Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rheden

Algemene subsidieverordening Rheden 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRheden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Rheden 2006
CiteertitelAlgemene subsidieverordening Rheden 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsregeling jongerenactiviteiten Doe Het Zelf

Subsidieregeling Activiteiten Gehandicapten Rheden

Subsidieregeling Amateurkunst Rheden

Subsidieregeling Samenlevingsbeleid Rheden

Deelsubsidieverordening Ondersteuning Vrijwilligerswerk

Nadere regels voor de subsidiëring van bijzondere begraafplaatsen in de gemeente Rheden

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-10-201001-01-200601-01-2011Nieuwe regeling

21-12-2005

Regiobode, 13-10-2010

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Rheden 2006

De raad van de gemeente Rheden;

gelet op artikel 149 Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelezen het voorstel van het college van Rheden d.d. 15 november 2005;

b e s l u i t :

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Rheden 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    activiteit: een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product, prestatie of dienst;

  • b.

    activiteitenplan: plan waarin staat welk product, prestatie of dienst men wil gaan leveren met gebruikmaking van de subsidie en hoe men dat wil realiseren;

  • c.

    ASV: Algemene subsidieverordening Rheden 2006;

  • d.

    basissubsidie: een structurele subsidie beneden de € 25.000,00, die gedurende het daarvoor vastgestelde subsidietijdvak wordt verstrekt ter ondersteuning van (een deel van) de activiteiten van de instelling;

  • e.

    beleidsterrein: een specifiek deel van het gemeentelijk beleid, waarop door aanvrager activiteiten worden uitgevoerd;

  • f.

    boekjaar: kalenderjaar;

  • g.

    budgetsubsidie: een structurele subsidie van € 25.000,00 of meer, die wordt verstrekt voor de uitvoering van vooraf met de instelling afgesproken activiteiten, waarvan de beoogde resultaten aantoonbaar worden gemaakt in kwantitatieve of kwalitatieve zin, bestede tijd of ingezette middelen;

  • h.

    bijzondere subsidieverordening : een door de raad vastgestelde verordening, waarin de subsidiebepalingen op een specifiek beleidsterrein zijn geregeld;

  • i.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

  • j.

    instelling: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten voor inwoners van de gemeente Rheden;

  • k.

    nadere regels: door het college vastgestelde subsidieregelingen, waarin ter uitwerking van deze Algemene subsidieverordening voor specifieke beleidsterreinen bepalingen staan aangaande doelstellingen, procedurevoorschriften, subsidievoorwaarden of subsidiegrondslagen;

  • l.

    projectsubsidie: een subsidie voor incidentele gevallen voor maximaal vier jaren die wordt toegekend met het oog op de uitvoering van een bepaalde activiteit, die het karakter heeft van een experiment, evenement of project ofwel een nieuwe opzet of werkwijze bevordert;

  • m.

    raad: de raad van de gemeente Rheden;

  • n.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • o.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • p.

    subsidietijdvak: een periode van ten hoogste vier boekjaren waarop de subsidieverstrekking van toepassing is;

  • q.

    structurele subsidie: een periodieke subsidie die wordt vastgesteld voor de uitvoering van bepaalde activiteiten gedurende een vooraf bepaald subsidietijdvak;

  • r.

    uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst conform artikel 4:36, eerste lid Awb ter uitvoering van een beschikking tot subsidieverlening tussen het college en een instelling;

  • s.

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte
  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie, tenzij voor de verstrekking van subsidies een bijzondere subsidieverordening of andere wettelijke regeling van kracht is.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      geldelijke steun aan publiekrechtelijke lichamen of -organen voor activiteiten of voorzieningen welke in een publiekrechtelijke functie haar oorzaak vinden;

    • b.

      geldelijke steun aan gemeentelijke adviesorganen;

    • c.

      geldelijke steun aan al dan niet met derden door de gemeente ingestelde en door of namens haar beheerde fondsen;

    • d.

      geldelijke steun in de vorm van contributies of donaties.

Artikel 3 Beleidsterreinen
  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten op één of meerdere van de volgende beleidsterreinen:

    • 1.

      Democratisch handelen en dienstverlening.

    • 2.

      Wonen en woonomgeving.

    • 3.

      Veiligheid.

    • 4.

      Bereikbaarheid.

    • 5.

      Jeugd en onderwijs.

    • 6.

      Welzijn en volksgezondheid.

    • 7.

      Cultuur, sport, recreatie en toerisme.

    • 8.

      Milieu en water.

    • 9.

      Werk, inkomen en economie.

  • 2.

    Het college kan in het kader van het eerste lid nadere regels vaststellen.

Artikel 4 Bevoegd bestuursorgaan
  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Tenzij anders is bepaald brengt het college tenminste éénmaal per vijf jaren een verslag ter kennis van de functionele raadscommissie over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies die op wettelijk voorschrift zijn verstrekt.

Artikel 5 Subsidieplafond
  • 1.

    Het college kan jaarlijks voor onderdelen van de in artikel 3 genoemde beleidsterreinen subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Een subsidieplafond kan niet worden vastgesteld op een hoger bedrag dan het hiervoor in de begroting opgenomen budget.

  • 3.

    Indien een subsidieplafond wordt overschreden kort het college alle afzonderlijke subsidies gelijkelijk en per instelling met een zodanig percentage dat het betreffende subsidieplafond niet wordt overschreden.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid en gevolgen van verlaging van de plafonds, indien de vaststelling of goedkeuring van de begroting daartoe noopt.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud
  • 1.

    Voor zover het college besluit subsidie te verlenen of vast te stellen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, nemen zij bij dit besluit de voorwaarde op, dat door de raad voldoende budget ter beschikking wordt gesteld.

  • 2.

    Artikel 4:34, tweede tot en met vijfde lid Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Rechtspersoonlijkheid
  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2.

    Het college kan, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, subsidie verlenen aan instellingen zonder rechtspersoonlijkheid of natuurlijke personen.

  • 3.

    De instelling dient volgens haar statuten haar zetel te hebben in de gemeente Rheden.

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen toestaan dat van het bepaalde in het derde lid wordt afgeweken.

Artikel 8 Democratisering

De instelling dient zo georganiseerd te zijn, dat personeel, eventuele vrijwilligers en degenen ten behoeve van wie de activiteiten georganiseerd worden, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van die instelling.

Artikel 9 Rechten van de mens

Behalve als sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit, staan de activiteiten van de aanvrager open voor alle groeperingen of personen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

Hoofdstuk 2 Budgetsubsidie

Artikel 10 Budgetsubsidie
  • 1.

    Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op instellingen waaraan een structurele subsidie wordt toegekend van € 25.000,00 per jaar of meer en waarmee ter uitvoering hiervan een overeenkomst wordt gesloten.

  • 2.

