Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Verordening Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur
CiteertitelVerordening Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpNatuur, milieu en beheer openbare ruimte

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 84

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-201303-08-2019nieuwe regeling

03-04-2013

Gem. blad 2013, afd 3A, nr. 49/159

Gem. blad 2013, afd 1, nr. 159

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur

 

 

Inhoud

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze Verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    commissie: Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur;

  • 2.

    voorzitter: voorzitter van de Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur;

  • 3.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • 4.

    raad: gemeenteraad van de gemeente Amsterdam;

  • 5.

    Hoofdgroenstructuur: de Hoofdgroenstructuur zoals door de raad op 17 februari 2011 vastgesteld in de Structuurvisie Amsterdam 2040, dan wel na deze datum door de raad vastgestelde wijzigingen in de Hoofdgroenstructuur;

  • 6.

    toetsingskader Hoofdgroenstructuur: het als zodanig door de gemeenteraad op 17 februari 2011 vastgestelde toetsingskader in de Structuurvisie Amsterdam 2040 dan wel na deze datum door de gemeenteraad vastgestelde wijzigingen met betrekking tot het toetsingskader Hoofdgroenstructuur;

  • 7.

    initiatieven:

    • a

      ) het voornemen een bestemmingsplan of beheersverordening vast te stellen op grond van artikel 3.1 respectievelijk 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening,

    • b

      ) een aanvraag om af te wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 onder a, onder 30 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of

    • c

      ) een aanvraag om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover deze geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen de Hoofdgroenstructuur.

Artikel 2 Taak commissie

  • 1.

    Er is een door de raad ingestelde commissie die wordt aangeduid als de Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur, hierna te noemen de commissie;

  • 2.

    De commissie heeft tot taak:

    • a.

      advies uit te brengen aan het college over de inpasbaarheid van initiatieven in de Hoofdgroenstructuur van de gemeente Amsterdam;

    • b.

      het college te rapporteren over door stadsdelen verleende tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan in de Hoofdgroenstructuur: namelijk of na afloop van de termijn het tijdelijke gebruik daadwerkelijk is gestaakt, dan wel tijdelijke bouwwerken daadwerkelijk zijn geamoveerd en de oorspronkelijke situatie is hersteld;

    • c.

      uitvoering te geven aan eventuele nader door de raad vast te stellen adviestaken voortvloeiend uit het structuurvisiebeleid van de gemeente Amsterdam.

Artikel 3 Samenstelling commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit minimaal 5 en maximaal 7 leden, inclusief de voorzitter;

  • 2.

    De commissie bestaat uit onafhankelijke, deskundige leden op het gebied van landschap(architectuur), cultuurhistorie, ecologie, recreatie, beleving, stedenbouw, groenbeheer, sport, volkstuinen en natuur- en milieueducatie.

Artikel 4 Onverenigbaarheden

  • 1.

    Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met:

    • a.

      Het lidmaatschap van de gemeenteraad, een stadsdeelraad van de gemeente Amsterdam, of van de Provinciale Staten van Noord- Holland;

    • b.

      Het lidmaatschap van het college, een stadsdeelbestuur van de gemeente Amsterdam, het bestuur van de Stadsregio Amsterdam, of van Gedeputeerde Staten van Noord- Holland;

    • c.

      De functie van ambtenaar in dienst van een van de in de vorige leden genoemde bestuursorganen, voor zover deze werkzaam is op het terrein van de ruimtelijke ordening dan wel direct of indirect daarbij is betrokken;

  • 2.

    Het lidmaatschap van de commissie vervalt, indien een commissielid een in het eerste lid vermelde functie aanvaardt.

Artikel 5 Benoeming en zittingsduur commissieleden

  • 1.

    De raad benoemt, schorst en ontslaat de leden van de commissie, inclusief de voorzitter, op voordracht van het college;

  • 2.

    De leden van de commissie, inclusief de voorzitter, worden voor een periode van vier jaar benoemd. Het is mogelijk twee keer herbenoemd te worden;

  • 3.

    De commissie stelt een rooster van aftreden vast aan de hand van de door de leden volbrachte maximale zittingstermijnen, plus de om andere redenen afgetreden leden. Een dergelijk rooster wordt ieder jaar opgenomen in het jaarverslag als bedoeld in artikel 11;

  • 4.

    De commissie ziet er bij dit rooster van aftreden op toe dat steeds voldoende ingewerkte leden deel uitmaken van de commissie.

Artikel 6 Voorzitter en Vice-voorzitter

  • 1.

