Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening 2013 |
Citeertitel | Parkeerverordening 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Infrastructuur, verkeer en vervoer |
Geen
Uitwerkingsbesluit parkeren
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | artikel 14, 19, 20, 22, 22B, 23, 24, 26, 29, 30, toelichting | 20-12-2023 | |||
01-09-2023 | 01-01-2024 | artikel 1, 22A, 22B | 06-06-2023 | ||
03-07-2023 | 01-09-2023 | artikel 22b, 23 | 05-04-2023 | ||
01-01-2023 | 03-07-2023 | artikel 1, 3, 6, 9, 10, 11, 15, 18, 19, 23, 26, 28, 29, 30, 31, 46, toelichting | 30-11-2022 | ||
01-01-2022 | 01-01-2023 | artikel 1, 5, 6, 7, 19, 20, 22, 22A, 22B, 24A, 33, 34, 43, 46, toelichting | 22-12-2021 | ||
01-08-2021 | 01-01-2022 | artikel 1, 4, 7, 9, 10, 16, 17, 22,24A, 32, 33, 34, 35, 46, toelichting | 07-07-2021 | ||
01-07-2020 | 01-08-2021 | artikel 1, 10, 21, 22, 22A, 24A, 27, 32, 34, 35, 37, 46, toelichting | 11-06-2020 | ||
08-02-2020 | 01-07-2020 | artikel 1, 4, 5, 9, 10, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 27, 32, 35, 37, 46 | 22-01-2020 | 13.2045A.3a.20 | |
01-01-2019 | 08-02-2020 | artikel 1, 4, 9, 10, 11, 12, 13, 21, 22, 23, 24, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 45, 46, toelichting | 19-12-2018 | 1/1338 | |
19-04-2018 | 01-01-2019 | artikel 31 | 14-03-2018 | ||
01-01-2018 | 19-04-2018 | div. art., toelichting | 21-12-2017 | 2017, nr. 421/1595 | |
01-04-2017 | 01-01-2018 | div. art., toelichting | 15-03-2017 | 2017, nr. 65/176 | |
01-07-2013 | 01-01-2014 | diverse artikelen en toelichting | 12-06-2013 Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 91/423 | Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 423 | |
15-04-2013 | 01-07-2013 | nieuwe regeling | 03-04-2013 Gemeenteblad 2013, afd. 3A, nr. 60/163 | Gemeenteblad 2013, afd. 1, nr. 163 |
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
- elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht;
- de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep;
- een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld;
met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft;
bedrijventerrein Overamstel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door het midden van de Weespertrekvaart, het midden van de ringweg A10, de grens met de gemeente Ouder-Amstel, de Nieuwe Utrechtseweg tot aan de afrit naar de Joan Muyskenweg, een lijn tussen de Nieuwe Utrechtseweg ter hoogte van de afrit naar de Joan Muyskenweg en de Duivendrechtse Vaart, gaande tussen de adressen Joan Muyskenweg 2 N en Joan Muyskenweg 4, het midden van de Duivendrechtse Vaart, de zijarm van de Duivendrechtsevaart, een lijn tussen de zijarm van de Duivendrechtse Vaart en de westelijke teen van het talud van de spoorlijn / metrolijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer, in rechte lijn met de zijarm en de westelijke teen van het talud van de spoorlijn / metrolijn Amsterdam Amstel - Amsterdam Bijlmer, tot aan de Weespertrekvaart, met uitzondering van de Kop Weespertrekvaart dat wordt gevormd door de oostzijde van de spoorlijn, de zuidelijke rooilijn van de Lindenhoevestraat in een denkbeeldige lijn naar het midden van de Weespertrekvaart en het midden van de Weespertrekvaart in noordelijke richting tot aan de spoorbrug;
bedrijventerrein Schinkel: het gebied waarvan de grens wordt gevormd door de zuidelijke teen van het talud van de Henk Sneevlietweg, de zuidkant van de Rijnsburgstraat exclusief het Spijtellaantje en de woonblokken aan de Generaal Vetterstraat, het midden van de Schinkel, de noordelijke teen van het talud van de A10 zuid en de oostelijke teen van het talud van de A10 west;
bedrijventerrein Sloterdijk I: het gebied Sloterdijk I wordt aan de noordkant begrensd door de spoorlijn gelegen langs de Generatorstraat en Accumulatorweg, aan de oostkant door de grens met het stadsdeel West (Sportpark Transformatorweg en begraafplaats Sint Barbara), aan de zuidkant door de spoorlijn gelegen langs de Condensatorweg en Sloterdijkerweg en aan de westkant door de A10-West;
bewoner: inwoner van de gemeente Amsterdam die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en is ingeschreven als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Amsterdam op het adres dat hij bewoont of een inwoner van Amsterdam die is ingeschreven in de protocollaire basisadministratie op het adres dat hij bewoont en beschikt over een identiteitsbewijs van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waaruit blijkt dat er sprake is van een geprivilegieerde status;
