Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 2.0 Keuzevrijheid.
1. Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst neergelegde criteria.
Artikel 2.1 Voorziening in natura
1. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, welke in eigendom blijft van de gemeente
Voorst, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Voorst van toepassing
2. Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, welke eigendom blijft van een leverancier, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.
Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst in de beschikking opgenomen.
Artikel 2.3 Persoonsgebonden budget.
- 1.
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
- a.
een persoonsgebonden budget wordt alleen verstekt ten aanzien van individuele voorzieningen;
- b.
de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst;
- c.
de wijze waarop en de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst;
- d.
Op het persoonsgebonden budget is de overeenkomst persoonsgebonden budget van de gemeente Voorst van toepassing.
- 2.
De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.
- 3.
Bij de beschikking wordt, voor zover dit onderdeel is van het advies, een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn.
- 4.
Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst regels voor controle naar de besteding van het persoonsgebonden budget en voor eventuele terugvordering.
- 5.
Een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar gesteld, onder vooraf overeengekomen voorwaarden.
Artikel 2.4 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.
Hoofdstuk 3. Huishoudelijke verzorging.
Artikel 3.0 Vormen van huishoudelijke verzorging.
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
- a.
een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij huishoudelijke verzorging;
- b.
huishoudelijke verzorging in natura;
- c.
een persoonsgebonden budget te besteden aan huishoudelijke verzorging.
Artikel 3.1 Primaat van de algemene hulp bij huishoudelijke verzorging.
1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.0 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien
- a.
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, of
- b.
problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg
het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en algemene hulp bij huishoudelijke verzorging dit snel en adequaat kan oplossen.
2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.0 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als
- a.
de in artikel 3.0 onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of
- b.
Artikel 3.2. Gebruikelijke zorg.
In afwijking van het gestelde in artikel 3.1 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor huishoudelijke verzorging als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.
Artikel 3.3 Omvang van de huishoudelijke verzorging.
De omvang van de voorziening voor huishoudelijke verzorgingwordt nader uitgewerkt door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeenteVoorst.
Artikel 3.4 Omvang van het persoonsgebonden budget.
De bedragen welke voor huishoudelijke verzorging worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 4.0 Vormen van woonvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
- a.
een algemene woonvoorziening;
- b.
een woonvoorziening in natura;
- c.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;
- d.
een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.
Artikel 4.1 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.
- 1.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.0, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
- 2.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.0, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 4.2 Soorten individuele woonvoorzieningen.
De in artikel 4.0 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
- a.
een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten;
- b.
een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;
- c.
een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;
- d.
- e.
onderhoud, keuring en reparatie;
- f.
Artikel 4.3 Primaat van de verhuizing.
- 1.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woonruimte belemmeren.
- 2.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet of niet binnen redelijke termijn mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
- 3.
Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst nadere regels voor de in lid 1 en 2 genoemde woonvoorzieningen.
Artikel 4.4 Vergoeding verhuis- en (her-)inrichtingskosten
Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in
artikel 4.2 onder a verlenen, indien de aanvrager als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien:
- a.
de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat het college op de aanvraag heeft beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
- b.
aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;
- c.
aanvrager verhuist vanuit en naar een woonruimte, die geschikt en bedoeld is om het hele jaar door bewoond te worden en daarvoor toestemming is verleend;
- d.
aanvrager niet verhuist naar een AWBZ-instelling of een verzorgingshuis;
- e.
aanvrager in de te verlaten woonruimte (ergonomische) belemmeringen ondervond, tenzij het een verhuizing naar een ADL-cluster woning betreft;
Artikel 4.5 Primaat van de losse woonunit.
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
Artikel 4.6 Uitraasruimte
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.2, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 4.7 Onderhoud, keuring en reparatie
- 1.
Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 4.2 onder e, indien
- a.
de woonvoorziening in het kader van de wet, de aan de wet voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten, danwel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;
- b.
aanvrager de woonruimte als hoofdverblijf heeft.
- 2.
Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst nadere regels voor de in lid 1 genoemde financiële tegemoetkoming.
Artikel 4.8 Tijdelijke huisvesting
- 1.
Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van een nog te betrekken woonruimte ter compensatie van zijn beperkingen.
- 2.
Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst nadere regels voor de hoogte en de duur van de in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming.
Artikel 4.9 Uitsluitingen.
1.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.
Artikel 4.10 Hoofdverblijf.
- 1.
Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
- 2.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een bijdrage worden geleverd aan het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling en regelmatig, dat wil zeggen: gemiddeld één maal per maand, gebruik zal maken van de bezoekbaar te maken woning. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonkamer en (zonodig) een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.
- 3
De gemeente Voorst voorziet alleen in een woonvoorziening als bedoeld in het tweede lid voor zover het een woning betreft in deze gemeente.
- 4.
De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst vast te leggen maximumbedrag.
Artikel 4.11 Beperkingen.
- 1.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
- a.
de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
- b.
aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;
- c.
deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;
- d.
de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;
- e.
de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt en bedoeld is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg,of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
- f.
De belemmering voortkomt uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van de woning als gevolg van toerekenbaar achterstallig onderhoud.
2.Het college stelt nadere regels in het Besluit maatschappelijk ondersteuning gemeente Voorst voor de maximale vergoeding voor een woonvoorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als een financiële tegemoetkoming.
Artikel 4.12 Terugbetaling bij verkoop.
- 1.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een onroerende woonvoorziening heeft ontvangen dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.
- 2.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een onroerende woonvoorziening heeft ontvangen, dient bij verkoop van de woning binnen 10 jaar de meerwaarde ten gevolge van de woonvoorziening terug te betalen aan de gemeente.