    De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze, het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming en de vertegenwoordiging naar buiten toe. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de leden en met de secretaris;

  • 2.

    De commissie kiest uit haar midden een vice- voorzitter, die in functie treedt bij ontstentenis van de voorzitter.

Artikel 7 Secretariaat

  • 1.

    De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretariaat;

  • 2.

    Het college benoemt de ambtelijk secretaris;

  • 3.

    Het college wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan;

  • 4.

    De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht;

  • 5.

    De secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de aanlevering van stukken, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

Artikel 8 Voorbereiding vergaderingen

  • 1.

    De ambtelijk secretaris van de commissie als bedoeld in artikel 7 van de verordening bekijkt per ingediend initiatief of deze daadwerkelijk (deels) is gelegen in de Hoofdgroenstructuur;

  • 2.

    Initiatieven die vallen binnen de hoofdgroenstructuur als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de verordening worden binnen een week na ontvangst aan de leden van deze commissie toegezonden ter formulering van de adviezen als bedoeld in artikel 5 van de verordening;

  • 3.

    Per binnengekomen initiatief bereiden in principe twee leden het advies inhoudelijk voor;

  • 4.

    Indien het aangewezen lid op dat moment niet in staat is het advies tijdig voor te bereiden, meldt het lid dit per ommegaande aan de secretaris, zodat tijdig een vervanger kan worden aangewezen;

  • 5.

    De ambtelijk secretaris verwerkt het door de leden voorbereide advies tot een conceptadvies, waarover besluitvorming door de commissie plaats kan vinden;

  • 6.

    De ambtelijk secretaris nodigt namens de voorzitter de leden van de commissie tot de vergaderingen uit. Hij of zij houdt de notulen van de vergadering van de commissie;

  • 7.

    De agenda voor een vergadering van de commissie en de daarbij behorende bijlagen worden, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, ten minste een week tevoren rondgezonden;

  • 8.

    De ambtelijk secretaris houdt van elke vergadering van de commissie een presentielijst bij. Leden die een vergadering niet zullen bijwonen, geven daarvan zo mogelijk twee dagen voor de vergadering kennis aan de secretaris.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist over het door haar uit te brengen advies;

  • 2.

    De commissie vergadert als regel eenmaal per zes weken;

  • 3.

    In de vergaderingen van de commissie heeft elk van de leden één stem;

  • 4.

    Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin ten minste de helft van het aantal gewone leden aanwezig of vertegenwoordigd is;

  • 5.

    Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter;

  • 6.

    Besluiten mogen slechts worden genomen betreffende punten welke op de agenda zijn vermeld dan wel daaraan zijn toegevoegd;

  • 7.

    De voorzitter of andere leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins bij een door de commissie te beoordelen initiatief betrokken zijn, onthouden zich van medewerking aan de beoordeling daarvan en zijn bij de beraadslaging, beoordeling en advisering niet in de vergadering aanwezig;

  • 8.

    Indien nodig kan de commissie op ad hoc basis deskundigen inschakelen op een deskundigheid die binnen de zittende commissie ontbreekt;

  • 9.

    De commissie kan indien nodig deze deskundigen, of de behandelend ambtenaar van het initiatief, uitnodigen voor een nadere toelichting tijdens de vergadering;

  • 10.

    De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.

Artikel 10 Advisering

  • 1.

    De commissie baseert haar advies op het toetsingskader Hoofdgroenstructuur;

  • 2.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het initiatief;

  • 3.

    De commissie brengt het advies uit binnen acht weken nadat daarom is verzocht, voor adviezen met betrekking tot tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan binnen vier weken nadat daarom is verzocht. Van deze termijn kan in overleg worden afgeweken indien een nadere toelichting is vereist of indien er een locatiebezoek dient plaats te vinden;

  • 4.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. Bij afwezigheid van de voorzitter, ondertekent de vice-voorzitter. Indien beiden afwezig zijn wijst de voorzitter tijdig een vervanger aan;

  • 5.

    In geval van spoedeisendheid kan door de commissie worden afgeweken van de in dit artikel en artikel 8 en 9 beschreven werkwijze met betrekking tot totstandkoming van een advies. De besluitvorming omtrent een advies wordt in spoedeisende gevallen gemandateerd aan de voorzitter, of bij afwezigheid van de voorzitter, de vice-voorzitter;

  • 6.

    De ambtelijk secretaris draagt er zorg voor dat getekende adviezen per post naar de aanvrager worden gestuurd, met een afschrift aan de leden van de commissie. Tevens wordt door de secretaris het advies toegevoegd aan het adviezenoverzicht en gearchiveerd;

  • 7.