eerste vergunning, tweede vergunning en derde vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als eerste bewonersvergunning, dan wel eerste milieuparkeervergunning voor bewoners of als tweede of derde bewonersvergunning dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend;
gebied I: het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: het midden van de vaargeul van het IJ, het midden van het verlengde van de Zoutkeetsgracht, het midden van de Zoutkeetsgracht, het midden van het Westerkanaal, het midden van de Singelgracht, het midden van het lozingskanaal, het midden van de onderdoorgang Funenkade-Zeeburgerpad, het midden van de Nieuwevaart, het midden van het Oosterdok, het midden van de Oosterdoksdoorgang, het midden van het verlengde van de Oosterdoksdoorgang en het midden van de vaargeul van het IJ;
gebied II: het gebied waarvan de buitengrenzen worden gevormd door de ringweg met uitsluiting van gebied I, alsmede omvat gebied II IJburg en tevens het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: het midden van de Europaboulevard tussen de A10 en de De Boelelaan, de zuidzijde van de De Boelelaan, de rijweg tot aan de gevellijn, tussen de Europaboulevard en de Asingaborg, de oostzijde van de Asingaborg tot aan de fysieke afscheiding van de Groningenstraat, de zuidzijde van de Groningenstraat tot het hart van de Buitenveldertselaan, het hart van de Buitenveldertselaan zuidelijk tot aan de noordzijde van de Arent Janszoon Ernststraat, de noordzijde van de Arent Janszoon Ernststraat met aan de noordkant als grens de terreinen van de Vrije Universiteit/het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit, het verlengde van de Overijsselweg tot aan de Amstelveenseweg, het hart van de Amstelveenseweg tot aan de Jachthavenweg; de westzijde van de Jachthavenweg tot aan het Jollenpad en naar het westen via de zuidzijde van het Jollenpad; naar het noorden via de westzijde van het Punterspad tot aan de A10;
houder van een motorvoertuig: degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het desbetreffende motorvoertuig, met dien verstande dat degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruik maakt van een leaseauto, of degene die - gelet op de inhoud en de strekking van de arbeidsovereenkomst tussen de aanvrager en zijn werkgever, en een verklaring van de werkgever van de aanvrager, waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik - gebruikmaakt van een door de werkgever beschikbaar gestelde auto, geacht wordt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs te beschikken;
hulpverlener: hij die, anders dan bij wijze van woon-werkverkeer, beroepsmatig gebruikmaakt van een motorvoertuig vanwege werkzaamheden vanuit een professionele zorg- of hulpverleningsinstelling, als bedoeld in artikel 15, en in overwegende mate zorg of hulp verleent in delen van de stad waar betaald parkeren is ingevoerd;
overloopvergunning: een bewoners- of bedrijfsvergunning krachtens welke het is toegestaan om in een overloopgebied te parkeren gedurende de tijd dat de vergunninghouder op de wachtlijst staat voor een bewoners- of bedrijfsvergunning in het vergunninggebied waar de bewoner woont of het bedrijf is gevestigd;
parkeerrecht: kentekenregistratie in het digitale parkeerbelastingbestand waarbij is voldaan aan parkeerbelastingplicht voor het gebruik van parkeerapparatuurplaatsen op basis van of krachtens deze verordening doormiddel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur;
parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
stallingsplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk, waarbij voor een solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox geldt dat deze tenminste 2,35 meter breed en ten minste 5,00 meter lang is, en een toegangsdeur heeft van ten minste 2,20 meter breed;
eerste vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als eerste bewonersvergunning, dan wel als eerste milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend, met uitzondering van de eerste bewonersvergunning of milieuparkeervergunning die is verstrekt aan een bewoner die over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken;
tweede en volgende vergunning: bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners die blijkens het volgnummer respectievelijk als tweede of volgende bewonersvergunning, dan wel als tweede of volgende milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend alsmede de bewonersvergunning of milieuparkeervergunning die blijkens het volgnummer als eerste bewonersvergunning is verleend aan een bewoner die over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken.