    Het college kan in uitzonderingsgevallen besluiten één of meer artikelen van dit hoofdstuk van toepassing te verklaren op een subsidie beneden de € 25.000,00 per jaar.

Artikel 11 Aanvraag
  • 1.

    Een eerste aanvraag voor budgetsubsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarin de activiteiten worden uitgevoerd, bij het college ingediend te worden. Een vervolgaanvraag dient vóór 1 juni van het laatste jaar van de in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven subsidietijdvak te worden ingediend.

  • 2.

    De aanvraag dient in ieder geval vergezeld te zijn van:

    • a.

      het activiteitenplan, waarin eveneens de beoogde doelstellingen zijn vermeld;

    • b.

      een gespecificeerde begroting van baten en lasten, waarin de instelling aangeeft wat zij denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de in het activiteitenplan opgenomen activiteiten; in deze begroting komt tot uitdrukking welke reserves en voorzieningen door de instelling worden ingesteld of onderhouden;

    • c.

      redenen waarom het benodigde bedrag op geen andere wijze kan worden verkregen dan door gemeentelijke subsidie.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag dient de aanvrager tevens te overleggen:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds uit de statuten blijkt;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een overzicht van haar financiële toestand op het moment van het indienen van de aanvraag;

    • e.

      een opsomming van de instellingen waarmee de instelling statutair is verbonden.

  • 4.

    Het college kan andere bescheiden eisen voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 12 Beslistermijn en toetsing aanvraag
  • 1.

    Het college besluit schriftelijk op de aanvraag voor budgetsubsidie vóór 15 november van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het subsidietijdvak van ten hoogste 4 jaar aanvangt.

  • 2.

    Het college toetst de aanvraag aan:

    • a.

      deze verordening;

    • b.

      de van toepassing zijnde nadere regels;

    • c.

      het vastgestelde beleid;

    • d.

      de begrotingsrichtlijnen;

    • e.

      het van toepassing zijnde subsidieplafond.

Artikel 13 Beschikking tot subsidieverlening

Het college geeft in de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval aan:

  • a.

    welk bedrag ten hoogste voor welke activiteit beschikbaar wordt gesteld of de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

  • b.

    voor welke periode het bedrag is bedoeld;

  • c.

    voor zover van toepassing op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd;

  • d.

    de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend.

Artikel 14 Uitvoeringsovereenkomst
  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking als bedoeld in artikel 13 treedt het college in overleg met de instelling over de activiteiten die zij verlangt van de instelling.

  • 2.

    De resultaten van het overleg als bedoeld in lid 1 en de daarbij afgesproken wederzijdse verplichtingen worden in een uitvoeringsovereenkomst vastgelegd.

  • 3.

    Het college kan in de beschikking de opschortende voorwaarde opnemen, dat de subsidieontvanger meewerkt aan de totstandkoming van de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 15 Voorschotverlening
  • 1.

    Het college kan voorschotten verlenen.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde besluit tot voorschotverlening vermeldt in ieder geval het bedrag van het voorschot of de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en ook de wijze waarop het voorschot zal worden betaald.

Artikel 16 Verplichtingen van de subsidieontvanger
  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren, zoals die zijn opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening en de eventueel aangegane uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot de in artikel 4:37, eerste lid Awb bedoelde aangelegenheden.

  • 3.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen kunnen worden nagegaan, alsmede de daaraan verbonden betalingen en de ontvangsten.

  • 4.

    De administratie met bijbehorende bescheiden worden zeven jaren bewaard.

  • 5.

    Ten behoeve van de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag verstrekt de instelling bij de jaarlijkse rapportage, een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van het financiële verslag of de jaarrekening. De artikelen 4:78 en 4:79 Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    In de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 13 kan worden bepaald dat de opdracht aan de accountant tevens strekt tot een onderzoek naar de naleving van verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn of de doelmatigheid van de bestedingen. In dat geval worden bij de verlening van de subsidie aanwijzingen gegeven over de reikwijdte en intensiteit van de controle. De accountant legt de uitslag van dit onderzoek vast in een schriftelijke verklaring.

  • 7.

    Het college kan van het bepaalde in het vijfde lid afwijken en in de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 13 opnemen dat een schriftelijke verklaring van een administratiekantoor voldoende is, alsmede daar eventueel nadere verplichtingen aan verbinden.

  • 8.

    Het college kan naast de in het tweede en derde lid bedoelde verplichtingen nadere voorwaarden opleggen aan de subsidieontvanger, mits deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 17 Toestemming van het college
  • 1.

    De subsidieontvanger heeft toestemming nodig van het college voor de in artikel 4:71 Awb bedoelde gevallen.

  • 2.

    De toestemming voor het vaststellen of wijzigen van tarieven geldt uitsluitend voor die vaststelling of wijziging, die in redelijkheid beschouwd moet worden als een meer dan normale trendmatige aanpassing van de tarieven.

  • 3.

    Artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid Awb zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, Awb legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2.

    In het geval dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, die uitgaat boven hetgeen als maximale reserve is vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening of uitvoeringsovereenkomst, is de subsidieontvanger daar eveneens een vergoeding voor verschuldigd.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding wordt door het college vastgesteld na overleg met de betrokken instelling.

  • 4.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen tot het verwerven van eigendommen of relateren de hoogte van de vergoeding aan de reeds uitgevoerde activiteiten.

  • 5.

    Bij het besluit tot vaststelling van de subsidie wordt de hoogte van de vergoeding aangegeven en indien mogelijk direct verrekend.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling
  • 1.

    De instelling dient onmiddellijk na afloop van een boekjaar doch uiterlijk voor 1 juni van het jaar volgend op het afgesloten boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Artikel 4:43 Awb is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Bij de aanvraag dient de instelling een financiële en inhoudelijke rapportage in over het daaraan voorafgaande jaar.

  • 4.

    De financiële rapportage houdt in:

    • a.

      een rekening van baten en lasten, die op dezelfde wijze moet zijn ingedeeld als de bij de aanvraag overgelegde begroting;

    • b.

      een balans per 31 december van dat jaar;

    • c.

      een toelichting;

    • d.

      een verklaring als bedoeld in artikel 16, vijfde of zevende lid.

  • 5.

    De inhoudelijke rapportage bevat een overzicht van de verrichte activiteiten en de aantoonbare effecten van deze activiteiten voor de uitvoering van het gemeentelijk beleid. Hierin maakt de instelling in ieder geval een kwantitatieve en kwalitatieve vergelijking met het voorgaande jaar.

  • 6.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld in de in artikel 4:46, tweede en derde lid Awb bedoelde gevallen.

  • 7.

    Indien de subsidievaststelling lager is dan de subsidieverlening en de subsidieontvanger voor hetzelfde doel in het daarop volgende boekjaar eveneens voor subsidie in aanmerking komt, kan het college het ontstane verschil verrekenen met de subsidie voor het volgende boekjaar.

