Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Rijssen-Holten 2013 |
Citeertitel | Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Rijssen-Holten 2013 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-06-2013 | Nieuwe regeling | 28-05-2013 Rijssens Nieuwsblad, 4 juni 2013 | D2013 012 880 |
Hoofdstuk 2 Bevoegdheden burgemeester
Artikel 2 Gebiedsverbod (artikel 172a Gemeentewet)
Een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, krijgt bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde het bevel zich niet te bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.
Artikel 3 Groepsverbod (artikel 172a Gemeentewet)
Een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, krijgt bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde het bevel zich niet zonder redelijk doel op te houden in één of meer bepaalde delen van de gemeente, op een voor het publiek toegankelijke plaats, met meer dan drie andere personen.
Artikel 4 Meldingsplicht (artikel 172a Gemeentewet)
De betrokkene die een meldingsplicht krijgt opgelegd, is verplicht zich bij een nader aangegeven locatie op een nader te bepalen tijdstip te melden. De meldingsplicht wordt in beginsel uitgevoerd in de gemeente waar de betrokkene woonachtig is, tenzij de aard van de omstandigheden zich hiertegen verzet. Een meldingsplicht in een andere gemeente wordt slechts gegeven in overeenstemming met de burgemeester van die gemeente.
Artikel 5 Begeleidingsplicht twaalfminners (artikel 172b Gemeentewet)
Een persoon (/personen) die het gezag uitoefent over een minderjarige die herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, krijgt bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel opgelegd om zorg te dragen dat de minderjarige:
Hoofdstuk 3 Voorwaarden en vormen bevoegdheden burgemeester
Artikel 7 Voorwaarden opleggen bevel
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Artikel 13 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12 minners
De genoemde regels als in de artikelen 9 t/m 12 omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen, gelden ook voor bevelen met betrekking tot 12 minners, met dien verstande dat deze bevelen worden opgelegd aan de persoon (/personen) die het gezag uitoefenen over de minderjarige.
Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving
Artikel 14 Toezicht en handhaving
n principe houdt de politie toezicht op de naleving van de in artikelen 172a en 172b Gemeentewet genoemde burgemeestersbevelen. Ook kunnen buitengewoon opsporingsambtenaren of andere toezichthouders in dienst van de gemeente Rijssen-Holten toezien op de naleving. Het niet naleven van een burgemeestersbevel is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (WSr). Er zal door het OM in die gevallen in beginsel gedagvaard worden. Een overtreding van het burgemeestersbevel is geen voorlopige hechtenisfeit.
Bijlage 1 Stappen bevelen burgemeester
* Uitvoering van het beleid vindt plaats met inachtneming van hetgeen in de circulaires van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Veiligheid & Justitie omtrent de Wet MBVEO is neergelegd.
Bijlage 2 Handhavingsarrangement**
** Uitvoering van het handhavingsarrangement vindt plaats met inachtneming van hetgeen in de circulaires van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Veiligheid & Justitie omtrent de Wet MBVEO is neergelegd.
Bijlage 2.1 Handhavingsarrangement maatregelen bij herhaaldelijke (jeugd)overlast
*** Uitgangspunt is dat het OM in beginsel overgaat tot vervolging op grond van artikel 184 Wsr .
Bijlage 2.2 Handhavingsarrangement maatregelen bij minderjarige die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt.
*** Uitgangspunt is dat het OM in beginsel overgaat tot vervolging op grond van artikel 184 Wsr.
**** Het bevel met betrekking tot een minderjarige wordt opgelegd voor ten hoogste drie maanden. Verlenging is niet mogelijk.