    De adviezen zijn openbaar en opvraagbaar bij het secretariaat van de TAC of bij het betrokken stadsdeel of projectbureau.

Artikel 11 Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan het college en de raad verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar;

  • 2.

    In dit jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      De werkwijze van de commissie;

    • b.

      Een lijst van in dat jaar door de commissie verstrekte adviezen en nog lopende adviesaanvragen;

    • c.

      De aard en strekking van de verstrekte adviezen, en in welke gevallen het bestuursorgaan contrair heeft besloten;

    • d.

      Op welke wijze uitwerking is gegeven aan openbaarheid inzake haar adviestaak;

    • e.

      Het rooster van aftreden als bedoeld in artikel 5.

Artikel 12 Vacatiegeld

  • 1.

    De leden ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie;

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding als bedoeld in lid 1 wordt op voordracht van het college vastgesteld door de gemeenteraad middels een toevoeging in de daarvoor bedoelde bijlage bij de Verordening geldelijke voorzieningen externe commissieleden.

Artikel 13 Financiën

De kosten van het secretariaat, de benodigde ondersteuning, vacatiegelden voor de leden en de overige materiële kosten voor de commissie worden jaarlijks in de gemeentebegroting opgenomen.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze Verordening treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking in afdeling 3A van het Gemeenteblad.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting Verordening op de Technische Advies Commissie Hoofdgroenstructuur 2011

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

Artikel 2

Op 17 februari 2011 is de Structuurvisie Amsterdam 2040 door de gemeenteraad vastgesteld. In de structuurvisie is het gemeentelijk beleid met betrekking tot de Hoofdgroenstructuur vastgelegd. De hoofdgroenstructuur betreft de benodigde hoeveelheid groen die Amsterdam minimaal wil borgen. Het groen in en om de stad draagt immers in hoge mate bij aan de kwaliteit van de Amsterdamse woon- en werkomgeving. Het is één van de redenen waarom Amsterdam populair is als vestigingsplaats.

De Hoofdgroenstructuur omvat de gebieden die waardevol zijn voor de stad en de metropool, omdat zij een onmisbare functie vervullen voor groene recre­atie, verbetering leefklimaat, waterhuishouding, hittedemping, verbetering luchtkwaliteit, bio­diversiteit en voedselproductie. Behoud van cul­tuurhistorische waarden en een gevarieerd totaal ­aanbod aan groen zijn belangrijke aspecten.

Voor wat betreft de inpasbaarheid van initiatieven zijn in de structuurvisie beoordelingscriteria opgenomen in tabellen: per groentype is aangegeven welke ingrepen wel en niet zijn toegestaan. De gebieden zijn terug te vinden op de kaart "Hoofdgroenstructuur" behorend bij de structuurvisie; op een afzonderlijke kaart "Hoofdgroenstructuur- Groentypen" is per gebied aangegeven tot welke groentype het behoort.

De raad kan op grond van artikel 84 van de Gemeentewet commissies instellen. De Technische Adviescommissie Hoofdgroenstructuur is/wordt ingesteld om het college van burgemeester en wethouders  te adviseren over de inpasbaarheid van initiatieven in de Hoofdgroenstructuur.

Het gaat om advisering aan het college met betrekking tot zowel grootstedelijke initiatieven als stadsdeelinitiatieven binnen de Hoofdgroenstructuur. De Hoofdgroenstructuur valt immers deels onder de als ‘grootstedelijk' aangewezen gebieden (dan valt de bevoegdheid tot vaststelling van planologische besluiten zoals het bestemmingsplan onder de centrale stad), zowel als onder de stadsdelen (stadsdelen eigen bevoegdheid tot nemen van planologische besluiten).

In het kader van artikel 32 van de Verordening op de stadsdelen is geregeld dat ook de stadsdeelplannen/- initiatieven binnen de Hoofdgroenstructuur systematisch ter informatie aan het college van de centrale stad dienen te worden voorgelegd. Op basis hiervan heeft het college de taak deze ruimtelijke plannen van stadsdelen aan de structuurvisie te toetsen in algemene zin en aan een aantal kernpunten van beleid (waaronder het beleid voor de Hoofdgroenstructuur) in het bijzonder.

