Organisatie | Rheden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Rheden 2006 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Rheden 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Uitvoeringsregeling jongerenactiviteiten Doe Het Zelf
Subsidieregeling Activiteiten Gehandicapten Rheden
Subsidieregeling Amateurkunst Rheden
Subsidieregeling Samenlevingsbeleid Rheden
Deelsubsidieverordening Ondersteuning Vrijwilligerswerk
Nadere regels voor de subsidiëring van bijzondere begraafplaatsen in de gemeente Rheden
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-10-2010 | 01-01-2006 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 21-12-2005 Regiobode, 13-10-2010 | Geen |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
Een eerste aanvraag voor budgetsubsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarin de activiteiten worden uitgevoerd, bij het college ingediend te worden. Een vervolgaanvraag dient vóór 1 juni van het laatste jaar van de in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven subsidietijdvak te worden ingediend.
De aanvraag dient in ieder geval vergezeld te zijn van:
een gespecificeerde begroting van baten en lasten, waarin de instelling aangeeft wat zij denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten; in deze begroting komt tot uitdrukking welke reserves en voorzieningen door de instelling worden ingesteld of onderhouden;
Het college geeft in de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval aan:
Ten behoeve van de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag verstrekt de instelling bij de jaarlijkse rapportage, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van het financiële verslag of de jaarrekening. De artikelen 4:78 en 4:79 Awb zijn van overeenkomstige toepassing.
In de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 13 kan worden bepaald dat de opdracht aan de accountant tevens strekt tot een onderzoek naar de naleving van verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn of de doelmatigheid van de bestedingen. In dat geval worden bij de verlening van de subsidie aanwijzingen gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle. De accountant legt de uitslag van dit onderzoek vast in een schriftelijke verklaring.
Een eerste aanvraag voor subsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarin de activiteiten worden uitgevoerd, bij het college ingediend te worden. Een vervolgaanvraag dient vóór 1 juni van het laatste jaar van de in de beschikking tot subsidievaststelling aangegeven subsidietijdvak te worden ingediend.
In het geval dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, die uitgaat boven hetgeen als maximale reserve is vastgelegd in de beschikking tot subsidievaststelling, kan het college de subsidieontvanger een vergoedingsplicht opleggen welke in relatie staat tot de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen in de vermogensvorming.
Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op instellingen waaraan een subsidie wordt toegekend met een tijdelijk karakter. Projectsubsidies zijn bedoeld voor incidentele gevallen voor maximaal vier jaren en kunnen op verzoek of ambtshalve worden toegekend met het oog op de uitvoering van een bepaalde activiteit. De activiteit heeft het karakter van een experiment, evenement of project of bevordert een nieuwe opzet of werkwijze.
Hoofdstuk 5 Weigeringsgronden voor subsidieverlening
Subsidies worden niet verstrekt, indien aannemelijk is, dat de aanvrager de activiteit(en) uit eigen middelen kan bekostigen, dan wel daarvoor uit middelen van derden kan beschikken. Dit geldt ook in het geval de eigen bijdrage van deelnemers zeer laag is vastgesteld en door een redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven. 4. In gevallen waarin geen subsidieplafond is vastgesteld en uit de toepasselijke wettelijke voorschriften geen aanspraak op subsidieverstrekking voortvloeit, kan het college een aanvraag om subsidie afwijzen op de enkele grond dat hiervoor op de begroting geen gelden beschikbaar zijn gesteld.
Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Deze verordening vervangt een uit 1996 daterende verordening en de daarbij behorende deelsubsidieverordeningen.
De oude zowel als de nieuwe verordening zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
de regelgeving dient zoveel mogelijk reeds gebaseerd te zijn op en te sporen met afdeling 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; deze subsidietitel bevat vrij uitgebreide en dwingend voorgeschreven regels voor het verstrekken van subsidie. Er is daarbij gekozen voor het verwijzen naar de van toepassing zijnde wetsartikelen in plaats van het integraal overnemen van de wettekst in de verordening. Reden hiervoor is dat de verordening op deze manier anders onnodig lang wordt en grotendeels een kopie is van de wet.
De volgende uitgangspunten vormen de basis van de nieuwe ASV:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Met de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht om te voorkomen dat er strijd met deze wet zou ontstaan.