- 3.
De erven van de eigenaar-bewoner als bedoel in het eerste en tweede lid treden in de plaats van de eigenaar-bewoner.
- 4.
Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst nadere regels voor een drempelbedrag, afschrijvingstermijn en terugbetaling.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 5.0 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
- a.
een algemene vervoersvoorziening;
- b.
een collectieve vervoersvoorziening;
- c.
een vervoersvoorziening in natura;
- d.
een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.
Artikel 5.1 Het primaat van een algemene vervoersvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.0 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:
- a.
het gebruik van het openbaar vervoer geen adequate oplossing is of
- b.
het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk is
en een algemene vervoersvoorziening dit snel en adequaat op kan lossen.
Artikel 5.2 Het primaat van een collectieve vervoervoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.0 onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de onder 5.0 onderdeel a genoemde vervoersvoorzieng niet aanwezig of niet adequaat is of door aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek:
- a.
het gebruik van het openbaar vervoer geen adequate oplossing is of
- b.
het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk is.
Artikel 5.3. Het recht op een individuele vervoersvoorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.0, onder c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer
- a.
aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een algemene of collectieve vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5.0, onder a. en b. , onmogelijk maken dan wel
- b.
een algemene of collectieve vervoersvoorzeining als bedoeld in artikel 5.0, onder a. en b. niet adequaat of niet aanwezig is.
Artikel 5. 4. Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Artikel 5.5. Omvang in gebied en in kilometers
- 1.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
- 2.
De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen tot maximaal 2000 kilometers mogelijk maken.
Artikel 5.6. Besluit maatschappelijke ondersteuning
Het college kan in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst nadere regels stellen voor het zich lokaal verplaatsten per vervoermiddel, met in achtneming van deze verordening.
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning en sportvoorzieningen.
Artikel 6.0 Vormen van rolstoelvoorzieningen en sportvoorzieningen.
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
- a.
een algemene rolstoelvoorziening;
- b.
een rolstoelvoorziening in natura;
- c.
een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening,
- d.
een financiële tegemoetkoming, te besteden aan een sportvoorziening.
Artikel 6.1 Rolstoelvoorzieningen en sportvoorzieningen.
- 1.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.
- 2.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht
- a.
Indien een algemene rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 6.0 onder a niet aanwezig is;
- b.
indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken.
- 3.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.0, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportvoorziening onmogelijk maken.
- 4.
Artikel 6.2 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.
In uitzondering op het gestelde in artikel 6.1 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.
Hoofdstuk 7, het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 7.0. Gebruik aanvraagformulier.
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 7.1 Relatie met de Algemene wet bijzondere ziektekosten.
De aanvraag dient te worden ingediend bij de Zorgbaak te Twello waar zowel aanvragen voor voorzieningen voor de wet alsook aanvragenvoor de Algemene wet bijzondere ziektekosten kunnen worden ingediend.
Artikel 7.2 Inlichtingen, onderzoek en advies.
- 1.
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan ziin voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:
- a.
op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;
- b.
op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.
- 2.
Het college vraagt het Centrum Indicatiestelling Zorg, waaraan door het college het alleenrecht is verleend te adviseren bij aanvragen inzake de wet, advies indien:
- a.
als wordt overwogen om de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen.
- b.
het college dat overigens gewenst vindt.
- 3.
Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie al die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
- 4.
De aanvrager kan zelf gevraagd worden te zorgen voor aanlevering van noodzakelijk gegevens van de door de aanvrager geconsulteerde specialist(en).
- 5.
Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.
Artikel 7.3 Samenhangende afstemming.
Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Artikel 7.4 Wijzigingen in de situatie.
- 1.
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
- 2.
Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening danwel de besteding en inzet hiervan.
- 3.
Degene aan wie een voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek zoals vermeld in artikel 7.4 lid 2.
- 4.
Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als vermeld in artikel 7.4 lid 2, de voorziening geheel of gedeeltelijke terugvorderen, danwel het recht op de voorziening beëindigen.
Artikel 7.5 Intrekking van een voorziening
- 1.
Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
- a.
niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;
- b.
op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.
- 2.
Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen twaalf maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 7.6 Terugvordering
- 1.
Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.
- 2.
In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijke, onjuiste of onvolledig verstrekte gegevens.
Artikel 7.7 Eindigen recht op voorziening
- 1.
Het recht op een voorziening eindigt in de navolgende gevallen:
- a.
door overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend;
- b.
door een beslissing van het college, inhoudende de beëindiging van het recht op de voorziening.
- 2.
Bij overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend eindigt het recht op een toegekende periodieke financiële vergoeding uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de persoon is overleden.
- 3.
Het college kan het recht op een verleende voorziening beëindigen, wanneer de voorziening niet meer nodig of geschikt is, of wanneer niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is toegekend. Het colelge bepaalt daarbij de datum waarop het recht op de voorziening eindigt.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.
Artikel 8.0 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 8.1 Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van deze verordening in de praktijk.
Artikel 8.2 Overgangsbepaling
Een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt in overeenstemming gebracht met deze verordening door:
- a.
verlaging van het op grond van de AWBZ toegekende persoonsgebonden budget naar 50% van het verschil tussen het eerder toegekende persoonsgebonden budget en de hoogte van het recht op grond van de WMO, 6 maanden na het in werking treden van deze verordening;
- b.
verlaging van het op grond van het onder a. vastgestelde bedrag naar een bedrag gelijk aan het recht op grond van de WMO na opnieuw 6 maanden.
Artikel 8.3 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2007
Artikel 8.4 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst.