Organisatie | Landsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Landsmeer 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 van 5 oktober 2011.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2012 | 01-01-2012 | 10-03-2015 | Nieuwe regeling | 28-11-2012 Kompas Regiokrant, 18-12-2012 | 2012-76 |
De raad van de gemeente Landsmeer,
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
Gelet op de artikelen 8, eerste lid onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder en jonger dan 65 jaar in een verordening te regelen;
De Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2012 vast te stellen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
het college: het college van burgemeester en wethouders
inkomen: Het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen “de referteperiode”. een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
Naast de voorwaarden genoemd in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en die geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.
Artikel 3 Hoogte van de toeslag
De langdurigheidstoeslag bedraagt voor gehuwden, alleenstaande ouders en alleenstaanden met een inkomen niet hoger dan 100% van de geldende bijstandsnorm 39% van de voor hen geldende bijstandsnorm.
Het genoemde percentage wordt elk jaar toegepast op de bijstandsnormen die gelden op 1 januari van dat jaar.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Landsmeer, gehouden op 28 november 2012
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Op 1 januari 2009 is de wetswijziging inwerking getreden, waarmee de langdurigheidstoeslag is gedecentraliseerd naar gemeenten. De oude langdurigheidstoeslag vond zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin werd nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
In artikel 36, eerste lid van de wet, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.
In artikel 8 lid 2b van de wet wordt bepaald dat
de verordening in ieder geval betrekking heeft op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Mogelijkheden voor eigen beleid
Op grond van de bevoegdheden van gemeenten, zijn er beperkte mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Voor de Langdurigheidstoeslag ligt de inkomensgrens op 110% van de bijstandsnorm. Dat wordt bepaald in artikel 36 lid 6 van de wet. Om de armoedeval te voorkomen is door de Raad besloten een glijdende schaal te hanteren.
De volgende bedragen worden uitgekeerd:
Bij een inkomen tot en met 100% van de geldende bijstandsnorm: aan alleenstaanden € 364,84, alleenstaande ouders € 469,08 en gezinnen € 521,20.
Bij een inkomen tussen de 101-110% van de geldende bijstandsnorm, 50% van de hierboven genoemde toeslagen.
De genoemde bedragen gelden voor 2012
In het eerste lid worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt.
Met het begrip langdurig is opgenomen dat het college op aanvraag een langdurigheidstoeslag verleent aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan 110% van de geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft;
Het tweede lid heeft een raakvlak met het re-integratie- en maatregelenbeleid. Als een persoon weigert een baan te aanvaarden of mee te werken in een re-integratietraject dan voldoet hij niet aan de voorwaarde genoemd in het eerste lid dat hij geen zicht heeft op inkomensverbetering. Hij heeft dan wel zicht op inkomensverbetering, maar blijft door eigen toedoen aangewezen op een laag inkomen. Er is dan geen recht op langdurigheidstoeslag.
Artikel 3 Hoogte van de toeslag
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De in het eerste lid genoemde percentages zijn overgenomen van de reeds bestaande langdurigheidstoeslag.