Hoofdstuk 3 Basissubsidie

Artikel 20 Basissubsidie
  • 1.

    Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op instellingen waaraan een structurele subsidie wordt toegekend die lager ligt dan € 25.000,00 per jaar.

  • 2.

    Het college kan in uitzonderingsgevallen besluiten één of meer artikelen van dit hoofdstuk van toepassing te verklaren op een subsidie van € 25.000,00 of meer per jaar.

Artikel 21 Aanvraag
  • 1.

    Een eerste aanvraag voor subsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar, waarin de activiteiten worden uitgevoerd, bij het college ingediend te worden. Een vervolgaanvraag dient vóór 1 juni van het laatste jaar van de in de beschikking tot subsidievaststelling aangegeven subsidietijdvak te worden ingediend.

  • 2.

    De aanvraag dient vergezeld te gaan van een overzicht van de activiteiten en de daaraan verbonden geraamde inkomsten en uitgaven.

  • 3.

    Bij een eerste subsidieaanvraag overlegt de aanvrager tevens:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm voor zover deze niet reeds uit de statuten blijkt;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een overzicht van haar financiële toestand op het moment van het indienen van de aanvraag.

  • 4.

    Het college kan overlegging eisen van andere bescheiden voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

Artikel 22 Beslistermijn en toetsing aanvraag
  • 1.

    Het college besluit schriftelijk op de aanvraag voor budgetsubsidie vóór 15 november van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het subsidietijdvak van ten hoogste 4 jaar aanvangt.

  • 2.

    Het college toetst de aanvraag aan:

    • a.

      deze verordening;

    • b.

      de van toepassing zijnde nadere regels;

    • c.

      het vastgestelde beleid;

    • d.

      de begrotingsrichtlijnen;

    • e.

      het van toepassing zijnde subsidieplafond

Artikel 23 Beschikking tot subsidievaststelling
  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot subsidievaststelling in ieder geval aan:

    • a.

      de hoogte van het jaarlijkse subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt berekend;

    • b.

      voor welke periode het subsidiebedrag is vastgesteld;

    • c.

      de procedure-voorwaarden voor uitbetaling van de jaarsubsidies;

    • d.

      voor zover van toepassing, op welke wijze de subsidie jaarlijks wordt geïndexeerd.

  • 2.

    Ten behoeve van de mogelijkheid van controle op de verrichte activiteiten in relatie tot de subsidie kan het college in de beschikking tot subsidievaststelling voorwaarden verbinden aan de administratie en het bewaren van deze administratie.

  • 3.

    Indien de subsidievaststelling geheel of gedeeltelijk is ingetrokken op grond van hoofdstuk 6 en de subsidieontvanger voor hetzelfde doel voor een vervolgsubsidie in aanmerking komt, kan het college de ontstane schuld verrekenen met de nieuwe subsidievaststelling.

Artikel 24 Verplichtingen van de subsidieontvanger
  • 1.

    Voor het recht op subsidie is de subsidieontvanger verplicht tot het verrichten van de in de beschikking tot subsidievaststelling vermelde activiteiten.

  • 2.

    De subsidieontvanger is jaarlijks verplicht verantwoording af te leggen over de verrichte activiteiten in het voorafgaande jaar in relatie tot de subsidie.

  • 3.

    Indien de subsidie € 10.000,00 of meer bedraagt, dient de instelling -na afsluiting van het subsidietijdvak- eveneens een schriftelijke verklaring van een administratiekantoor te overleggen, waaruit blijkt dat van onjuistheden in de financiële boekhouding niet is gebleken.

  • 4.

    Het college kan de verklaring als bedoeld in het derde lid ook aan instellingen opleggen die een basissubsidie beneden de € 10.000,00 ontvangen.

Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming
  • 1.

    In het geval dat het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, die uitgaat boven hetgeen als maximale reserve is vastgelegd in de beschikking tot subsidievaststelling, kan het college de subsidieontvanger een vergoedingsplicht opleggen welke in relatie staat tot de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen in de vermogensvorming.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger voor hetzelfde doel ook voor het volgende boekjaar voor subsidie in aanmerking komt dan verrekent het college de in het eerste lid bedoelde vergoeding met de subsidie voor het volgende boekjaar.

Hoofdstuk 4 Projectsubsidie

Artikel 26 Projectsubsidie

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op instellingen waaraan een subsidie wordt toegekend met een tijdelijk karakter. Projectsubsidies zijn bedoeld voor incidentele gevallen voor maximaal vier jaren en kunnen op verzoek of ambtshalve worden toegekend met het oog op de uitvoering van een bepaalde activiteit. De activiteit heeft het karakter van een experiment, evenement of project of bevordert een nieuwe opzet of werkwijze.

Artikel 27 Aanvraag
  • 1.

    Een aanvraag voor een projectsubsidie dient voordat de activiteit wordt verricht, te zijn ingediend.

  • 2.

    Het college kan in het kader van het eerste lid nadere regels vaststellen.

  • 3.

    De aanvraag dient in ieder geval vergezeld te gaan van:

    • a.

      een gespecificeerde begroting met toelichting;

    • b.

      een beschrijving van de geplande activiteiten en de hiermee beoogde doelstellingen;

    • c.

      de redenen waarom de activiteiten alleen met behulp van gemeentelijke subsidie gerealiseerd kunnen worden;

    • d.

      een mededeling of er tevens subsidie is aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of fondsen.

Artikel 28 Beslistermijn en toetsing aanvraag
  • 1.

    Het college neemt binnen 12 weken een schriftelijk besluit op de aanvraag.

  • 2.

    Het college toetst de aanvraag aan:

    • a.

      deze verordening;

    • b.

      het vastgestelde beleid;

    • c.

      de begrotingsrichtlijnen;

    • d.

      (door de raad) vastgestelde budgetten voor projectsubsidies.

Artikel 29 Beschikking tot subsidievaststelling
  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot subsidievaststelling in ieder geval aan:

    • a.

      de hoogte van het (maximale) subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt berekend;

    • b.

      voor welke activiteit(en) het subsidiebedrag is bedoeld;

    • c.

      welke verplichtingen aan de subsidieverstrekking zijn verbonden;

    • d.

      op welke wijze verantwoording afgelegd dient te worden; en

    • e.

      voor zover van toepassing, op welke wijze de subsidieafrekening plaatsheeft.

  • 2.

    Ten behoeve van de mogelijkheid van controle op de verrichte activiteiten in relatie tot de subsidie kan het college in de beschikking tot subsidievaststelling voorwaarden verbinden aan de administratie en het bewaren van deze administratie.

Hoofdstuk 5 Weigeringsgronden voor subsidieverlening

Artikel 30 Subsidieafwijzing
  • 1.