Artikel 2 Reikwijdte van de verordening
De oude ASV was uitsluitend van toepassing op het gemeentelijk welzijnsbeleid en noemde daarvoor 6 beleidssectoren. Nu is geregeld dat de verordening op alle subsidies van toepassing is, tenzij er een door de raad vastgestelde bijzondere subsidieverordening van kracht is. In dat geval gelden de bepalingen uit die betreffende verordening, met de mogelijkheid om daarin alsnog bepalingen van de ASV van toepassing te verklaren. Ook geldt de ASV niet als de subsidieverstrekking betrekking heeft op een door het rijk of de provincie vastgestelde regeling.
In het tweede lid van artikel 2 worden een aantal specifieke uitzonderingen genoemd, die liggen in de sfeer van publiekrechtelijke organen en contributiebijdragen.
Het artikel over de deelsubsidieverordeningen voor de zes beleidssectoren op het welzijnsterrein is vervallen. Artikel 3 noemt nu de beleisterreinen, zoals die gelden voor de programmabegroting. Dit artikel vormt daarmee in samenhang met artikel 2 de wettelijke basis voor alle gemeentelijke subsidies.
Artikel 4:23 gaat echter uit van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Dit betekent dat er een uitwerking van de in artikel 3 genoemde beleidsvelden nodig is. De vroegere deelverordeningen waren hiervoor bedoeld, maar voldeden niet omdat daaruit geen activiteiten en subsidiebedragen waren te herleiden. Om in deze leemte te voorzien is in het tweede lid geregeld dat het college nadere regels kan vaststellen. Deze nadere regels hebben de vorm van subsidieregelingen, met daarin doelstellingen, subsidievoorwaarden en subsidiegrondslagen op een specifiek terrein.
Subsidies waarvoor geen specifieke subsidieregeling geldt, worden op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c verstrekt. Dit artikel vormt een uitzondering op het vereiste van een wettelijk voorschrift, mits het maximum subsidiebedrag op naam in de (toelichting op de) begroting is opgenomen. Door wel de bepalingen van de ASV op deze subsidies van toepassing te verklaren is er in ieder geval een wettelijke basis voor wat betreft de procedure en de algemene voorwaarden geregeld. De financiële grondslag ligt voor deze subsidies dus vast in de begroting. Specifieke voorwaarden worden per subsidieontvanger bepaald en in de subsidiebeschikking opgenomen.
Artikel 4 Bevoegdheid bestuursorgaan
Artikel 4 regelt dat het college belast is met de uitvoering van de verordening. Dit gebeurt binnen de door de raad eventueel vastgestelde kaders op de diverse beleidsterreinen. De raad bepaalt bovendien bij begrotingsvaststelling de maximum budgetten die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de subsidieregelingen en de subsidieontvangers op naam.
Het tweede lid is overeenkomstig artikel 4:24 van de wet. Daarin is geregeld dat het college minimaal éénmaal per vijf jaar een verslag publiceert met betrekking tot de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies die op grond van een wettelijk voorschrift zijn verstrekt.
Het voornemen is om alle subsidies minimaal éénmaal per vier jaren opnieuw te beoordelen en de raadscommissie jaarlijks te informeren over de subsidies die zijn verstrekt op grond van de regeling incidentele subsidies.
De mogelijkheid van het instellen van subsidieplafonds is door de wet mogelijk gemaakt om tot betere beheersbaarheid van de overheidsuitgaven te kunnen komen. Subsidieplafonds bieden namelijk een imperatieve weigeringsgrond, indien zij worden overschreden. Op deze manier wordt het dus mogelijk om begrotingstekorten als gevolg van openeindfinanciering op subsidieterrein in te perken. Voorwaarde is wel dat zij in een vroegtijdig stadium bekendgemaakt worden. Met de tekst van dit artikel is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Awb. Er is gekozen voor een pondspondsgewijze subsidievermindering bij het bereiken van het ingestelde subsidieplafond.
Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud
Ook het begrotingsvoorbehoud is een middel, waarbij de Awb het mogelijk maakt om de uitgaven in te perken. Door middel van het opnemen van een ontbindende of opschortende voorwaarde bij de beschikking tot subsidieverlening/vaststelling kan bereikt worden dat de aanspraak op de subsidiegelden kan worden teruggedraaid of verlaagd.