Toelichting artikelen "Beleidsregels bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast gemeente Rijssen-Holten 2013"
Artikelen 2 t/m 5 Bevoegdheden burgemeester
Bevoegdheden artikel 172a Gemeentewet
Op basis van artikel 172a van de Gemeentewet kan de burgemeester een gebiedsverbod, een groepsverbod en / of een meldingsplicht opleggen. Een gebiedsverbod houdt in dat de persoon aan wie het verbod is opgelegd zich, al dan niet gedurende bepaalde tijdstippen, niet in een bepaalde straat of een gedeelte (van een wijk) van de gemeente mag bevinden. Naast of in plaats van een gebiedsverbod kan de burgemeester een groepsverbod opleggen. Een groepsverbod houdt in dat een openbare ordeverstoorder aan wie het verbod is opgelegd zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder redelijk doel met meer dan drie personen in groepsverband mag ophouden. Met een groepsverbod kan groepsvorming worden voorkomen door een of meer personen van een groep die structureel de openbare orde verstoren of daarbij een leidende rol spelen, een dergelijk verbod op te leggen. Een meldingsplicht houdt in dat de persoon aan wie een meldingsplicht is opgelegd zich op een bepaalde plaats op een bepaald tijdstip moet melden. De meldingsplicht kan worden opgelegd als zelfstandige maatregel of in combinatie met een gebiedsverbod waardoor deze maatregelen worden versterkt.
Intergemeentelijke meldingsplicht
De burgemeester kan bepalen dat een persoon die woonachtig is in een andere gemeente zich moet melden in die gemeente. Dit wordt de intergemeentelijke meldingsplicht genoemd. Een intergemeentelijke meldingsplicht wordt slechts gegeven in overeenstemming met de burgemeester van de gemeente waar de ordeverstoorder zich moet melden. De intergemeentelijke meldingsplicht wordt opgelegd door de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de openbare orde verstoord dreigt te worden. Het melden in de andere gemeente kan de woonplaats van de betrokkene zijn, maar dat hoeft niet perse het geval te zijn. Door deze maatregel kan de burgemeester bijvoorbeeld relsupporters van de bezoekende club uit zijn gemeente weren en het uitreisgedrag tegengaan. Er kan geen intergemeentelijke meldingsplicht worden opgelegd aan de uit het buitenland afkomstige supporters. Wel kan de burgemeester aan deze personen een meldingsplicht opleggen in zijn eigen gemeente.
Artikel 172a Gemeentewet doorkruist niet wat bij gemeentelijke verordening is bepaald. Dit betekent dat de maatregelen tegen overlast en baldadigheid, samenscholingsverbod, de verblijfsontzegging uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Rijssen-Holten blijven bestaan.
De toepassing van artikel 172a Gemeentewet en de APV is verschillend. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een gebiedsverbod worden opgelegd voor de duur van drie maanden. Het huidige instrument op grond van de APV maakt het mogelijk na een waarschuwing bij lichte orde verstorende gedragingen direct een verblijfsontzegging op te leggen. De bevoegdheden op grond van de Gemeentewet worden ingezet op het moment dat de maatregelen op grond van de APV geen effect sorteren of niet toereikend worden geacht, gelet op de ervaringen of het karakter van de problematiek en er ernstige vrees bestaat voor een verdere verstoring van de openbare orde.
De bevoegdheden op grond van artikelen 172a en 172b Gemeentewet kunnen alleen worden ingezet als de overtredingen een herhaaldelijk karakter hebben, waarbij tevens sprake moet zijn van een ernstige vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde. Het mandateren van deze aanvullende bevoegdheden is niet toegestaan. De bevoegdheden zijn daardoor feitelijk niet geschikt om in een acuut zich manifesterend openbare orde probleem in te zetten. Hiervoor blijven de APV
en het noodrecht (artikelen 172, 175-176a Gemeentewet) de meest geëigende instrumenten.
In het besluit van de burgemeester wordt duidelijk aangegeven voor welk gebied een verbod wordt opgelegd. Indien de overtreder kan aantonen dat hij een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, wordt het gebied waarop het verbod van toepassing is dienovereenkomstig aangepast zodat de betreffende persoon een aanlooproute/corridor heeft. Of iemand een zwaarwegend belang heeft om zich in het gebied op te houden, zal door de betrokkene zelf moeten worden aangetoond. Het zal in het algemeen gaan om belangen in de persoonlijke sfeer zoals wonen, werken, bezoek aan een huisarts, advocaat of hulpverleningsinstantie(s). Een gebiedsverbod of groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Als het voor de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is dat de betrokkene ook uit een ander gebied wordt geweerd (bijvoorbeeld de omgeving van het voetbalstadion) dan kan tevens
dat andere gebied worden aangewezen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd.
Ontheffing is mogelijk op grond van artikel 172a lid 6 Gemeentewet.