    Een subsidieverzoek wordt afgewezen, indien blijkt dat de aanvraag niet voldoet aan één of meer van de in de in het tweede lid van artikel 13, 22 en 27 genoemde toetsingsgronden.

  • 2.

    Een subsidieverzoek kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen in ieder geval afgewezen worden indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

    • a.

      de maatschappelijke behoefte aan de activiteiten onvoldoende is of de activiteiten niet in het algemeen gemeentelijk belang zijn;

    • b.

      een doublure ontstaat met activiteiten van een andere voor dit doel gesubsidieerde instelling;

    • c.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of naar alle waarschijnlijkheid activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 3.

    Subsidies worden niet verstrekt, indien aannemelijk is, dat de aanvrager de activiteit(en) uit eigen middelen kan bekostigen, dan wel daarvoor uit middelen van derden kan beschikken. Dit geldt ook in het geval de eigen bijdrage van deelnemers zeer laag is vastgesteld en door een redelijke verhoging hiervan subsidieverlening achterwege kan blijven. 4. In gevallen waarin geen subsidieplafond is vastgesteld en uit de toepasselijke wettelijke voorschriften geen aanspraak op subsidieverstrekking voortvloeit, kan het college een aanvraag om subsidie afwijzen op de enkele grond dat hiervoor op de begroting geen gelden beschikbaar zijn gesteld.

Hoofdstuk 6 Intrekking of wijziging van subsidies

Artikel 31 Intrekken of wijzigen

Voor wat betreft de mogelijkheden om een beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen is Titel 4.2 Awb onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering

Artikel 32 Betaling
  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidievaststelling betaald onder verrekening van de eventueel betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen 8 weken betaald na de verzending van de beschikking tot subsidievaststelling, tenzij het college daarin een andere termijn heeft aangegeven.

Artikel 33 Betaling in gedeelten

Het college kan in de beschikking tot subsidievaststelling bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt uitbetaald.

Artikel 34 Opschorting betaling

Artikel 4:56 Awb is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35 Terugvordering

Het bepaalde in artikel 4:57 Awb is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 36 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 37 Inwerkingtreding en intrekking verordeningen
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

  • 2.

    Met de vaststelling van deze verordening worden ingetrokken:

    • -

      de Algemene Subsidieverordening Rheden 1996;

    • -

      de Deelverordening Arbeid en Educatie;

    • -

      de Deelverordening Samenlevingsopbouw;

    • -

      de Deelverordening Maatschappelijke Zorg;

    • -

      de Deelverordening Kunst en Cultuur;

    • -

      de Deelverordening Toerisme en Recreatie;

    • -

      de Deelverordening Sport;

    vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 19 december 1995, nr. 14, gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 27 maart 2001, nr. 7.

Artikel 38 Overgangsbepaling basissubsidies

Voor de subsidies die onder het regiem van de in oktober 2003 door de raad vastgestelde ‘kadernotitie aanpassingstraject basissubsidies’ vallen gelden voor het boekjaar 2006 de in de notitie vastgelegde overgangsbepalingen.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als ‘Algemene subsidieverordening Rheden 2006’.

 

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 21 december 2005, nr. 17.

De Steeg, 21 december 2005

De raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.

Toelichting

Uitgangspunten

 

Deze verordening vervangt een uit 1996 daterende verordening en de daarbij behorende deelsubsidieverordeningen.

 

De oude zowel als de nieuwe verordening zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • a.

    de subsidie wordt in beginsel verstrekt in relatie tot de door de subsidieontvanger te leveren prestaties en activiteiten; de subsidieverstrekking heeft niet meer tot doel een instelling in stand te houden;

  • b.

    de raad krijgt binnen daarvoor bestaande juridische kaders meer mogelijkheden om te sturen op hoofdlijnen (door middel van het stellen van kaders en het budgetrecht); het college is belast met het vaststellen van nadere regels en de uitvoering van de verordening;

  • c.

    de subsidiesystematiek onderscheidt:

    • -

      budgetsubsidies (structurele subsidie van € 25.000,00 of meer per jaar);

    • -

      basissubsidies (structurele subsidie tot € 25.000,00 per jaar);

    • -

      projectsubsidies;

  • d.

    bij de subsidieverlening/vaststelling en de subsidievoorwaarden wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de aanvrager;

  • e.

    subsidie kan worden verleend voor een periode van 1 tot ten hoogste 4 jaar;

  • f.

    de regelgeving dient zoveel mogelijk reeds gebaseerd te zijn op en te sporen met afdeling 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht; deze subsidietitel bevat vrij uitgebreide en dwingend voorgeschreven regels voor het verstrekken van subsidie. Er is daarbij gekozen voor het verwijzen naar de van toepassing zijnde wetsartikelen in plaats van het integraal overnemen van de wettekst in de verordening. Reden hiervoor is dat de verordening op deze manier anders onnodig lang wordt en grotendeels een kopie is van de wet.

 

De volgende uitgangspunten vormen de basis van de nieuwe ASV:

  • a.

    de werking van de ASV is uitgebreid tot alle beleidsterreinen (overeenkomstig de indeling van de programmabegroting);

  • b.

    de bijzondere subsidieverordeningen vallen buiten de werkingssfeer van de ASV, tenzij de raad expliciet heeft besloten de ASV of bepaalde artikelen uit de ASV van toepassing te verklaren;

  • c.

    het college stelt voor de door de raad aangewezen beleidsterreinen nadere regels vast (in de vorm van subsidieregelingen) waarin specifieke doelstellingen, subsidievoorwaarden en subsidiegrondslagen zijn opgenomen;

  • d.

    het begrip incidentele subsidies wordt vervangen door ‘projectsubsidies’, waartoe alle subsidies met een éénmalig karakter worden gerekend;

  • e.

    de bestaande deelverordeningen worden ingetrokken en geïntegreerd in de nieuwe ASV en de op basis hiervan vastgestelde subsidieregelingen;

  • f.

    de ASV biedt meer duidelijkheid in de vorm van weigerinsgronden;

  • g.

    de tekst van de verordening is aangepast aan de nieuwe duale verhoudingen en de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Met de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht om te voorkomen dat er strijd met deze wet zou ontstaan.

 

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

De oude ASV was uitsluitend van toepassing op het gemeentelijk welzijnsbeleid en noemde daarvoor 6 beleidssectoren. Nu is geregeld dat de verordening op alle subsidies van toepassing is, tenzij er een door de raad vastgestelde bijzondere subsidieverordening van kracht is. In dat geval gelden de bepalingen uit die betreffende verordening, met de mogelijkheid om daarin alsnog bepalingen van de ASV van toepassing te verklaren. Ook geldt de ASV niet als de subsidieverstrekking betrekking heeft op een door het rijk of de provincie vastgestelde regeling.