In het tweede lid van dit artikel wordt verwezen naar het Awb-artikel over het begrotingsvoorbehoud. In dit Awb-artikel is geregeld dat de gemeente een beroep op het begrotingsvoorbehoud moet doen binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting, daarna kan het niet meer. Voorts regelt het Awb-artikel de wijze waarop de subsidie moet worden ingetrokken namelijk via een afbouwregeling in tijd of via een geleidelijke financiële afbouwregeling bij een instelling, die meer dan 3 jaar subsidie heeft ontvangen. Bij een instelling die geen subsidieverleden heeft, kan de subsidie zondermeer worden ingetrokken, omdat de activiteiten nog niet zijn verricht.
Artikel 7 Rechtspersoonlijkheid
In dit artikel wordt vastgelegd dat alleen subsidie wordt verleend aan instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten, tenzij het college expliciet beslist dat hiervan wordt afgeweken. Op deze wijze wordt subsidie aan natuurlijke personen of groep van personen een uitzondering. Met het stellen van deze eis wordt zekerheid verkregen over de levensvatbaarheid van de initiatieven en over de continuïteit. Voor de instellingen biedt het voordeel dat de bestuursleden niet hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Voorts kan er in principe alleen subsidie worden verleend aan instellingen die hun statutaire zetel in de gemeente Rheden hebben gevestigd. Het college kan hierop in bijzondere gevalleen een uitzondering maken, bijv. als de subsidie aantoonbaar besteed wordt ten behoeve van inwoners uit de gemeente Rheden.
Artikel 8 en 9 Democratisering en Rechten van de mensen
Deze artikelen zijn opgenomen om er van verzekerd te zijn dat de instelling democratisch is ingericht en dat er ook overigens geen discriminatie zal plaatsvinden. Instellingen, die hieraan niet voldoen, komen op grond van deze bepaling niet voor subsidie in aanmerking.
Budgetsubsidies zijn bedoeld voor relatief hoge subsidiebedragen aan instellingen, waarbij de gemeente invloed wil hebben op het te bereiken resultaat. Kenmerkend voor budgetsubsidie is dat er gewerkt wordt met een beschikking tot subsidieverlening en een beschikking tot subsidievaststelling. Daarnaast geldt dat er een overeenkomst wordt gesloten met de betreffende instelling over de inzet van de middelen en de hiermee te bereiken doelstellingen of prestaties. Ten derde worden er hogere eisen aan de administratie en verantwoording van de instelling gesteld. Nieuw is de mogelijkheid om de voorwaarde op te leggen dat de accountant een verklaring afgeeft omtrent de doelmatigheid van de bestedingen. De financiële grens voor budgetsubsidies bedroeg f 50.000,00 en is gewijzigd in € 25.000,00.
Nieuw is ook de bepaling dat het college de artikelen aangaande budgetsubsidies ook op subsidies beneden de € 25.000,00 van toepassing kan verklaren. Dit is aan de orde als er behoefte is aan het maken van afspraken over de inzet van de subsidie (in de vorm van een prestaties die worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst).
Budgetsubsidies hebben een uniek karakter en zijn daarom niet geschikt om uit te werken in ‘nadere regels’ waaruit het recht op subsidie rechtstreeks kan worden herleid. Om die reden worden budgetsubsidies verstrekt op basis van artikel 4:23, derde lid, onder c van de Awb. Dit artikel biedt een uitzondering op de verplichting dat de verlening in een wettelijk voorschrift is geregeld, mits de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld in de begroting worden vermeld. Hoewel het formeel dan om zgn. buiten-wettelijke subsidies gaat, zijn de bepalingen van deze ASV dus wel van toepassing verklaard op deze subsidievorm.
Dit artikel is ongewijzigd ten opzichte van de oude verordening.
Artikel 12 Beslistermijn en toetsing aanvraag
De in het eerste lid opgenomen uiterste datum is op 15 november gesteld, omdat de begroting dan inmiddels is vastgesteld en er nog zes weken te gaan zijn voordat het nieuwe kalenderjaar begint. De wettelijke bezwarentermijn is zes weken, dit betekent dat vóór aanvang van het nieuwe kalenderjaar duidelijk zal zijn welke instellingen bezwaar hebben aangetekend en waar mogelijk (financiële) knelpunten als gevolg hiervan kunnen ontstaan.