Artikel 7 Voorwaarden opleggen bevel
Hieronder zijn de voorwaarden die in de beleidsregels worden gehanteerd nader toegelicht:
7.1 Ordeverstorende gedragingen
Ordeverstorende gedragingen in het kader van deze beleidsregels zijn in ieder geval de hierna opgenomen gedragingen uit het Wetboek van Strafrecht en overtredingen van de APV. Daarnaast kunnen ook structurele ordeverstorende gedragingen die niet direct strafbaar zijn gesteld onder deze begripsbepaling vallen. Vaak gaat het om gedragingen die op zichzelf, als ze eenmalig zouden worden tentoongespreid, niet als ernstig worden opgevat maar als ze persistent worden wel. Daarnaast zijn het gedragingen waarvoor niet direct geverbaliseerd kan worden maar, zoals gezegd,
wel bij herhaling tot veel overlast kunnen leiden. Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:
Zwervers die tezamen alcohol nuttigen, zijn in beginsel niet overlastgevend. Echter wanneer deze groep als geheel of het individu voorbijgangers gaat intimideren, nafluiten of naroepen eventueel in combinatie met wildplassen, dan wordt het gedrag aangemerkt als ordeverstorend.
Een burgemeester bevel kan worden opgelegd indien een persoon herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord en er ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare
orde. Deze vrees moet aanwijsbaar zijn. Dat wil zeggen dat zij moet blijken uit concrete aanwijzingen. Het feit dat een persoon in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, kan zo’n concrete aanwijzing zijn. Wanneer er sprake is van herhaaldelijke overlast hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard en de ernst van de verstoring van de openbare orde. Om te kunnen spreken van herhaaldelijk moet het gaan om meerdere gedragingen die de openbare orde verstoren binnen een afzienbare tijd. Door de burgemeester wordt ordeverstoring in ieder geval als herhaaldelijk aangemerkt indien er binnen een periode van 13 maanden meer dan één ordeverstorende feiten of gedragingen hebben plaatsgehad. Dit hoeven niet dezelfde feiten te zijn maar kunnen ook verschillende feiten betreffen. Bij herhaaldelijke overlast hoeft er nog geen sprake te zijn van ernstige vrees voor verdere verstoring. Dit betekent dat bij herhaaldelijke overlast in beginsel de reguliere instrumenten worden ingezet. In ieder geval zijn ordeverstorende gedragingen van langer dan 13 maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk. De periode van 13 maanden is gekozen om het mogelijk te maken dit beleid toe te passen bij de jaarlijks terugkerende evenementen en de periode rond de jaarwisseling.
Ordeverstorend gedrag welke herhaaldelijk wordt gepleegd door een persoon of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De ernstige vrees kan daarnaast worden afgeleid uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een
persoon reeds in het verleden betrokken is geweest bij ernstige ordeverstoringen, een persoon in één jaar tijd ten minste drie openbare ordeverstoringen heeft begaan, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen van professionals van diverse instellingen/ instanties en overige voorzienbare omstandigheden.
7.4 Groep gerelateerde gedragingen en leidende rol
Bij twaalfminners hoeft het niet te gaan om een groep die uitsluitend uit twaalfminners bestaat. De maatregel kan ook worden toegepast richting een of enkele twaalfminners(s) binnen een groep die verder bestaat uit personen van twaalf jaar of ouder.
Het is moeilijke een leidende rol te typeren. Aansluiting kan worden gezocht bij rechterlijke uitspraken over openlijke geweldpleging in vereniging waar de leider niet zelf ordeverstorende gedragingen pleegt, maar ‘actief’ medestanders mobiliseert, voorop loopt, faciliteert, oproept (via sms, internet of anderszins) of op intimiderende wijze een bijdrage levert aan het in groepsverband plegen van ordeverstoring. Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. Ook kan de leidinggevende rol worden afgeleid uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider strafrechtelijk worden vervolgd.
Artikel 8 Ernstige vormen van overlast
8.1 Voetbalgerelateerde overlast
Bij voetbalgerelateerde overlast gaat het om voetbalsupporters die veelal in een groep voor, tijdens of na thuiswedstrijden van voetbalclubs de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren, ongeacht of dat in de omgeving van het stadion of bijv. in het horecagebied gebeurt. Het gaat om die gevallen waarbij aannemelijk is, gelet op de reeds ervaren overlast, dat het ordeverstorende gedrag aanhoudt.
