Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013 |
Citeertitel | Beleidsregel Wet Bibob 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | 140 openbare orde en veiligheid |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Kaart Bijlage 2 Algemeen vragenformulier Bijlage 2 Bijlagenvel bij aanvraagformulier Bijlage 2 Aanvraagformulier Wet bibob en bouwactiviteiten Bijlage 2 Bijlagenvel bij aanvraagfomulier Wet bibob en bouwactiviteiten |
de aanvraagformulieren zijn als pdf aan het einde van de tekst toegevoegd
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-2013 | 19-10-2017 | nieuwe regeling | 14-05-2013 Gemeenteblad 2013-21b | 2013 13.16528 |
Hoofdstuk I Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Hoofdstuk II Toepassingsbereik
De vergunningen zoals genoemd in lid 1 sub b van dit artikel hebben een looptijd van 3 jaar of een andere door de burgemeester vastgestelde looptijd. Wordt er na deze periode opnieuw een aanvraag om een vergunning gedaan, dan wordt deze aanvraag beschouwd als een nieuwe aanvraag waarop deze beleidsregel onverkort van toepassing is.
Artikel 2 van deze beleidsregel is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
Hoofdstuk III Ultimum remedium
Het bestuursorgaan beoordeelt eerst of er reguliere intrekkings- of weigeringsgronden bestaan. Het bestuursorgaan doet hiernaast eigen onderzoek (zie artikel 5 lid 3). Indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan, kan het bestuursorgaan advies vragen aan het Bureau.
Hoofdstuk IV Aanleidingen adviesbureau
Er zijn drie aanleidingen die in een concreet geval leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau:
Artikel 6 Bibob-vragenformulier
De adviesaanvraag aan het Bureau wordt vergezeld van een motivering van de adviesaanvraag.
Artikel 9 Rechten van betrokkene gedurende adviesaanvraag
Indien advies gevraagd is aan het Bureau over een aanvraag, kan betrokkene geen beroep doen op de rechten uit de eventueel te verlenen beschikking totdat het bestuursorgaan beslist heeft op de beschikkingsaanvraag.
Artikel 10 Opschorten beslistermijn
Indien het bestuursorgaan een advies vraagt aan het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de Wet Bibob.
Hoofdstuk VI Weigeren van de aanvraag/aanvullende voorschriften
Hoofdstuk VII Intrekken van de beschikking/aanvullende voorschriften
Artikel 12 Intrekking en aanvullende voorschriften
Indien het bestuursorgaan voornemens is de beschikking in te trekken dan wel de beschikking te wijzigen door voorschriften eraan te verbinden op grond van de Wet Bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zijn/haar zienswijze in te brengen als bedoeld in artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht.
De officiële titel van deze regeling is: ‘Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013’. Deze regeling kan worden aangehaald als Beleidsregel Wet Bibob 2013.
te bepalen dat dit besluit wordt bekendgemaakt door:
De gemeentebladen kunnen worden geraadpleegd:
Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 14 mei 2013
College van burgemeester en wethouders,
De secretaris, de burgemeester
Toelichting ‘Beleidsregel van de gemeente Hoorn voor de bouw, horeca-, prostitutie- en speelautomatenbranche in het kader van de Wet Bibob 2013’
Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van vergunningen en subsidies en het gunnen van opdrachten in het kader van aanbestedingen. De Wet Bibob is bedoeld als een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De wet maakt het mogelijk de integriteit van de aanvrager en de bij de aanvraag betrokken (rechts)personen te beoordelen.
De Wet Bibob stelt bestuursorganen in staat om beschikkingen te weigeren of in te trekken wanneer:
1.er ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede gebruikt zal worden om:
2.a. I. uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen
2.Daarnaast stelt de Wet Bibob bestuursorganen in staat om bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.
Toepassing van de Wet Bibob is, vanwege haar ingrijpende karakter, een ultimum remedium. Dit betekent dat bestuursorganen aanvragen om vergunningen eerst dienen te toetsen aan de reguliere weigeringsgronden die in de betreffende wettelijke regeling waarop de vergunning rust zijn opgenomen. Sommige wetten en regels, zoals het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet, maken al een (beperkte) toets van de integriteit van de aanvrager mogelijk. Indien reeds op basis van één van deze gronden een vergunning kan worden geweigerd (of kan worden ingetrokken) zal dit uiteraard geschieden. Pas als de reguliere weigerings- of intrekkingsgronden geen soelaas bieden, kan toepassing van de Wet Bibob in beeld komen.