In het tweede lid van artikel 2 worden een aantal specifieke uitzonderingen genoemd, die liggen in de sfeer van publiekrechtelijke organen en contributiebijdragen.

 

Artikel 3 Beleidsterreinen

Het artikel over de deelsubsidieverordeningen voor de zes beleidssectoren op het welzijnsterrein is vervallen. Artikel 3 noemt nu de beleisterreinen, zoals die gelden voor de programmabegroting. Dit artikel vormt daarmee in samenhang met artikel 2 de wettelijke basis voor alle gemeentelijke subsidies.

Artikel 4:23 gaat echter uit van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Dit betekent dat er een uitwerking van de in artikel 3 genoemde beleidsvelden nodig is. De vroegere deelverordeningen waren hiervoor bedoeld, maar voldeden niet omdat daaruit geen activiteiten en subsidiebedragen waren te herleiden. Om in deze leemte te voorzien is in het tweede lid geregeld dat het college nadere regels kan vaststellen. Deze nadere regels hebben de vorm van subsidieregelingen, met daarin doelstellingen, subsidievoorwaarden en subsidiegrondslagen op een specifiek terrein.

Subsidies waarvoor geen specifieke subsidieregeling geldt, worden op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c verstrekt. Dit artikel vormt een uitzondering op het vereiste van een wettelijk voorschrift, mits het maximum subsidiebedrag op naam in de (toelichting op de) begroting is opgenomen. Door wel de bepalingen van de ASV op deze subsidies van toepassing te verklaren is er in ieder geval een wettelijke basis voor wat betreft de procedure en de algemene voorwaarden geregeld. De financiële grondslag ligt voor deze subsidies dus vast in de begroting. Specifieke voorwaarden worden per subsidieontvanger bepaald en in de subsidiebeschikking opgenomen.

 

Artikel 4 Bevoegdheid bestuursorgaan

Artikel 4 regelt dat het college belast is met de uitvoering van de verordening. Dit gebeurt binnen de door de raad eventueel vastgestelde kaders op de diverse beleidsterreinen. De raad bepaalt bovendien bij begrotingsvaststelling de maximum budgetten die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de subsidieregelingen en de subsidieontvangers op naam.

Het tweede lid is overeenkomstig artikel 4:24 van de wet. Daarin is geregeld dat het college minimaal éénmaal per vijf jaar een verslag publiceert met betrekking tot de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies die op grond van een wettelijk voorschrift zijn verstrekt.

Het voornemen is om alle subsidies minimaal éénmaal per vier jaren opnieuw te beoordelen en de raadscommissie jaarlijks te informeren over de subsidies die zijn verstrekt op grond van de regeling incidentele subsidies.

 

Artikel 5 Subsidieplafond

De mogelijkheid van het instellen van subsidieplafonds is door de wet mogelijk gemaakt om tot betere beheersbaarheid van de overheidsuitgaven te kunnen komen. Subsidieplafonds bieden namelijk een imperatieve weigeringsgrond, indien zij worden overschreden. Op deze manier wordt het dus mogelijk om begrotingstekorten als gevolg van openeindfinanciering op subsidieterrein in te perken. Voorwaarde is wel dat zij in een vroegtijdig stadium bekendgemaakt worden. Met de tekst van dit artikel is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Awb. Er is gekozen voor een pondspondsgewijze subsidievermindering bij het bereiken van het ingestelde subsidieplafond.

 

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

Ook het begrotingsvoorbehoud is een middel, waarbij de Awb het mogelijk maakt om de uitgaven in te perken. Door middel van het opnemen van een ontbindende of opschortende voorwaarde bij de beschikking tot subsidieverlening/vaststelling kan bereikt worden dat de aanspraak op de subsidiegelden kan worden teruggedraaid of verlaagd.

In het tweede lid van dit artikel wordt verwezen naar het Awb-artikel over het begrotingsvoorbehoud. In dit Awb-artikel is geregeld dat de gemeente een beroep op het begrotingsvoorbehoud moet doen binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting, daarna kan het niet meer. Voorts regelt het Awb-artikel de wijze waarop de subsidie moet worden ingetrokken namelijk via een afbouwregeling in tijd of via een geleidelijke financiële afbouwregeling bij een instelling, die meer dan 3 jaar subsidie heeft ontvangen. Bij een instelling die geen subsidieverleden heeft, kan de subsidie zondermeer worden ingetrokken, omdat de activiteiten nog niet zijn verricht.

 

Artikel 7 Rechtspersoonlijkheid

In dit artikel wordt vastgelegd dat alleen subsidie wordt verleend aan instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten, tenzij het college expliciet beslist dat hiervan wordt afgeweken. Op deze wijze wordt subsidie aan natuurlijke personen of groep van personen een uitzondering. Met het stellen van deze eis wordt zekerheid verkregen over de levensvatbaarheid van de initiatieven en over de continuïteit. Voor de instellingen biedt het voordeel dat de bestuursleden niet hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Voorts kan er in principe alleen subsidie worden verleend aan instellingen die hun statutaire zetel in de gemeente Rheden hebben gevestigd. Het college kan hierop in bijzondere gevalleen een uitzondering maken, bijv. als de subsidie aantoonbaar besteed wordt ten behoeve van inwoners uit de gemeente Rheden.

 

Artikel 8 en 9 Democratisering en Rechten van de mensen

Deze artikelen zijn opgenomen om er van verzekerd te zijn dat de instelling democratisch is ingericht en dat er ook overigens geen discriminatie zal plaatsvinden. Instellingen, die hieraan niet voldoen, komen op grond van deze bepaling niet voor subsidie in aanmerking.

 

Hoofdstuk 2 Budgetsubsidie

 

Artikel 10 Budgetsubsidie

Budgetsubsidies zijn bedoeld voor relatief hoge subsidiebedragen aan instellingen, waarbij de gemeente invloed wil hebben op het te bereiken resultaat. Kenmerkend voor budgetsubsidie is dat er gewerkt wordt met een beschikking tot subsidieverlening en een beschikking tot subsidievaststelling. Daarnaast geldt dat er een overeenkomst wordt gesloten met de betreffende instelling over de inzet van de middelen en de hiermee te bereiken doelstellingen of prestaties. Ten derde worden er hogere eisen aan de administratie en verantwoording van de instelling gesteld. Nieuw is de mogelijkheid om de voorwaarde op te leggen dat de accountant een verklaring afgeeft omtrent de doelmatigheid van de bestedingen. De financiële grens voor budgetsubsidies bedroeg f 50.000,00 en is gewijzigd in € 25.000,00.

Nieuw is ook de bepaling dat het college de artikelen aangaande budgetsubsidies ook op subsidies beneden de € 25.000,00 van toepassing kan verklaren. Dit is aan de orde als er behoefte is aan het maken van afspraken over de inzet van de subsidie (in de vorm van een prestaties die worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst).