8.2 Ernstige overlast in wijken of van jeugdgroepen
Het gaat hierbij om overlast en (kleine) criminaliteit door (jeugd)groepen. Het betreft vaak aanhoudende ordeverstorende gedragingen in de publieke ruimte, die een directe aantasting vormen van de veiligheid en leefbaarheid. De gevolgen hiervan kunnen voor de omgeving ingrijpend zijn, doordat mensen zich in hun eigen woonomgeving bedreigd of onveilig voelen, bewoners die (weg)gepest worden en verhuizen of winkeliers die zich niet veilig meer voelen in hun omgeving.
De wet biedt ook de mogelijkheid drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcoholisten die individueel of in groepsverband de openbare orde verstoren aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan overlast op bekende hangplekken.
8.3 Ernstige overlast bij evenementen
Om te voorkomen dat personen (zoals relschoppers) herhaaldelijk bij (grote) evenementen in Rijssen en Holten de openbare orde verstoren, kunnen de instrumenten uit deze beleidsregels ook bij evenementen worden ingezet.
8.4 Ernstige overlast door jeugdigen onder de twaalf jaar
Bij deze groepsvorm is het van belang om in te zetten op preventie en hulpverlening. Investeren in opvoedingsondersteuning, via het Centrum voor Jeugd en Gezin en/of het lokale zorgnetwerk van Rijssen-Holten, het Veiligheidshuis en onderwijs (leerplicht), blijft de enige juiste lange termijnoplossing waarbij een persoonsgerichte aanpak voorop staat. De burgemeester zal niet zonder reden en niet zonder zicht op een bredere aanpak bevelen opleggen aan twaalfminners. Het bevel uit artikel 172b Gemeentewet is bedoeld voor die situaties waarbij het jonge kind zich herhaaldelijk in groepen misdraagt met verstoringen van de openbare orde tot gevolg en waarbij eerder ingezette (vrijwillige) hulpverlening, ook richting ouders, onvoldoende soelaas biedt. Dit laatste kan ook het geval zijn indien de ouders zich niet of onvoldoende blijvend committeren aan een zorgtraject. Voordat gegrepen wordt naar zorg in gedwongen kader kan dan allereerst getracht worden via het burgemeestersbevel de situatie om te buigen. Ook als al wel gedwongen zorg is ingezet kan de burgemeester zijn bevoegdheid gebruiken maar dan met het doel om de ordeverstoringen op korte termijn te kunnen stoppen.
8.5 Ernstige overlast bij uitgaansgelegenheden
Bij deze vorm van overlast gaat het om personen die veelal in een groep in het uitgaansgebied of bij een enkele uitgaansgelegenheid of horecabedrijf de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren. De overlast kan zich ook uitstrekken buiten de onmiddellijke omgeving van het uitgaansgebied of -bedrijf, bijvoorbeeld op de wegen ernaartoe of bij een station. Het gaat om die gevallen waarbij aannemelijk is, gelet op de reeds ervaren overlast, dat het ordeverstorende gedrag aanhoudt.
De burgemeester baseert zijn bevel op een gedocumenteerd dossier. De politie heeft daarin een taak waar het gaat om de verzameling van feiten en achtergronden. Het betreft immers een bevel ter handhaving van de openbare orde en in dat kader bedient de burgemeester zich van de onder zijn gezag staande politieambtenaren. Dit sluit overigens niet uit dat ook andere instanties – met inachtneming van de geldende privacyregels – bij het aanleveren van relevante feiten en omstandigheden een taak kunnen hebben. De verantwoordelijkheid en regie voor het samenstellen van het dossier berust bij de burgemeester.