Het tweede lid noemt de criteria waaraan het college de aanvraag moet toetsen. Toekenning van de gevraagde subsidie moet in overeenstemming zijn met de genoemde criteria.
In artikel 30 is de afwijzing van subsidieaanvragen geregeld.
Artikel 13 Beschikking tot subsidieverlening
Er bestaan bij budgetsubsidies twee publiekrechtelijke momenten waarmee de instelling te maken heeft, namelijk de beschikking tot subsidieverlening (inclusief het besluit tot bevoorschotting) en de beschikking tot subsidievaststelling. Dit subsidieverleningbesluit voor ten hoogste vier jaar geeft een aanspraak op het subsidiebedrag. De bevoorschotting wordt verdeeld worden over het subsidietijdvak van ten hoogste vier jaar.
In de beschikking wordt het toegekende subsidiebedrag per jaar vermeld en de voorwaarden waaronder deze subsidie is verleend.
Waar nodig zal in de beschikking worden verwezen naar de wettelijke vereisten op grond van de Awb. In de beschikking zal verder worden verwezen naar de uitvoeringsovereenkomst voor een omschrijving van de uit te voeren activiteiten, te registreren en te rapporteren gegevens etc.
Artikel 14 Uitvoeringsovereenkomst
De inhoud van de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd nadat hierover overleg is geweest met de betrokken instelling. Het verdient aanbeveling om een verslag van het overleg te maken. Dit verslag kan een goede functie vervullen voor de te maken overeenkomst, waarop in dit artikel wordt gedoeld.
De in het derde lid genoemde voorwaarde mag op grond van de Awb worden opgenomen om verzekerd te zijn van de medewerking van de instelling aan de totstandkoming van de overeenkomst. Mocht achteraf blijken dat geen medewerking wordt verleend dan kunnen de verplichtingen e.d. voor de subsidieontvanger alsnog in een nieuwe af te geven beschikking tot subsidieverlening worden ondergebracht. Immers een beschikking tot subsidieverlening is een publiekrechtelijke aangelegenheid met de daarbijbehorende mogelijkheden van bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Juist om deze mogelijkheden te waarborgen heeft de wetgever dwingend voorgeschreven dat de overeenkomst alleen ter uitvoering van de beschikking mag worden gesloten, maar niet in plaats van de beschikking. De overeenkomst zal in praktijk een uitwerking op details van deze beschikking zijn. De uitvoeringsovereenkomst is op privaatrechtelijke leest geschoeid en hiervan kan nakoming en dergelijke gevorderd worden bij de Burgerlijke rechter.
Hoewel dit artikel in feite behoort tot het hoofdstuk 6 'Betaling en terugvordering' is toch gekozen voor het opnemen van dit artikel bij het hoofdstuk 2, omdat alleen bij budgetsubsidies gebruik gemaakt zal worden van de mogelijkheid van bevoorschotting.
Nieuw onder het regime van de Awb is dat ook de bevoorschotting een beschikking in de zin van de Awb is, waartegen bezwaar en beroep open staat.
Artikel 16 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De in het tweede lid bedoelde aangelegenheden betreffen:
Verplichtingen hieromtrent kunnen aanvullend op hetgeen deze ASV regelt in het subsidieverleningbesluit worden opgelegd. Het verdient echter de voorkeur deze aanvullende verplichtingen -voor zover nodig- in de onderhandelingen voor de overeenkomst mee te nemen en daarvan onderdeel te laten uitmaken.
In het derde en vierde lid met betrekking tot het houden van een deugdelijke administratie is de letterlijke tekst van artikel 4:69 Awb overgenomen. Dit artikel is in de Awb facultatief. Door het over te nemen in de ASV is het voor de budgetsubsidie een dwingende verplichting geworden. Een deugdelijke administratie mag van deze grotere instellingen verwacht worden en biedt een controlemogelijkheid voor de subsidieverstrekker.
In het vijfde is de verplichting van een accountantsverklaring opgenomen. In het genoemde Awb-artikel 4:78 worden de minimale vereisten aan die controle vermeld.
Voorts geeft artikel 4:79 de mogelijkheden aan het college om in het subsidieverleningbesluit de accountantscontrole uit te breiden. In het kader van de aangescherpte regelgeving met betrekking tot de rechtmatigheidstoets is deze mogelijkheid nu concreet opgenomen in het zesde lid van artikel 16.
