Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Velsen 2013 |
Citeertitel | Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Velsen 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2013 | 01-07-2017 | nieuwe regeling | 12-02-2013 De Jutter/Hofgeest, 18 april 2013 | B13.0057 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing, gericht op de aflossing van schulden, indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet in staat zal zijn zelfstandig de schulden af te lossen of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden af te lossen. Ook de preventie en nazorg is een onderdeel van schuldhulpverlening;
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels schuldhulpverlening gemeente Velsen 2013”.
In het beleidsplan ‘Integrale schuldhulpverlening 2012 – 2015’ is de gemeentelijke visie op het terrein van schuldhulpverlening neergelegd. Onderhavige beleidsregels zijn gebaseerd op dit beleidsplan. Achterliggende gedachte van deze beleidsregels is dat er behoefte is aan duidelijke spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor schuldhulpverlening en waaraan hij zich dient te houden; de gemeente weet welke verplichtingen zij aan burgers mag opleggen en wanneer zij de toegang tot schuldhulpverlening kan weigeren of beëindigen. Bovendien heeft het college op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit houdt in dat het college altijd de mogelijkheid heeft om af te wijken van de beleidsregels. Tot slot is maatwerk altijd het uitgangspunt binnen de schuldhulpverlening. De hulpverlening kan daardoor per situatie verschillen.
Voor de beleidsregels schuldhulpverlening is in algemene zin aansluiting gezocht bij de Wet werk en bijstand (WWB). Voorts is binnen de uitvoering van het gemeentelijke schuldhulpverleningstraject aansluiting gezocht bij zowel de Recofa richtlijnen (landelijk overlegorgaan van Rechters-commissarissen in faillissementen en surseances van betaling), als bij de gedragscode van de NVVK (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet; de brancheorganisatie op het gebied van schuldhulpverlening en sociaal bankieren).
Wat betreft de begripsbepalingen in de leden a t/m j is er aangesloten bij artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Met het begrip schuldhulpverleningstraject wordt zowel het minnelijke als het wettelijke traject (Wet schuldsanering natuurlijke personen) schuldhulpverlening bedoeld.
Op het begrip ‘aanvraag schuldhulpverlening’ is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Een aanvraag wordt pas ingediend nadat de gemeente tijdens het intakegesprek met de verzoeker alle zaken heeft besproken die van belang kunnen zijn voor de schuldhulpverlening en alle benodigde papieren zijn verzameld.
Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening
Conform het beleidsplan staat schuldhulpverlening in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente, met uitzondering van zelfstandigen. Zelfstandigen kunnen immers een beroep doen op het Bijstandsbesluit zelfstandigen (Bbz). Het Bbz regelt de financiële bijstand die gemeenten kunnen geven aan zelfstandigen. De gemeente doet onderzoek naar de levensvatbaarheid van de onderneming en kent indien mogelijk een Bbz uitkering toe. Indien geen Bbz uitkering kan worden uitgekeerd en de onderneming niet levensvatbaar is, kan de burger zich uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en een bijstandsuitkering aanvragen op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB)
Voor het succesvol doorlopen van het schuldhulpverleningstraject dient de verzoeker inkomen te hebben. Studiefinanciering wordt niet gezien als inkomen. (Het ontvangen van studiefinanciering is het aangaan van een nieuwe schuld, pas na het behalen van een diploma wordt de studiefinanciering overgezet in een gift.) Bovendien is het aanvragen van een aanvullende WWB uitkering bovenop de inkomsten uit studiefinanciering niet mogelijk.
Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening
In het eerste lid is aangegeven dat het college schuldhulp verleent indien het college dat noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt middels dit lid recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden. Daar waar sprake is van een schuldenpakket dat zich niet laat regelen in combinatie met een onwillige verzoeker, kan een aanvraag worden geweigerd.
Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de hulpvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van burgers om zelf tijdig de benodigde informatie te geven en medewerking te verlenen. Dit geldt zowel in de aanvraagfase als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.
In het eerste lid staat aangegeven waaruit de verplichtingen kunnen bestaan. Deze verplichtingen vloeien voort uit de inlichtingen- en medewerkingsplicht zoals die in de wet is vastgelegd. Dit is geen limitatieve opsomming.
Artikel 5. Weigeren en beëindigen
Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt, zoals neergelegd in de artikelen 6 en 7 Wgs, kan het college besluiten de schuldhulpverlening te weigeren of te beëindigen. Alvorens dat te doen kan aan verzoeker eenmaal een termijn worden geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken (hersteltermijn). De termijn waarbinnen dit moet gebeuren, moet een redelijke zijn.
In het kader van de eigen verantwoordelijkheid wordt een eenmalige hersteltermijn voldoende geacht. Met een termijn, als bedoeld in lid 2, wordt een periode van een maand als redelijk gezien.
Artikel 6. Beëindigingsgronden
In dit artikel wordt beschreven wanneer de schuldhulpverlening kan worden beëindigd. Dit artikel laat de werking van artikel 5 onaangetast.
Van de negen gronden, zoals in dit artikel genoemd, verdienen de gronden e en f bijzondere aandacht. Daar waar de gemeente kiest voor een selectieve en gerichte toepassing van schuldhulpverlening, kan dat betekenen dat de schuldhulpverlening wordt beëindigd indien de vorm van de hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. Die persoonlijke omstandigheden variëren in aard en duur. Zie ook artikel 3, tweede lid. Hier is dan ook sprake van maatwerk.
Volgens artikel 18 van de Wet werk en bijstand kunnen onder de term ‘zeer ernstig misdragen’ diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd.
Artikel 7. Recidive – hernieuwde aanvraag
Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere trajecten/contacten schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen indienen van een hernieuwde aanvraag. Dit artikel gaat niet alleen over eigen verantwoordelijkheid, maar ook over prioriteitstelling van de verzoeker.
Het is van belang de in dit artikel genoemde begrippen goed te onderscheiden. Schuldhulpverlening is een breed begrip en omvat alle producten, zoals de gemeente die kent. Daartoe behoren ook preventie en nazorg.
Een schuldhulpverleningstraject is één van de gemeentelijke producten, maar kan ook betrekking hebben op een schuldregeling ingevolge de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen). Er kan pas een beroep op deze wet worden gedaan als alle andere vormen van hulpverlening geen soelaas geboden hebben. Bij de Wsnp worden cliënten op last van de rechter voor een periode van minimaal drie en maximaal vijf jaar onder toezicht van een bewindvoerder gesteld. Deze bewindvoerder is verantwoordelijk voor de inhouding van de aflossingscapaciteit van een cliënt. Na tussentijdse beëindiging van een schuldregeling in het kader van de Wsnp, kan 10 jaar lang geen beroep worden gedaan op de Wsnp, ook als deze schuldregeling succesvol is doorlopen.
Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening tellen de verleende schuldhulpverlening of de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.
De recidivebepaling ontslaat de gemeente niet van de verplichting om, daar waar een onevenredige situatie ontstaat voor de burger, af te wijken van het bepaalde in artikel 7.