Gedurende de bloktijd van 19.00 tot 21.00, de bloktijd van 21.00 tot 24.00 uur en de bloktijd van 00.00 tot 02.00 uur en van 02.00 tot 09.00 uur kan ook voor een gedeelte van de bloktijd parkeerbelasting worden geheven, mits het desbetreffende aan te wijzen gedeelte aansluit aan een voorafgaand of daaropvolgend blok.
Paragraaf 2. Parkeervergunningen
Artikel 9 De bewonersvergunning
Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied en een bewoner van dat adres niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente Amsterdam.
Het college kan in nadere regels bepalen dat per adres nul, één of twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend. Op de adressen waar twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend, geldt als voorwaarde voor het verlenen van een tweede bewonersvergunning dat de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen.
Het college kan in nadere regels bepalen dat in vergunninggebieden buiten de Ring A-10 en in de vergunninggebieden in stadsdeel Noord per adres maximaal drie parkeervergunningen kunnen worden verleend, indien de parkeerdruk het toelaat en de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste drie motorvoertuigen.
Indien binnen een vergunninggebied twee bewonersvergunningen per adres kunnen worden verleend, wordt het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waar bewoners of een bewoner van dat adres over beschikken of kunnen beschikken afgetrokken van het maximum aantal te verlenen bewonersvergunningen per adres.
In afwijking van het eerste lid kan aan een persoon die normaliter over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats in een bepaald vergunninggebied beschikt of kan beschikken als bedoeld in het eerste lid, een tijdelijke bewonersvergunning voor hetzelfde vergunninggebied worden verleend wanneer hij als gevolg van wegwerkzaamheden door of in opdracht van de gemeente tijdelijk niet over de stallingsplaats en/of de belanghebbendenparkeerplaats kan beschikken. Deze persoon hoeft niet de houder te zijn van het voertuig waarvoor de vergunning wordt aangevraagd en hoeft ook niet in het betreffende vergunninggebied woonachtig te zijn. In afwijking van het bepaalde op grond van het tweede en derde lid kan per stallingsplaats of belanghebbendenparkeerplaats een vergunning worden verleend.
Een bewonersvergunning kan op aanvraag van een bewonersvergunninghouder overgaan op een andere bewoner van hetzelfde adres die op het moment van aanvraag tenminste zes maanden gezamenlijk met de bewonersvergunninghouder op hetzelfde adres woonachtig was en voldoet aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorwaarden.
In afwijking van het eerste lid kan het college in de vergunninggebieden in stadsgebied Weesp, zoals vastgesteld in de vigerende Verordening Parkeerbelastingen Amsterdam, ook een bewonersvergunning verlenen aan een bewoner die beschikt of kan beschikken over een solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox die in open verbinding, eventueel afsluitbaar door een deur, staat met de woonruimte op het adres.