Budgetsubsidies hebben een uniek karakter en zijn daarom niet geschikt om uit te werken in ‘nadere regels’ waaruit het recht op subsidie rechtstreeks kan worden herleid. Om die reden worden budgetsubsidies verstrekt op basis van artikel 4:23, derde lid, onder c van de Awb. Dit artikel biedt een uitzondering op de verplichting dat de verlening in een wettelijk voorschrift is geregeld, mits de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld in de begroting worden vermeld. Hoewel het formeel dan om zgn. buiten-wettelijke subsidies gaat, zijn de bepalingen van deze ASV dus wel van toepassing verklaard op deze subsidievorm.

 

Artikel 11 Aanvraag

Dit artikel is ongewijzigd ten opzichte van de oude verordening.

 

Artikel 12 Beslistermijn en toetsing aanvraag

De in het eerste lid opgenomen uiterste datum is op 15 november gesteld, omdat de begroting dan inmiddels is vastgesteld en er nog zes weken te gaan zijn voordat het nieuwe kalenderjaar begint. De wettelijke bezwarentermijn is zes weken, dit betekent dat vóór aanvang van het nieuwe kalenderjaar duidelijk zal zijn welke instellingen bezwaar hebben aangetekend en waar mogelijk (financiële) knelpunten als gevolg hiervan kunnen ontstaan.

Het tweede lid noemt de criteria waaraan het college de aanvraag moet toetsen. Toekenning van de gevraagde subsidie moet in overeenstemming zijn met de genoemde criteria.

In artikel 30 is de afwijzing van subsidieaanvragen geregeld.

 

Artikel 13 Beschikking tot subsidieverlening

Er bestaan bij budgetsubsidies twee publiekrechtelijke momenten waarmee de instelling te maken heeft, namelijk de beschikking tot subsidieverlening (inclusief het besluit tot bevoorschotting) en de beschikking tot subsidievaststelling. Dit subsidieverleningbesluit voor ten hoogste vier jaar geeft een aanspraak op het subsidiebedrag. De bevoorschotting wordt verdeeld worden over het subsidietijdvak van ten hoogste vier jaar.

In de beschikking wordt het toegekende subsidiebedrag per jaar vermeld en de voorwaarden waaronder deze subsidie is verleend.

Waar nodig zal in de beschikking worden verwezen naar de wettelijke vereisten op grond van de Awb. In de beschikking zal verder worden verwezen naar de uitvoeringsovereenkomst voor een omschrijving van de uit te voeren activiteiten, te registreren en te rapporteren gegevens etc.

 

Artikel 14 Uitvoeringsovereenkomst

De inhoud van de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd nadat hierover overleg is geweest met de betrokken instelling. Het verdient aanbeveling om een verslag van het overleg te maken. Dit verslag kan een goede functie vervullen voor de te maken overeenkomst, waarop in dit artikel wordt gedoeld.

De in het derde lid genoemde voorwaarde mag op grond van de Awb worden opgenomen om verzekerd te zijn van de medewerking van de instelling aan de totstandkoming van de overeenkomst. Mocht achteraf blijken dat geen medewerking wordt verleend dan kunnen de verplichtingen e.d. voor de subsidieontvanger alsnog in een nieuwe af te geven beschikking tot subsidieverlening worden ondergebracht. Immers een beschikking tot subsidieverlening is een publiekrechtelijke aangelegenheid met de daarbijbehorende mogelijkheden van bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Juist om deze mogelijkheden te waarborgen heeft de wetgever dwingend voorgeschreven dat de overeenkomst alleen ter uitvoering van de beschikking mag worden gesloten, maar niet in plaats van de beschikking. De overeenkomst zal in praktijk een uitwerking op details van deze beschikking zijn. De uitvoeringsovereenkomst is op privaatrechtelijke leest geschoeid en hiervan kan nakoming en dergelijke gevorderd worden bij de Burgerlijke rechter.

 

Artikel 15 Voorschotverlening

Hoewel dit artikel in feite behoort tot het hoofdstuk 6 'Betaling en terugvordering' is toch gekozen voor het opnemen van dit artikel bij het hoofdstuk 2, omdat alleen bij budgetsubsidies gebruik gemaakt zal worden van de mogelijkheid van bevoorschotting.

Nieuw onder het regime van de Awb is dat ook de bevoorschotting een beschikking in de zin van de Awb is, waartegen bezwaar en beroep open staat.

 

Artikel 16 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De in het tweede lid bedoelde aangelegenheden betreffen:

  • -

    de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • -

    de administratie van de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

  • -

    de te verstrekken bescheiden;

  • -

    de te verzekeren risico’s;

  • -

    zekerheidstelling voor de verleende voorschotten;

  • -

    afleggen van verantwoording;

  • -

    het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen voor derden.

Verplichtingen hieromtrent kunnen aanvullend op hetgeen deze ASV regelt in het subsidieverleningbesluit worden opgelegd. Het verdient echter de voorkeur deze aanvullende verplichtingen -voor zover nodig- in de onderhandelingen voor de overeenkomst mee te nemen en daarvan onderdeel te laten uitmaken.

In het derde en vierde lid met betrekking tot het houden van een deugdelijke administratie is de letterlijke tekst van artikel 4:69 Awb overgenomen. Dit artikel is in de Awb facultatief. Door het over te nemen in de ASV is het voor de budgetsubsidie een dwingende verplichting geworden. Een deugdelijke administratie mag van deze grotere instellingen verwacht worden en biedt een controlemogelijkheid voor de subsidieverstrekker.

In het vijfde is de verplichting van een accountantsverklaring opgenomen. In het genoemde Awb-artikel 4:78 worden de minimale vereisten aan die controle vermeld.

Voorts geeft artikel 4:79 de mogelijkheden aan het college om in het subsidieverleningbesluit de accountantscontrole uit te breiden. In het kader van de aangescherpte regelgeving met betrekking tot de rechtmatigheidstoets is deze mogelijkheid nu concreet opgenomen in het zesde lid van artikel 16.

Het zevende lid geeft de mogelijkheid om van het vereiste van een accountantsverklaring af te wijken, indien zou blijken dat dit vereiste onredelijk zou zijn voor een subsidieontvanger.

Het achtste lid geeft een algemene aanvullingsmogelijkheid voor nadere voorwaarden/ verplichtingen. Dit lid is gebaseerd op de tekst van artikel 4:38 Awb.

 

Artikel 17 Toestemming van het college

Dit artikel houdt nadere verplichtingen in voor de subsidieontvanger. In het eerste lid wordt verwezen naar een Awb-artikel, waarin staat opgenomen dat de subsidieontvanger toestemming van het college nodig heeft bij o.a. wijziging van de statuten, deelnemen in een rechtspersoon, bezwaren/vervreemden/verwerven van registergoederen, het vormen van fondsen en reserveringen, vaststellen/wijzigingen tarieven etc.

