnede heeft dan 20 cm op 1,30 meter hoogte.
Het vellen van een houtopstand is echter niet vergunningplichtig als:
Met totaaloppervlakte is bedoeld het totale grondoppervlak inclusief bebouwing. Op deze wijze zijn kleine tuinen uitgezonderd van het kapverbod en wordt de aanwezige houtopstand aan de eigen verantwoordelijkheid van de private eigenaar overgelaten. Bij een perceel van maximaal 200 m2 is het tuinoppervlak relatief klein en over het algemeen staan hier houtopstanden waarvoor een kapverbod overbodig is. Grotere tuinen kunnen meer of forsere houtopstanden bergen en deze kunnen een substantiële bijdrage leveren aan het groene karakter van de (woon)omgeving of het gebied. Dergelijke private houtopstanden worden daardoor van algemeen belang geacht en vallen wel onder het kapverbod.
Ook houtopstanden “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd" vallen niet onder de vergunningplicht. Hierdoor wordt conform de Memorie van Toelichting op de Boswet houtopstand met een aantoonbare economisch doel onderscheiden van sierbomen. Vrucht- of fruitbomen zijn sierbomen die vruchten dragen. Deze zijn dus wel omgevingsvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.
ARTIKEL 3: Lijst van Monumentale en waardevolle bomen in Alkmaar
lid 1. De lijst met monumentale en waardevolle bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 2 genoemd. Op deze wijze kan (landschappelijk) waardevolle houtopstand, zoals beeldbepalende rododendrons, magnolia’s of klimplanten of een nieuw aangeplante herdenkingsbomen met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten.
Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale en waardevolle bomen heeft een hoge prioriteit. Dergelijke houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een ontheffing wordt verleend. De lijst zal elke vier jaar worden herzien in het kader van de actualisatie. Bomen die tussentijds zijn geveld zullen tussentijds van de lijst worden afgevoerd.
lid 2. De redengevende beschrijving is een zorgvuldige motivering van de reden(en) waarom de desbetreffende houtopstand is aangewezen als monumentale boom. Een nauwgezette omschrijving voorkomt niet alleen juridische complicaties, maar creëert tevens draagvlak voor het duurzaam instandhouden van deze monumentale bomen. De beschrijving geeft meer inzicht en duidelijkheid omtrent de natuur-, milieu-, cultuurhistorische- en andere waarden en eventuele bijzondere functies van de houtopstand. Daarnaast is de redengevende beschrijving een toetsingskader voor een aanvraag van een omgevingsvergunning, waardoor een besluit beter gemotiveerd en afgewogen kan worden.
lid 2. Dit artikel bevat de criteria, op grond waarvan vergunning als bedoeld in artikel 2 tot het vellen van een houtopstand kan worden geweigerd, zolang het niet gaat om monumentale bomen. De criteria voor beoordeling van een aanvraag voor het vellen van een monumentale boom, zijn opgenomen in het derde lid van dit artikel. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. De wabo laat geen officiële zienswijzeprocedure toe als de gewone vergunningsprocedure van toepassing is. Een niet officiële zienswijzeprocedure zal waarschijnlijk stuiten op de termijn. Wel moet de aanvraag worden gepubliceerd. Naar aanleiding daarvan kan een derdebelanghebbende een zienswijze indienen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46–3:50 en 4:82–4:84) dient de motivering van het besluit van het college te verwijzen naar gemeentelijk beleid zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.
lid 3. Voor de monumentale en waardevolle bomen voorkomende op de gemeentelijke bomenlijst geldt een kapverbod behoudens vergunning. Indien het behoud van de boom naar de beste boomdeskundige maatstaven niet langer mogelijk en verantwoord is kan mogelijk ontheffing verleend worden. Mogelijkheden tot behoud van monumentale bomen dienen altijd uitgebreid te zijn onderzocht. Indien bouw of aanleg ter plaatse van de monumentale boom de reden tot de kapaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een groot maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen (projectontwikkelaar, woningbouwvereniging etc.) of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een beschermde monumentale boom leiden. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele kapvergunning de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Dit kan bestuurlijk ongewenst zijn, de ervaring in Alkmaar leert dat economische belangen altijd zwaarder dan de boombelangen hebben gewogen. Recente kap i.v.m. zichtlijnen naar bedrijven en kappen op voormalige Horizon percelen zijn hier een voorbeeld van. Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de kapaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele kapvergunning de (boomverzorgings-) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt. Voor in privaat eigendom zijnde overige houtopstand is gekozen voor een beperkt kapverbod.
ARTIKEL 5: Intrekking of wijziging
In dit artikel zijn de gronden aangeven voor intrekking, wijziging van de vergunning die gelden voor vergunning van deze verordening ( art. 2.31 lid 2 Wabo). De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand- indien sprake van sanctie- is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de vergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo). Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of indien voorgeschreven de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
ARTIKEL 6: Beperking geldigheidsduur
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude omgevingsvergunningen tegen te gaan.
ARTIKEL 7: Voorschriften en beperkingen
lid 2. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. De omgevingsvergunning heeft een zaaksgebonden karakter ( art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t herplant, valt daarom tevens onderzijn verantwoording. Wanneer de vergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld (zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor). Dit onder vermelding van:
ARTIKEL 8: Herplant-/instandhoudingspllcht
Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijh de ernst van de overtreding, de mate van (on)veraritwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Het college bepaalt de hoogte van de financiële bijdrage. Herplant zal zo nabij mogelijk worden uitgevoerd. Ook voor bomen met een kleinere stamdiameter dan 20 cm kan een herplant worden voorgeschreven. Het gaat dan om bomen die eerder in het kader van herplantplicht zijn geplant.
Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid, indien sprake is van een herstel- of instandhoudingsanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of onder oplegging dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.
De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten.
ARTIKEL 10: Afstand van de erfgrenslijn
De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geven het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: “tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten”. Daarom is in deze modelverordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met “nihil” voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische grondslag tot het ontstaan van burenruzies is hiermee enigszins verminderd.
ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten
Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.
ARTIKEL 12: Bescherming gemeentelijke houtopstand
Dit artikel biedt de bomen extra bescherming tegen ongewenste snoei en beschadiging door bijvoorbeeld verlichting, boomhutten, schommels etc. in de bomen. Het ophangen van tijdelijke feestverlichting of nestkasten is na toestemming van de gemeente mogelijk.
In acute probleemsituaties, meestal dus gevaarzetting (bijvoorbeeld storm- of bliksemschade) voor personen of zaken door instabiliteit van houtopstand, moet er meteen gehandeld kunnen worden.
De Wabo verbiedt inartikel 2.3.het handelen in strijd.met een voorschrift uit een omgevingsvergunning.
Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 15 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen. Overtreding van artikel 2 lid 1, en overtreding van voorschriften op grond van artikel 7 van de verordening heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal € 18.500 (artikel 6 Wed). De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 18.500, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 74.000. De op grond van artikel 15 ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het college van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.
Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo) zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Hierbij dienen toezichthouders tevens te beschikken over een machtiging met toestemming. Voor zover het toezicht niet is geregeld via de Wabo, dient het college alsnog toezichthouders aan te wijzen. Het betreft het toezicht op het bepaalde in artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid en artikel 13.
Dit artikel regelt het overgangsrecht tussen de “oude” Kapverordening en de “nieuwe” Bomenverordening.