Onder ‘ initiatieven'  worden  verstaan: het voornemen een bestemmingsplan of beheers-verordening vast te stellen (op grond van artikel 3.1 respectievelijk 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening) , een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 lid 1 onder a, onder 30 Wabo (voorheen: ‘projectbesluit'), of  ‘tijdelijke afwijkingen' van het bestemmingsplan (aanvragen om omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 lid 2 van de Wabo), voor zover deze geheel of gedeeltelijk gelegen zijn binnen de Hoofdgroenstructuur.

In het kader van de procedure voor voorgenoemde besluiten dient de commissie (TAC) zo vroeg mogelijk te worden geraadpleegd, zodat het college/ stadsdeelbestuur op een zo vroeg mogelijk moment het advies van de commissie in haar overwegingen kan betrekken. Bijvoorbeeld bij de voorbereiding van het bestemmingsplan reeds in de fase van het ambtelijk overleg middels een preadvies, maar in ieder geval voorafgaand aan het bestuurlijk overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Bij initiatieven binnen de centrale stad kan er sprake zijn van verschillende gemeentelijke ‘opdrachtgevers', het kan gaan om plannen en initiatieven die vallen onder een projectbureau, of bijvoorbeeld de Haven Amsterdam.

Daarnaast heeft de commissie als taak om op basis van de jaarlijkse opgave van de stadsdelen (deze jaarlijkse opgave is verplicht op basis van artikel 32 van de Verordening op de Stadsdelen) het college te rapporteren over door stadsdelen verleende tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan in de Hoofdgroenstructuur. De commissie dient na te gaan of na afloop van de termijn het tijdelijke gebruik daadwerkelijk is gestaakt, dan wel tijdelijke bouwwerken daadwerkelijk zijn geamoveerd en de oorspronkelijke situatie is hersteld.

Onder ‘tijdelijke afwijkingen' worden omgevingsvergunningen op grond van artikel 2.12 lid 2 van de Wabo verstaan. Voorheen was dit de ‘tijdelijke vrijstelling' van een bestemmingsplan ex artikel 17 WRO; vanaf medio 2008 tot de invoering van de Wabo werden ‘tijdelijke ontheffingen' van het bestemmingsplan verleend op basis van artikel 3.22 Wro.

Voorts kan de raad besluiten om de commissie nadere taken (voortvloeiend uit het vastgestelde structuurvisiebeleid) toe te kennen en daartoe een aanvullend toetsingskader vast te stellen. Dit is geregeld in artikel 2, lid 2 onder c.

Artikel 3

Als rol van de commissieleden wordt gezien dat ze actief hun inhoudelijke kennis en ervaring op een of meer van de genoemde terreinen (zoals geformuleerd in de Structuurvisie)  inbrengen ten aanzien van adviesaanvragen.

Verder wordt van hen verwacht dat ze, naast de advisering over concrete adviesaanvragen, zorg dragen voor het informeren van de andere leden over voor de commissie relevante actuele informatie vanuit hun vakgebied, geplande congressen/ symposia etc.

Artikel 4

Artikel 4 noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de commissie. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad  zeker moeten stellen dat artikel 6 niet aan de benoeming  in de weg staat. Indien een lid tijdens de duur van zijn lidmaatschap een van de genoemde functies aanvaardt, vervalt zijn lidmaatschap.

Artikel 5

De raad stelt de commissie (inclusief de voorzitter) in op voordracht van het college. Voorts kan zij de leden -op voordracht van het college - schorsen en ontslaan. De commissie bestaat uit minimaal 5 en maximaal 7 leden. De benoeming geldt voor 4 jaar. Tweemaal verlenging met maximaal 4 jaar is acceptabel. Om geen kennis verloren te laten gaan, dient de vervanging gefaseerd te gebeuren. Hiertoe dient een vervangingsrooster opgesteld te worden.

Een kandidaat lid zou kunnen meedraaien voor het oude lid aftreedt. Ook is het denkbaar dat reeds een nieuw lid wordt benoemd, voor het oude lid aftreedt. Hierbij geldt echter wel het volgende: de commissie bestaat uit minimaal 5 en maximaal 7 leden, inclusief de voorzitter.

Een lid dat zonder aanvaardbare redenen veelvuldig de vergaderingen van de commissie niet bijwoont, niet bijdraagt aan voorbereiding van adviezen, of om andere gewichtige redenen voor schorsing of ontslag in aanmerking komt, kan op basis van de verordening door de raad, op voordracht van het college, worden geschorst dan wel worden ontslagen.