Het tweede lid noemt een uitzondering, namelijk dat er geen toestemming vereist is voor het vaststellen/wijzigen van tarieven indien deze wijzigingen als normale trendmatige aanpassingen kunnen worden beschouwd. Voor meer dan trendmatige verhogingen van de tarieven, dient wel toestemming gevraagd te worden omdat dit van invloed zou kunnen zijn op de mate waarin de subsidieontvanger een beroep moet doen op subsidiegeld. Immers bij grote tariefsverhogingen zullen er naar alle waarschijnlijkheid negatieve effecten optreden ten aanzien van het aantal deelnemers/gebruikers van de aangeboden activiteiten.

Het derde lid verwijst naar de Awb, waarin is geregeld dat de toestemming van rechtswege is verleend indien niet binnen 4 weken een beslissing is genomen. Het college kan de beslissing éénmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

 

Artikel 18 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming

Op basis van de Awb is gekozen voor een vrij uitvoerige bepaling over vergoeding bij vermogensvorming. Vergoeding is slechts verschuldigd in de in artikel 4:41 bedoelde gevallen, zoals bijvoorbeeld het vervreemden/bezwaren van met subsidie verkregen goederen, intrekking subsidieverlening/vaststelling van de subsidie, gehele of gedeeltelijke beëindiging gesubsidieerde activiteiten, ontvangst van schadevergoeding voor verlies/ beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen.

Het tweede lid is bedoeld om subsidie te kunnen terugsluizen naar de gemeente als sprake is van vermogensvorming boven een vooraf bepaalde toegestane reserve.

 

Artikel 19 Aanvraag tot subsidievaststelling

Dit artikel regelt het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject namelijk de subsidievaststelling.

De instelling dient daarvoor zelf een aanvraag in, samen met een evaluatieverslag over het afgelopen boekjaar. Onderdeel hiervan is de accountantscontrole als bedoeld in artikel 16.

Op basis van de aanvraag zal de jaarsubsidie definitief worden vastgesteld en verrekend met het uitbetaalde voorschot. De vaststelling conform de voorschotten in een bepaald boekjaar geldt voor zover er naar aanleiding van de aanvraag tot subsidievaststelling geen redenen blijken te zijn om de subsidie lager vast te stellen of (gedeeltelijk) in te trekken. Deze redenen staan opgesomd in de wet.

Ook voor de mogelijkheden van intrekking/wijziging en lagere vaststelling van de subsidie is de Awb van toepassing verklaard, onder meer als de instelling de activiteiten niet of niet geheel uitgevoerd heeft, niet voldaan heeft aan de verplichtingen of indien er onjuiste gegevens verstrekt zijn.

 

Hoofdstuk 3 Basissubsidie

 

Artikel 20 Basissubsidie

Basissubsidies zijn jaarlijkse subsidies bedoeld om één of meerdere activiteiten van een instelling te ondersteunen. Basissubsidies zijn bedragen tot € 25.000,00. Kenmerkend voor basissubsidie is dat er alleen sprake is van een beschikking tot subsidievaststelling en dus vooraf al definitief wordt bepaald. Evenals budgetsubsidies zijn basissubsidies structurele subsidies die voor een subsidietijdvak van ten hoogste 4 jaren worden vastgesteld. Het gaat echter om een geringer bedrag en daarom wordt een beperktere verantwoording geëist dan bij budgetsubsidies.

Nieuw is de bepaling dat het college de artikelen met betrekking tot de basissubsidie van toepassing kan verklaren op bedragen van € 25.000,00 of meer. Dit is aan de orde als de instelling niet de beschikking over een beroepskracht heeft en er weinig of geen prestatieafspraken worden gemaakt.

Voor een aantal beleidsterreinen heeft het college ‘nadere regels’ in de vorm van specifieke subsidieregelingen vastgesteld:

  • -

    amateurkunst;

  • -

    samenlevingbeleid;

  • -

    activiteiten voor gehandicapten.

Daarmee wordt voldaan aan de eis van artikel 4:23 van de wet dat een bestuursorgaan slechts subsidie kan verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

Er zijn evenwel ook een aantal structurele basissubsidies die niet onder deze regelingen zijn te vangen en een ‘uniek’ karakter hebben. Deze subsidies worden –net als de budgetsubsidies- verstrekt op basis van artikel 4:23, derde lid, onder c van de wet. Dit betekent dat de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld jaarlijks in de begroting worden vermeld. Hoewel het formeel om zgn. buiten-wettelijke subsidies gaat, zijn de bepalingen van deze ASV ook van toepassing op de verstrekking van de ‘unieke’ basissubsidies.

 

Artikel 21 Aanvraag

De aanvraagdatum voor basissubsidies is gelijkgesteld met die voor budgetsubsidies en geldt voor zowel de eerste aanvraag als de vervolgaanvraag aan het eind van het subsidietijdvak.

 

Artikel 22 Beslistermijn en toetsing aanvraag

Zie de toelichting bij artikel 12. Indien een structurele basissubsidie wordt verstrekt in de vorm van een subsidie voor kaderkosten (tot een bedrag van € 400,00) blijft de financiële toetsingsvoorwaarde in de praktijk buiten beschouwing.

 

Artikel 23 Beschikking tot subsidievaststelling

Hier wordt duidelijk dat voor basissubsidie maar één publiekrechtelijk moment in het subsidietraject wordt gehanteerd nl. de subsidievaststelling. Dit betekent dat er direct sprake is van een onvoorwaardelijke aanspraak op uitbetaling van de jaarlijkse subsidie gedurende het subsidietijdvak, die -indien er op basis van de Awb wordt overgegaan tot (gedeeltelijke) intrekking- via de privaatrechterlijke weg zal moeten worden teruggevorderd.

De subsidie wordt vastgesteld voor een subsidietijdvak van max. vier jaren. De uitbetaling van de jaarsubsidies wordt vooraf schriftelijk bevestigd en toegekend op basis van het jaarlijks in te dienen informatieformulier als bedoeld in artikel 24.

 

Artikel 24 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De verplichtingen voor de ontvanger van basissubsidie zijn minder zwaarwegend dan bij budgetsubsidie en er wordt uitsluitend een afrekening door/van een administratiekantoor vereist als de basissubsidie hoger is dan €10.000,00. Wel heeft het college de mogelijkheid dit vereiste ook bij lagere subsidiebedragen te hanteren, dan wel een formele accountantsverklaring te verlangen. Dit kan aan de orde zijn indien de instelling niet zelf in staat is een goede financiële verantwoording te verstrekken.