De bedoeling van de Wet Bibob is dat bestuursorganen eerst zelf, door middel van eigen onderzoek, proberen te achterhalen of er in een concreet geval sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 6 de wet. Om dat te kunnen doen zullen aanvragers en vergunninghouders aan het bestuursorgaan meer informatie moeten verstrekken. Artikel 30 van de Wet Bibob maakt het in dit verband mogelijk om bij de formulieren die gehanteerd worden voor het aanvragen van een vergunning extra vragen op te nemen over zaken als aanvrager, financiering, zeggenschap, bedrijfsstructuur, eigenaar bedrijfsterrein, bedrijfspand etc. Als bijlage 2 bij deze beleidsregel is daartoe een Bibob-vragenformulier toegevoegd die gelijktijdig met deze beleidsregel is vastgesteld. Beantwoording van deze vragenlijst door een vergunninghouder kan door een bestuursorgaan ook worden verlangd indien dit bestuursorgaan overweegt de betreffende vergunning in te trekken of hier extra voorschriften aan te verbinden.
Als een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de beschikking.
Indien de betrokkene ingeval van het indienen van een aanvraag om een vergunning weigert mee te werken aan het (volledig) invullen van voornoemd Bibob-vragenformulier dan leidt dit tot niet-ontvankelijkheid van de aanvraag. Er is dan immers niet voldaan aan de voor een aanvraag geldende indieningsvereisten.
Zoals hiervoor is aangegeven heeft het bestuursorgaan ook de mogelijkheid om een vergunning wegens ernstig gevaar in te trekken. Indien de betrokkene in een dergelijk geval niet wil meewerken aan het (volledig) invullen van het Bibob-vragenformulier mag dit door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de wet (artikel 4 lid 1 Wet Bibob).
4.2 Advies landelijk bureau Bibob
Het eigen onderzoek zal niet altijd toereikend zijn om vast te stellen of er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 of lid 6 van de Wet Bibob. De meeste bestuursorganen zijn niet bevoegd om bepaalde informatie (justitieel, financieel) op te vragen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht bestuursorganen echter wel om het intrekken of weigeren van vergunningen grondig te motiveren. Wanneer het eigen onderzoek naar het oordeel van het bestuursorgaan vragen open laat over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan er vervolgens een beroep worden gedaan op het landelijke bureau Bibob (hierna: het Bureau). Het bestuursorgaan informeert de betrokkene(n) dat het Bureau om advies is verzocht (artikel 32 Wet Bibob).
Het Bureau, dat ressorteert onder het Ministerie van Justitie, heeft als taak om op verzoek van bestuursorganen te adviseren over de mate van gevaar van misbruik van vergunningen voor criminele doeleinden. De adviezen van het Bureau worden gebaseerd op bronnenonderzoek. Daarbij kan het Bureau naast openbare bronnen (bijvoorbeeld het Kadaster, de Kamer van Koophandel) ook gesloten registraties, zoals die van de politie, justitie en fiscus, raadplegen. Het Bureau beperkt zich niet alleen tot de aanvrager of houder van de vergunning maar onderzoekt ook of deze (rechts)persoon in relatie staat tot anderen die betrokken zijn (geweest) bij strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Dit betekent dat ook andere (rechts)personen kunnen worden betrokken in het onderzoek.
De beslissing van een bestuursorgaan om een adviesaanvraag bij het Bureau in te dienen is geen besluit ingevolge de Awb. Hiertegen kan daarom geen bezwaar of beroep worden ingediend. Wel staat het de aanvrager van een vergunning te allen tijde vrij zijn aanvraag in te trekken.
Het Bureau dient zijn advies binnen vier weken nadat de adviesaanvraag door het bestuursorgaan is ingediend uit te brengen (artikel 15 lid 1 Wet Bibob). Het Bureau kan deze periode eenmaal met maximaal vier weken verlengen (artikel 15 lid 3 Wet Bibob). Artikel 31 van de Wet Bibob bepaalt dat de termijn waarbinnen door het bestuursorgaan op de aangevraagde vergunning (waarover een “Bibob-advies” wordt aangevraagd) moet worden beslist wordt opgeschort voor de periode die ligt tussen de dag waarop het advies is aangevraagd en dag waarop deze wordt ontvangen.