De stukken die in een dossier zouden kunnen zitten zijn bijvoorbeeld:
Zorgvuldige voorbereiding, belangafweging en horen
Artikel 3:2 en artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vereisen een zorgvuldige voorbereiding van besluiten en een belangenafweging door de burgemeester. Dit betekent dat de burgemeester zich, alvorens hij een bevel geeft, een beeld moet vormen van de ernst van de situatie, de vrees voor verdere verstoring van de openbare orde en andere feiten en omstandigheden. Met betrekking tot de proportionaliteit (artikel 3:4 Awb) geldt dat de beperking van het recht zich ongehinderd te verplaatsen, bijvoorbeeld door middel van een gebiedsverbod, in verhouding moet staan tot het te bereiken doel, in dit geval overlast verminderen. Het opgelegde bevel wordt daarom beperkt in tijd en plaats. Uitgangspunt is dat een gebiedsverbod niet mag leiden tot een inbreuk op het gezinsleven van betrokkene. Met het oog op de subsidiariteit is van belang dat eerst minder ingrijpende maatregelen moeten worden ingezet. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het bevel boven andere interventiemogelijkheden.
Om tot een zorgvuldig genomen besluit te komen maakt de burgemeester gebruik van een gedocumenteerd dossier. Tijdens de voorbereiding van het bevel moet de burgemeester belanghebbenden horen, aldus artikel 4:8, eerste lid Awb. Van dit horen kan ingevolge artikel 4:11 Awb, worden afgezien indien de vereiste spoed zich tegen verhoren verzet of indien ordeverstoringen door de betrokkene alleen kunnen worden voorkomen als de betrokkene niet van te voren in kennis wordt gesteld van de op te leggen maatregel.
Artikel 10 Informatieplicht en afstemmingsplicht
In de lokale driehoek vindt afstemming plaats tussen politie, OvJ en de burgemeester over de inzet van de bevoegdheden van de burgemeester op grond van de artikelen 172a en 172b Gemeentewet. Op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering is de OvJ bevoegd een gedragsaanwijzing te geven indien tegen betrokkene tegen wie ernstige bezwaren bestaan in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde ernstig wordt verstoord en waarbij grote vrees bestaat voor herhaling. Dit betekent dat indien sprake is van ordeverstorend gedrag, zijnde een strafbaar feit en vervolging is ingesteld, de OvJ als eerste bevoegd is een maatregel te treffen. Indien sprake is van ordeverstorend gedrag, niet zijnde een strafbaar feit, treedt de burgemeester op. Indien de OvJ besluit geen gedragsaanwijzing te geven (zoals een meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod) of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij gelet op de bescherming van de openbare orde een maatregel oplegt. Gedegen afstemming tussen beide is hiervoor noodzakelijk.
Artikel 11 Uitreiken voornemen tot opleggen bevel
In het voornemen wordt vermeld:
De bevelen van de burgemeester op grond van artikel 172 a en artikel 172b worden aangemerkt als een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid van de Awb. In de hoofdstukken drie en vier van de Awb staan een aantal vereisten die hierdoor van toepassing worden. Dit brengt met zich mee dat de voorbereiding van een dergelijk bevel van de burgemeester aan enige tijd onderhevig is. Het is belangrijk dat hiermee rekening wordt gehouden in de praktijk.
Artikel 13 Specifieke bepalingen voor bevelen met betrekking tot 12 minners
De regels omtrent de werkwijze bij het opleggen van bevelen voor 12 minners worden opgelegd aan de persoon/ personen die het gezag uitoefenen over de minderjarige. Dit betekent dat:
Artikel 14 Toezicht en handhaving
Is de maatregel opgelegd, dan moet deze worden gehandhaafd. De politie is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. De politie heeft dan ook een belangrijke taak in het handhaven van de burgemeestersbevelen en gedragsaanwijzingen van de OvJ. Op lokaal niveau kunnen afspraken worden gemaakt om het toezicht op de naleving tevens op te dragen aan de buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s) of andere toezichthouders in dienst
van de gemeente Rijssen-Holten. Deze toezichthouders kunnen ook fungeren als extra ogen en oren voor de politie. Daarnaast kan bij de handhaving gebruik worden gemaakt van beelden die zijn verkregen met bijvoorbeeld gemeentelijke toezichtcamera’s of camera’s die bedoeld zijn ter beveiliging van het desbetreffende object. Het niet naleven van een opgelegd bevel of een gedragsaanwijzing is strafbaar op grond van artikel 184, respectievelijk 184a van het Wetboek van Strafrecht.