Het zevende lid geeft de mogelijkheid om van het vereiste van een accountantsverklaring af te wijken, indien zou blijken dat dit vereiste onredelijk zou zijn voor een subsidieontvanger.
Het achtste lid geeft een algemene aanvullingsmogelijkheid voor nadere voorwaarden/ verplichtingen. Dit lid is gebaseerd op de tekst van artikel 4:38 Awb.
Artikel 17 Toestemming van het college
Dit artikel houdt nadere verplichtingen in voor de subsidieontvanger. In het eerste lid wordt verwezen naar een Awb-artikel, waarin staat opgenomen dat de subsidieontvanger toestemming van het college nodig heeft bij o.a. wijziging van de statuten, deelnemen in een rechtspersoon, bezwaren/vervreemden/verwerven van registergoederen, het vormen van fondsen en reserveringen, vaststellen/wijzigingen tarieven etc.
Het tweede lid noemt een uitzondering, namelijk dat er geen toestemming vereist is voor het vaststellen/wijzigen van tarieven indien deze wijzigingen als normale trendmatige aanpassingen kunnen worden beschouwd. Voor meer dan trendmatige verhogingen van de tarieven, dient wel toestemming gevraagd te worden omdat dit van invloed zou kunnen zijn op de mate waarin de subsidieontvanger een beroep moet doen op subsidiegeld. Immers bij grote tariefsverhogingen zullen er naar alle waarschijnlijkheid negatieve effecten optreden ten aanzien van het aantal deelnemers/gebruikers van de aangeboden activiteiten.
Het derde lid verwijst naar de Awb, waarin is geregeld dat de toestemming van rechtswege is verleend indien niet binnen 4 weken een beslissing is genomen. Het college kan de beslissing éénmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.
Artikel 18 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Op basis van de Awb is gekozen voor een vrij uitvoerige bepaling over vergoeding bij vermogensvorming. Vergoeding is slechts verschuldigd in de in artikel 4:41 bedoelde gevallen, zoals bijvoorbeeld het vervreemden/bezwaren van met subsidie verkregen goederen, intrekking subsidieverlening/vaststelling van de subsidie, gehele of gedeeltelijke beëindiging gesubsidieerde activiteiten, ontvangst van schadevergoeding voor verlies/ beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen.
Het tweede lid is bedoeld om subsidie te kunnen terugsluizen naar de gemeente als sprake is van vermogensvorming boven een vooraf bepaalde toegestane reserve.
Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling
Dit artikel regelt het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject namelijk de subsidievaststelling.
De instelling dient daarvoor zelf een aanvraag in, samen met een evaluatieverslag over het afgelopen boekjaar. Onderdeel hiervan is de accountantscontrole als bedoeld in artikel 16.
Op basis van de aanvraag zal de jaarsubsidie definitief worden vastgesteld en verrekend met het uitbetaalde voorschot. De vaststelling conform de voorschotten in een bepaald boekjaar geldt voor zover er naar aanleiding van de aanvraag tot subsidievaststelling geen redenen blijken te zijn om de subsidie lager vast te stellen of (gedeeltelijk) in te trekken. Deze redenen staan opgesomd in de wet.
Ook voor de mogelijkheden van intrekking/wijziging en lagere vaststelling van de subsidie is de Awb van toepassing verklaard, onder meer als de instelling de activiteiten niet of niet geheel uitgevoerd heeft, niet voldaan heeft aan de verplichtingen of indien er onjuiste gegevens verstrekt zijn.
Basissubsidies zijn jaarlijkse subsidies bedoeld om één of meerdere activiteiten van een instelling te ondersteunen. Basissubsidies zijn bedragen tot € 25.000,00. Kenmerkend voor basissubsidie is dat er alleen sprake is van een beschikking tot subsidievaststelling en dus vooraf al definitief wordt bepaald. Evenals budgetsubsidies zijn basissubsidies structurele subsidies die voor een subsidietijdvak van ten hoogste 4 jaren worden vastgesteld. Het gaat echter om een geringer bedrag en daarom wordt een beperktere verantwoording geëist dan bij budgetsubsidies.