Het advies van het Bureau kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet Bibob:
Het bestuursorgaan kan het advies al dan niet gebruiken ter motivering van een besluit. Het ligt voor de hand dat de vergunning in het eerste geval zal worden verleend, dan wel niet zal worden ingetrokken. In het tweede geval kan worden overwogen om extra voorschriften te verbinden aan de vergunning gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar dat de vergunning voor criminele doeleinden wordt misbruikt (artikel 3 lid 7 Wet Bibob). In het geval van een ernstige mate van gevaar kan het bestuursorgaan overwegen om een aangevraagde vergunning te weigeren of een verleende vergunning in te trekken.
Voor iedereen die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, geldt op grond van artikel 28 van de Wet Bibob een geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat een bestuursorgaan een Bibob-advies niet aan anderen mag doorgeven (behoudens een aantal in artikel 28 van de Wet Bibob genoemde uitzonderingen).
Een bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een Bibob-advies, de aanvrager/vergunninghouder in de gelegen moeten stellen zijn zienswijze over het voornemen naar voren te brengen (artikel 33 Wet Bibob). Het Bibob-advies kan dan worden ingezien. Eventuele derden die in dit advies worden genoemd zijn belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij tegen het voornemen tot weigeren of intrekken van de vergunning bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, maar alleen dat deel dat betrekking op hen heeft.
5. Noodzaak vaststellen Bibob-beleid
Bij bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een Bibob-advies aan te vragen. Vanwege deze keuze- of beleidsvrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een beleid waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een advies wordt aangevraagd bij het Bureau. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die aan een Bibob-onderzoek zouden kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om al dan niet tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van dit instrument - weloverwogen en met inachtneming van beginselen van behoorlijk bestuur te gebeuren. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.
6.1 Werkingssfeer Bibob-beleid:
Het Bibob-instrumentarium zal in de gemeente Hoorn worden toegepast met betrekking tot de volgende vergunningen:
Deze beleidsregel ziet niet op overige beleidsvelden die onder de werkingssfeer van de Wet Bibob vallen (zoals milieuvergunningen, aanbestedingen, subsidies).
Uit onderzoek naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren is gebleken dat bepaalde sectoren, zoals de horecasector, gevoelig zijn voor georganiseerde criminaliteit. Verenigingen, clubs, stichtingen en buurthuizen die op grond van artikel 4 Drank- en Horecawet met een “beperkte” drank- en horecavergunning, de niet-commerciële of paracommerciële inrichtingen opereren zonder winstoogmerk. De exploitatie van deze inrichtingen is voor de georganiseerde criminaliteit dan ook normaliter niet interessant. Derhalve is deze categorie horeca-inrichtingen uitgesloten van de werkingssfeer van het Hoornse Bibob-beleid.
Voor horecaondernemers wordt de Wet Bibob reeds toegepast bij Drank- en horecavergunningen. Deze vergunningen hebben een looptijd voor onbepaalde tijd. Dit houdt in dat alleen op het moment van de aanvraag een Bibob-toets kan plaatsvinden. Nadat een vergunning is verleend, kan er nog wel een Bibob-onderzoek ingesteld worden als er feiten/ omstandigheden bekend worden die dit rechtvaardigen. Het komt in de praktijk echter zelden voor dat na vergunningverlening feiten/ omstandigheden bekend worden die het instellen van een Bibob-onderzoek te rechtvaardigen. Na vergunningverlening is er dus vanuit de gemeente geen toets meer naar de integriteit van de ondernemer (witwassen, criminele activiteiten).
De gemeenteraad heeft bij de laatste wijziging van de APV bepaald dat exploitatievergunningen vervallen na 3 jaar. Na deze drie jaar moeten ondernemers een nieuwe exploitatievergunning aanvragen. Door exploitatievergunningen onder de werkingssfeer van de Wet Bibob te brengen, wordt een periodieke toets naar de integriteit van Hoornse ondernemers mogelijk. Door deze periodieke controle wordt het gevaar verminderd dat de gemeente Hoorn door het afgeven van exploitatievergunningen criminele activiteiten faciliteert.
Voor het exploiteren van een coffeeshop is een exploitatievergunning vereist. Daarmee vallen coffeeshops onder de werkingssfeer van deze beleidsregel.
Ten aanzien van coffeeshops is er sprake van een bijzondere situatie. De verkoop van softdrugs is in beginsel nog altijd een strafbaar feit en wordt, onder bepaalde voorwaarden (waaronder de AHOJG-regels), gedoogd. Ingeval van een coffeeshop is er dan ook altijd sprake van het plegen van strafbare feiten. Dit levert een Bibob-weigeringsgrond op. Het moge duidelijk zijn dat het niet wenselijk is om exploitatievergunningen voor coffeeshops per definitie te weigeren, omdat er sprake is van verkoop van softdrugs.