Bij subsidies met een subsidietijdvak van meerdere jaren, zal jaarlijks vóór 1 oktober een informatieformulier worden verlangd als verantwoording over het voorgaande jaar. Dit formulier is bovendien bedoeld als aanvraag voor het uitbetalen van de deelsubsidie in het daarop volgende jaar.

 

Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming

De inhoud van dit artikel is minder zwaarwegend ten opzichte van het gelijkluidende artikel bij budgetsubsidie.

 

Hoofdstuk 4 Projectsubsidie

 

Artikel 26

Subsidies die niet tot de categorieën budgetsubsidies of basissubsidies worden gerekend worden projectsubsidie genoemd. Kenmerkend voor de projectsubsidie is dat deze subsidie-vorm bedoeld is voor nieuwe, experimentele of éénmalige zaken of activiteiten. De meeste subsidies zullen als een éénmalig bedrag worden verstrekt. Een meerjarig karakter kan aan de orde zijn als de uitvoering van de activiteit of het project zich over meerdere jaren uitstrekt. De maximum duur is 4 jaar. Een projectsubsidie kan ook worden verstrekt als éénmalige subsidie voor een activiteit met een structureel karakter, als de aanvrager hiervoor geen basis- of budgetsubsidie ontvangt.

Op grond van artikel 4:23, derde lid, onder d kunnen projectsubsidies ook zonder wettelijke basis worden verstrekt, hetgeen betekent dat het recht op subsidie niet rechtstreeks uit een vastgestelde regeling voortvloeit.

Er zijn een aantal voorbeelden te noemen wanneer de gemeente voor een verlenen van een projectsubsidie(regeling) kiest:

  • 1.

    Voor het toekennen van incidentele subsidies is jaarlijks een budget in de begroting opgenomen. Procedurevoorschriften en afwegingsfactoren voor de verdeling van het budget worden in nadere regels uitgewerkt door het college.

  • 2.

    Op specifieke beleidsterreinen stelt het rijk, de provincie of de gemeente zelf middelen beschikbaar voor ontwikkeling van beleid of vernieuwende projecten. Ter uitvoering hiervan kan het college tijdelijke subsidieregelingen vaststellen in de vorm van nadere regels of individuele projectsubsidies verlenen.

    Te denken valt aan:

    • -

      subsidies als bijdrage in de kosten van de bouw of het onderhoud van een accommodatie;

    • -

      tijdelijke subsidies voor de uitvoering van een bepaalde beleidsnota (bijv. nota ouderenbeleid);

    • -

      tijdelijke subsidies voor nieuw beleid (bijv. het bevorderen van de wijkveiligheid);

    • -

      tijdelijke subsidies op grond van specifieke subsidieregelingen (bijv. regeling ‘Doe het zelf’, versterking vrijwilligersbeleid etc);

    • -

      tijdelijke subsidies voor een specifiek project (bijv. onderhoud Middachten).

Indien besloten wordt het tijdelijke karakter van een projectsubsidie (max. 4 jaren) structureel te maken, wordt de subsidie afhankelijk van de hoogte van het bedrag en de gestelde voorwaarden, ingedeeld als budgetsubsidie of basissubsidie (en verstrekt op basis van de Awb, artikel 4:23, derde lid, onder c).

 

Artikel 27 Aanvraag

Voor het verstrekken van projectsubsidies is geen aanvraagtermijn opgenomen in de ASV. Het college kan een termijn stellen in de vorm van nadere regels.

 

Artikel 28 Beslistermijn en toetsing aanvraag

De beslistermijn is op 12 weken vastgesteld. Dit betekent overigens niet dat de aanvraag is ingewilligd als er geen besluit is genomen binnen de vastgestelde termijn.

 

Artikel 29 Beschikking tot subsidievaststelling

Net als bij de basissubsidie is er één publiekrechtelijk moment in het subsidietraject, nl. de subsidievaststelling. Het artikel is echter eenvoudiger van opzet dan voor een basissubsidie, omdat het bij een projectsubsidie veelal zal gaan om eenmalige kortdurende activiteiten.

 

Let op: Hoofdstuk 5 en volgende zijn op alle subsidievormen van toepassing.

 

Hoofdstuk 5 Weigeringsgronden voor subsidieverlening

 

Artikel 30 Subsidieafwijzing

In artikel 13, 22 en 27 staan de criteria waaraan een subsidieaanvraag moet worden getoetst. Daarmee vormen deze artikelen tegelijkertijd de basis op grond waarvan de aanvraag kan worden afgewezen.

De in de Awb opgenomen weigeringsgronden zijn in het tweede lid van toepassing verklaard. Dit betekent o.a. dat indien de instelling onjuiste gegevens heeft verstrekt of er sprake is van surseance van betaling etc. dat de subsidieverlening kan worden geweigerd.

Om het college nog meer handvatten te bieden een subsidieverzoek te kunnen afwijzen, is een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen in het tweede lid.

Het derde lid regelt dat alleen subsidie wordt verstrekt als hiervoor geen eigen middelen of middelen van derden voor handen zijn.

Het vierde lid bepaalt dat een subsidieaanvraag kan worden afgewezen, op grond van het feit dat er geen budget beschikbaar is gesteld voor het betreffende doel.

 

Hoofdstuk 6 Intrekking of wijziging van subsidies

 

Artikel 31 Intrekken of wijzigen

Subsidie intrekken of wijzigen kan in die gevallen die de wet noemt.

 

Hoofdstuk 7 Betaling en terugvordering

 

Artikel 32 Betaling

Het eerste lid van dit artikel is overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:52.1 Awb. In het tweede lid is de termijn van uitbetaling uitgebreid naar max. 8 weken.

 

Artikel 33, 34 en 35

Betaling in gedeelten, opschorting betaling en terugvordering

Voor deze artikelen is aansluiting gezocht bij de regelingen in de wet.

 

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 36 Hardheidsclausule

Dit artikel is opgenomen omdat niet in alle gevallen te voorzien is of strikte toepassing van deze verordening zou kunnen leiden tot een grote onbillijkheid in een concreet geval. Uiteraard is het niet mogelijk om met deze 'hardheidsclausule' wettelijke bepalingen opzij te zetten. Dit betekent ook dat daar waar de wet van overeenkomstige toepassing is verklaard nagegaan wordt of afwijking daarvan geoorloofd is in een concreet geval.

 

Artikel 38 Overgangsbepaling basissubsidies

In de kadernotitie is geregeld dat een instelling gedurende de overgangsperiode recht houdt op het in 2003 ontvangen subsidiebedrag plus het ‘prijsontwikkelingpercentage nationale bestedingen’, zoals dat in het najaar voorafgaande aan het subsidiejaar in de ‘circulaire gemeentefonds’ wordt bekendgemaakt. De overgangsperiode betreft de jaren 2004 t/m 2006.