Nieuw is de bepaling dat het college de artikelen met betrekking tot de basissubsidie van toepassing kan verklaren op bedragen van € 25.000,00 of meer. Dit is aan de orde als de instelling niet de beschikking over een beroepskracht heeft en er weinig of geen prestatieafspraken worden gemaakt.
Voor een aantal beleidsterreinen heeft het college ‘nadere regels’ in de vorm van specifieke subsidieregelingen vastgesteld:
Daarmee wordt voldaan aan de eis van artikel 4:23 van de wet dat een bestuursorgaan slechts subsidie kan verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Er zijn evenwel ook een aantal structurele basissubsidies die niet onder deze regelingen zijn te vangen en een ‘uniek’ karakter hebben. Deze subsidies worden –net als de budgetsubsidies- verstrekt op basis van artikel 4:23, derde lid, onder c van de wet. Dit betekent dat de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld jaarlijks in de begroting worden vermeld. Hoewel het formeel om zgn. buiten-wettelijke subsidies gaat, zijn de bepalingen van deze ASV ook van toepassing op de verstrekking van de ‘unieke’ basissubsidies.
De aanvraagdatum voor basissubsidies is gelijkgesteld met die voor budgetsubsidies en geldt voor zowel de eerste aanvraag als de vervolgaanvraag aan het eind van het subsidietijdvak.
Artikel 22 Beslistermijn en toetsing aanvraag
Zie de toelichting bij artikel 12. Indien een structurele basissubsidie wordt verstrekt in de vorm van een subsidie voor kaderkosten (tot een bedrag van € 400,00) blijft de financiële toetsingsvoorwaarde in de praktijk buiten beschouwing.
Artikel 23 Beschikking tot subsidievaststelling
Hier wordt duidelijk dat voor basissubsidie maar één publiekrechtelijk moment in het subsidietraject wordt gehanteerd nl. de subsidievaststelling. Dit betekent dat er direct sprake is van een onvoorwaardelijke aanspraak op uitbetaling van de jaarlijkse subsidie gedurende het subsidietijdvak, die -indien er op basis van de Awb wordt overgegaan tot (gedeeltelijke) intrekking- via de privaatrechterlijke weg zal moeten worden teruggevorderd.
De subsidie wordt vastgesteld voor een subsidietijdvak van max. vier jaren. De uitbetaling van de jaarsubsidies wordt vooraf schriftelijk bevestigd en toegekend op basis van het jaarlijks in te dienen informatieformulier als bedoeld in artikel 24.
Artikel 24 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De verplichtingen voor de ontvanger van basissubsidie zijn minder zwaarwegend dan bij budgetsubsidie en er wordt uitsluitend een afrekening door/van een administratiekantoor vereist als de basissubsidie hoger is dan €10.000,00. Wel heeft het college de mogelijkheid dit vereiste ook bij lagere subsidiebedragen te hanteren, dan wel een formele accountantsverklaring te verlangen. Dit kan aan de orde zijn indien de instelling niet zelf in staat is een goede financiële verantwoording te verstrekken.
Bij subsidies met een subsidietijdvak van meerdere jaren, zal jaarlijks vóór 1 oktober een informatieformulier worden verlangd als verantwoording over het voorgaande jaar. Dit formulier is bovendien bedoeld als aanvraag voor het uitbetalen van de deelsubsidie in het daarop volgende jaar.
Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming
De inhoud van dit artikel is minder zwaarwegend ten opzichte van het gelijkluidende artikel bij budgetsubsidie.
Subsidies die niet tot de categorieën budgetsubsidies of basissubsidies worden gerekend worden projectsubsidie genoemd. Kenmerkend voor de projectsubsidie is dat deze subsidie-vorm bedoeld is voor nieuwe, experimentele of éénmalige zaken of activiteiten. De meeste subsidies zullen als een éénmalig bedrag worden verstrekt. Een meerjarig karakter kan aan de orde zijn als de uitvoering van de activiteit of het project zich over meerdere jaren uitstrekt. De maximum duur is 4 jaar. Een projectsubsidie kan ook worden verstrekt als éénmalige subsidie voor een activiteit met een structureel karakter, als de aanvrager hiervoor geen basis- of budgetsubsidie ontvangt.
Op grond van artikel 4:23, derde lid, onder d kunnen projectsubsidies ook zonder wettelijke basis worden verstrekt, hetgeen betekent dat het recht op subsidie niet rechtstreeks uit een vastgestelde regeling voortvloeit.