Artikel 6

Artikel 6 bevat een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. In dat geval treedt de vice- voorzitter als voorzitter op, die door de leden uit hun midden wordt benoemd. De voorzitter van een commissie dient algemeen leiding te geven aan de dagelijkse gang van zaken, de discussie te leiden, besluitvorming vast te stellen en in voorkomende situaties de commissie in eerste persoon naar buiten toe te vertegenwoordigen. Hij is het gezicht naar buiten en vormt de schakel naar politiek, diensten en de openbaarheid. In conflictsituaties dient hij namens de commissie hiermee in contact te treden.

Artikel 7

De commissie beschikt over ambtelijke ondersteuning in de vorm van een secretariaat. De rol van de  secretariële ondersteuner betreft naast organisatorische taken ook ondersteunende taken aangaande de inhoudelijke voorbereiding van vergaderingen en adviezen, actualiseren van de website, het actief onderhouden van contacten met alle commissieleden en het bewaken van de voortgang van adviezen, acties en planningen.

Artikel 8

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de vergaderingen van de commissie worden voorbereid.

Artikel 9

In dit artikel is de wijze van vergaderen en besluitvorming nader geregeld. Eveneens is een integriteitsbepaling opgenomen.

Indien nodig kan de commissie op ad hoc basis deskundigen inschakelen op een deskundigheid die binnen de zittende commissie ontbreekt, zoals een bomen-, milieu- of waterdeskundige.

Artikel 10

De TAC-adviezen worden volgens een vaste systematiek opgebouwd. Vaste onderdelen zijn: een beschrijving van de aanvraag, een toelichting op het vigerende beleid in de vorm van een verwijzing naar het toetsingskader Hoofdgroenstructuur en het groentype dat in dit specifieke geval van toepassing is, een beschrijving van het plan (op basis van de aangeleverde informatie) en een advies op basis hiervan namens de commissie.  De TAC brengt haar advies uit aan het college. Over een afgegeven advies gaat de TAC niet met derden in discussie.

Voor de termijn van advisering is maximaal acht weken opgenomen. Voor zich spreekt dat het advies beschikbaar moet zijn op het moment dat het college/ stadsdeelbestuur nog de mogelijkheid heeft het plan aan te passen. Daartoe is de mogelijkheid opgenomen om ook buiten de reguliere vergaderingen van de TAC om besluiten te kunnen nemen over spoedeisende adviezen. De ambtelijk secretaris signaleert deze eventuele spoedeisendheid van adviezen bij de (vice)voorzitter.

Uitgangspunt  is overigens uiteraard wel dat de commissie bij initiatieven in de Hoofdgroen-structuur zo vroeg mogelijk in de procedure wordt geraadpleegd; een beroep op de spoedeisendheid kan worden gedaan in uitzonderingsgevallen.

Artikel 11

De commissie brengt jaarlijks verslag uit aan de raad en het college over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag wordt grotendeels aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden en of het bestuursorgaan contrair heeft besloten. Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van haar werkzaamheden.

Dit artikel bepaalt hetgeen minimaal in het jaarverslag dient te worden opgenomen. De commissie kan in bredere zin verslag doen van het jaar of bepaalde aanbevelingen doen.

Ook is er een bepaling opgenomen met betrekking tot de openbaarheid van de werkzaamheden van de commissie. Artikel 84 lid 3 van de Gemeentewet bepaalt namelijk het volgende: ‘De raad, het college onderscheidenlijk de burgemeester regelt ten aanzien van een door hem ingestelde andere commissie de openbaarheid van de vergaderingen.' De adviezen zijn openbaar en opvraagbaar bij het secretariaat van de TAC. De verslagen van de vergaderingen dienen als input hiervoor en behoeven niet openbaar ter beschikking worden gesteld.

De vergaderingen/beraadslagingen van de commissie zijn openbaar. Tijdens de vergaderingen kunnen de behandelende ambtenaren desgewenst een toelichting op het plan geven. Ook kan de commissie besluiten de initiatiefnemers/ aanvragers van een bouwplan het woord  te geven.

Overigens kan de  website van de commissie een belangrijke rol spelen in de communicatie: hierop staat aangegeven wie de TAC is en waar zij zich mee bezighoudt; voor welke adviezen zij geraadpleegd kunnen worden; welke adviezen reeds zijn verstrekt etcetera. De website link is: www.amsterdam.nl/TAC

Artikel 12

In dit artikel is de vergoeding die de leden van de commissie voor hun werkzaamheden ontvangen geregeld. De raad stelt op voordracht van het college de vergoeding voor de werkzaamheden van de leden en een tegemoetkoming in de door hen gemaakte kosten vast.

Artikel 13

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel  14

Deze bepaling behoeft geen toelichting.