Waaraan moet er bij coffeeshops, in het kader van de wet Bibob, dan wel gedacht worden? Men kan hierbij denken aan zaken die ook bij andere inrichtingen spelen (bijv. seksinrichtingen en de horeca), zoals de financiering door een criminele organisatie of het witwassen van geld verkregen uit criminele handelingen. Op voorhand is niet te zeggen of het risico bij coffeeshops groter is dan bij gewone horeca, al is het raadzaam om bij coffeeshops extra alert te zijn.
d. Seksinrichtingen/escortbedrijven; speelautomatenhallen
Seksinrichtingen/escortbedrijven en speelautomatenhallen zijn branches die, evenals de horecabranche, kwetsbaar zijn voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit.
Net als de hiervoor genoemde branches is de bouwbranche kwetsbaar voor ernstige of georganiseerde vormen van criminaliteit. Het is echter niet wenselijk alle aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw aan een toetsing op basis van de Wet Bibob te onderwerpen. Een selectieve aanpak is op basis van het proportionaliteitsbeginsel wenselijk. Toepassing van het Bibob-instrumentarium is immers een zwaar middel dat ingrijpt in de privacy van de aanvragers van een vergunning en overige betrokkenen. Daarnaast dienen de lasten voor de burgers en de gemeente beperkt te blijven. Het instrument dient vooral te worden toegepast daar waar de kans dat zich criminele activiteiten voordoet het grootst is.
Derhalve is er in de gemeente Hoorn voor gekozen om in de volgende twee gevallen het Bibob-instrumentarium toe te passen:
Binnenkort wordt er grondgebied bij het woonwagencentrum in Bobeldijk ter ontwikkeling uitgegeven. Het overgrote deel hiervan zal uitgegeven worden aan bewoners van het woonwagencentrum. Landelijk en regionaal worden woonwagencentra als risico-categorie aangemerkt. De herkomst van de financiële middelen van de bewoners van deze centra is niet altijd te herleiden. Met de voorgestelde beleidswijziging worden alle bouwvergunningen voor dit grondgebied onder de werkingssfeer van de beleidslijn gebracht (zie bijlage 1). Op deze manier kan voorkomen worden dat eventueel zwart geld witgewassen wordt door bouwactiviteiten. Bewust is geen financiële ondergrens opgenomen zodat ook relatief kleine bedragen niet witgewassen kunnen worden (bijv. witwassen door het plaatsen van dakkapel of een kleine verbouwing). O.a. de gemeenten Velsen en Nijmegen hebben woonwagencentra ook onder de werkingssfeer van hun BIBOB-beleid gebracht. Het verdient dan ook de aanbeveling deze lijn ook in Hoorn te volgen.
Bij bouwaanvragen voor het overige grondgebied van Hoorn geldt een financiële ondergrens van € 250.000 (excl. BTW).
Vanwege mogelijke criminele beïnvloeding bij vechtsportevenementen heeft de staatssecretaris van Justitie, mr. F. Teeven, aangekondigd dat bepaalde, door de gemeente aan te wijzen, vergunningsplichtige evenementen onder het toepassingsbereik van de Wet Bibob onder te brengen. De uitbreiding komt voort uit wijzigingen ten behoeve van vechtsportevenementen in de Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn waarbij een levensgedragtoets geldt voor vechtsportevenementen. Door (vechtsport)evenementen op te nemen in de reikwijdte van de Wet Bibob is het mogelijk bij evenementen vergunningsaanvragen op grond van de Wet Bibob een screening te verrichten naar de organisatie, de financiering en de zakenrelaties van de organisator.
Het is niet de bedoeling dat een Bibob-toets op alle evenementenvergunning wordt toegepast. De gemeente zal moeten kunnen aantonen dat de specifieke tak van evenementen vatbaar is voor criminele beïnvloeding. Voor vechtsportevenementen geldt dat aangetoond is dat deze vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Uit een analyse van de politie Amsterdam-Amstelland, alsmede het RIEC, is naar voren gekomen dat er een ongewenste vervlechting is tussen de boven- en onderwereld bij vechtsportevenementen. Hierbij valt vooral de rol van organisatie en sponsoren op.
Bijlage 2 Algemeen vragenformulier
Bijlage 2 Bijlagenvel bij aanvraagformulier
Bijlage 2 Aanvraagformulier Wet bibob en bouwactiviteiten
Bijlage 2 Bijlagenvel bij aanvraagfomulier Wet bibob en bouwactiviteiten