Er zijn een aantal voorbeelden te noemen wanneer de gemeente voor een verlenen van een projectsubsidie(regeling) kiest:
Op specifieke beleidsterreinen stelt het rijk, de provincie of de gemeente zelf middelen beschikbaar voor ontwikkeling van beleid of vernieuwende projecten. Ter uitvoering hiervan kan het college tijdelijke subsidieregelingen vaststellen in de vorm van nadere regels of individuele projectsubsidies verlenen.
Indien besloten wordt het tijdelijke karakter van een projectsubsidie (max. 4 jaren) structureel te maken, wordt de subsidie afhankelijk van de hoogte van het bedrag en de gestelde voorwaarden, ingedeeld als budgetsubsidie of basissubsidie (en verstrekt op basis van de Awb, artikel 4:23, derde lid, onder c).
Voor het verstrekken van projectsubsidies is geen aanvraagtermijn opgenomen in de ASV. Het college kan een termijn stellen in de vorm van nadere regels.
Artikel 28 Beslistermijn en toetsing aanvraag
De beslistermijn is op 12 weken vastgesteld. Dit betekent overigens niet dat de aanvraag is ingewilligd als er geen besluit is genomen binnen de vastgestelde termijn.
Artikel 29 Beschikking tot subsidievaststelling
Net als bij de basissubsidie is er één publiekrechtelijk moment in het subsidietraject, nl. de subsidievaststelling. Het artikel is echter eenvoudiger van opzet dan voor een basissubsidie, omdat het bij een projectsubsidie veelal zal gaan om eenmalige kortdurende activiteiten.
Let op: Hoofdstuk 5 en volgende zijn op alle subsidievormen van toepassing.
Hoofdstuk 5 Weigeringsgronden voor subsidieverlening
In artikel 13, 22 en 27 staan de criteria waaraan een subsidieaanvraag moet worden getoetst. Daarmee vormen deze artikelen tegelijkertijd de basis op grond waarvan de aanvraag kan worden afgewezen.
De in de Awb opgenomen weigeringsgronden zijn in het tweede lid van toepassing verklaard. Dit betekent o.a. dat indien de instelling onjuiste gegevens heeft verstrekt of er sprake is van surseance van betaling etc. dat de subsidieverlening kan worden geweigerd.
Om het college nog meer handvatten te bieden een subsidieverzoek te kunnen afwijzen, is een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen in het tweede lid.
Het derde lid regelt dat alleen subsidie wordt verstrekt als hiervoor geen eigen middelen of middelen van derden voor handen zijn.
Het vierde lid bepaalt dat een subsidieaanvraag kan worden afgewezen, op grond van het feit dat er geen budget beschikbaar is gesteld voor het betreffende doel.
Hoofdstuk 6 Intrekking of wijziging van subsidies
Artikel 31 Intrekken of wijzigen
Subsidie intrekken of wijzigen kan in die gevallen die de wet noemt.
Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering
Het eerste lid van dit artikel is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:52.1 Awb. In het tweede lid is de termijn van uitbetaling uitgebreid naar max. 8 weken.
Betaling in gedeelten, opschorting betaling en terugvordering
Voor deze artikelen is aansluiting gezocht bij de regelingen in de wet.
Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen
Dit artikel is opgenomen omdat niet in alle gevallen te voorzien is of strikte toepassing van deze verordening zou kunnen leiden tot een grote onbillijkheid in een concreet geval. Uiteraard is het niet mogelijk om met deze 'hardheidsclausule' wettelijke bepalingen opzij te zetten. Dit betekent ook dat daar waar de wet van overeenkomstige toepassing is verklaard nagegaan wordt of afwijking daarvan geoorloofd is in een concreet geval.
Artikel 38 Overgangsbepaling basissubsidies
In de kadernotitie is geregeld dat een instelling gedurende de overgangsperiode recht houdt op het in 2003 ontvangen subsidiebedrag plus het ‘prijsontwikkelingpercentage nationale bestedingen’, zoals dat in het najaar voorafgaande aan het subsidiejaar in de ‘circulaire gemeentefonds’ wordt bekendgemaakt. De overgangsperiode betreft de jaren 2004 t/m 2006.