Organisatie | Haaren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BIBOB-beleidslijn gemeente Haaren mei 2013 betreffende de aanvraag om een omgevingsvergunning-bouwactiviteit |
Citeertitel | BIBOB-beleidslijn gemeente Haaren mei 2013 betreffende de aanvraag om een omgevingsvergunning-bouwactiviteit |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-05-2013 | 11-03-2014 | Nieuwe regeling | 14-05-2013 De Leije, 22 mei 2013 | B&W-voorstel 14 mei 2013 |
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen.
Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur(Wet BIBOB).
De Wet Bevordering Integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur (hierna: ‘Wet BIBOB’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet BIBOB geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.
-Het recht om in de aanvraagprocedure aanvullende informatie te vragen en te beoordelen;
-Een extra grond tot weigering c.q. intrekking:
Artikel 3 van de Wet BIBOB geeft aan wanneer het voor een bestuursorgaan mogelijk is over te gaan tot weigering, dan wel intrekking:
er moet sprake zijn van een ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor
a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of
b) het plegen van strafbare feiten.
Daarnaast kan de gevraagde beschikking geweigerd, dan wel ingetrokken worden: indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping).
-De mogelijkheid om extra voorwaarden te verbinden aan een te verlenen vergunning;
-De mogelijkheid om voor de beoordeling van de aanvraag het advies in te roepen van het landelijk bureau BIBOB.
In de Wet BIBOB is bepaald, dat aan dit bureau door bestuursorganen gevraagd kan worden advies uit te brengen over de mate van gevaar, bedoeld in art 3 eerste lid, of over de ernst van de feiten en omstandigheden, bedoeld in art 3 zesde lid Wet BIBOB. Zij stelt daartoe een aanvullend onderzoek in, waarbij ook z.g. “gesloten bronnen” door haar bevraagd kunnen worden.
Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van z’n advies, geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Het bestuursorgaan kan immers ook zonder dit advies besluiten over te gaan tot weigering of intrekking. Wel kan het vragen van advies leiden tot een betere informatiepositie van het bestuursorgaan. Het Bureau BIBOB heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan. Het vragen van een advies moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
Artikel 3. Toepassing wet BIBOB
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Een bestuursorgaan kan op basis van artikel 3 van de Wet Bibob een gevraagde beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen.
Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, is er gekozen voor een Bibob-toets van bouwprojecten van enige omvang. In dit kader wordt er een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de bouwsom.
Als eerste algemeen uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een bibobtoetsing plaats vindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 350.000,-.
Naast dit onderscheid vanuit de factor bouwsom, zijn er ook specifieke risicocategorieën aan te wijzen, die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Als risicocategorieën worden vooralsnog aangewezen:
- Agrarische bedrijven met een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 50.000,-
De bibobtoetsing zal derhalve ook altijd plaats vinden in geval de omgevingsvergunning een bouwactiviteit voor een van deze risicocategorieën betreft.
NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.
Naast de hiervoor genoemde generieke gevallen waarbij als regel een z.g. bibob-toetsing plaats zal vinden, kan de wet BIBOB (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid, b.v. bij een A.P.V.-regeling woon- en kleefklimaat. Om die reden zal, naast de hiervoor generiek aangeduide gevallen, ook een BIBOB-toetsing mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet BIBOB in dat geval geboden is.
Het van toepassing verklaren van de wet BIBOB op de hierboven genoemde vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 wet BIBOB i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
Op grond van artikel 3 wet BIBOB kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunning weigeren of intrekken.
Het onderzoek naar de aanwezigheid van bovengenoemd gevaar en de daaruit voortkomende toepassingsmogelijkheden van de weigering- of intrekkingsgronden ex artikel 3 wet BIBOB gebeurt in een tweetal stappen:
De aanvrager wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een aanvullend (bibob)vragenformulier. Dit aanvullend (bibob)vragenformulier maakt dus onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier; het totale aanvraagpakket vormt de basis voor de ontvankelijkheidstoetsing.
Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook anderen met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden dit aanvullende (bibob)vragenformulier in te vullen en maakt ook dit deel uit van de aanvraagprocedure omgevingsvergunning-bouwactiviteit.
Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van;
zijn opgenomen in de bijlage van het standaard aanvraagformulier;
De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.
Wanneer het bibobvragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. In geval van een bestaande vergunning wordt het niet invullen van dit formulier op grond van artikel 4 van de Wet Bibob aangemerkt als ernstig gevaar. Hierdoor kan het bestuursorgaan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.
Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.
Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren danwel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag danwel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.
Bij deze z.g. "eigen huiswerkfase" kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Zuid-west Nederland.
Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
De adviesaanvraag bij het Landelijk Buro BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.