Artikel 10 De bedrijfsvergunning
Het college kan in nadere regels bepalen dat het voorgaande lid buiten toepassing wordt gelaten indien het bedrijf voldoet aan de volgende voorwaarden:
de bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen worden uitsluitend gebruikt door klanten en personeel van het bedrijf, tenzij het college expliciet toestemming heeft gegeven om de aan het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en/of belanghebbendenparkeerplaatsen ter beschikking te stellen van derden.
Indien op een adres met een woonbestemming tevens een bedrijf is gevestigd wordt het aantal bedrijfs- en bewonersvergunningen op dat adres verminderd met de bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen, en het aantal stallingsplaatsen en belanghebbendenparkeerplaatsen waarover een bewoner van het adres met een woonbestemming beschikt of kan beschikken.
Het college kan in nadere regels bepalen dat het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal verleende bedrijfsvergunningen met wisselend kenteken, het aantal verleende hulpverlenervergunningen en het aantal verleende milieuparkeervergunningen voor bedrijven.
In afwijking van het eerste, tweede en zevende lid kan aan een bedrijf dat normaliter over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats in een bepaald vergunninggebied beschikt of kan beschikken als bedoeld in het zevende lid, een tijdelijke bedrijfsvergunning voor hetzelfde vergunninggebied worden verleend wanneer het bedrijf als gevolg van wegwerkzaamheden door of in opdracht van de gemeente tijdelijk niet over de stallingsplaats en/of de belanghebbendenparkeerplaats kan beschikken. Het maximum aantal te verlenen vergunningen is gelijk aan het aantal stallingsplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen waarover het bedrijf beschikt.
Een bedrijfsvergunning kan overgaan op een ander bedrijf dat gevestigd is op hetzelfde adres mits dat andere bedrijf, blijkens de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, dezelfde bedrijfsactiviteiten heeft en het andere bedrijf voldoet aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorwaarden.
Artikel 11 De bedrijfsvergunning met wisselend kenteken
Het college kan bij nadere regeling bepalen dat een bedrijfsvergunning op verzoek van de aanvrager met wisselend kenteken kan worden verleend aan een bedrijf dat gevestigd is op een adres dat gelegen is in een vergunninggebied indien de verlening met wisselend kenteken nodig is vanwege de bedrijfsvoering omdat:
Artikel 22 De GA-parkeervergunning voor bewoners
Artikel 22B De GA-parkeervergunning voor bezoekers
Paragraaf 5. Geldigheid vergunningen en tijdgebonden parkeerrechten
Artikel 27 Geldigheidsduur vergunningen
Behoudens het bepaalde in het achtste lid wordt de geldigheid van de in het tweede lid bedoelde parkeervergunningen en de kraskaartvergunning, verleend op basis van artikel 23, tweede lid, steeds stilzwijgend verlengd voor een periode van zes maanden, zolang is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan.
In afwijking van sub a wordt de geldigheid van de mantelzorgvergunning stilzwijgend verlengd, indien een indicatie mantelzorgverklaring is overlegd die voor een bepaalde en langere periode is afgegeven, mits is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan, met dien verstande dat de mantelzorgvergunning niet meer stilzwijgend wordt verlengd indien de indicatie mantelzorgverklaring is verlopen dan wel vijf jaar zijn verstreken sinds de indicatie mantelzorgverklaring is overlegd
Artikel 28 Plaats van geldigheid van de vergunningen
De bewonersvergunning, de bedrijfsvergunning, de overloopvergunning, de sportverenigingvergunning, de volkstuinvergunning, de maatschappelijke vergunning, de milieuparkeervergunning voor bewoners, de milieuparkeervergunning voor bedrijven, de autodeelvergunning, de mantelzorgvergunning, de kraskaartvergunning en de bezoekersvergunning zijn geldig in het vergunninggebied waarvoor ze zijn verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vierde lid van dit artikel.
Paragraaf 6. Overige regelingen ten aanzien van vergunningen voor parkeerplaatsen
Een bewonersvergunning, een overloopvergunning, een bedrijfsvergunning, een hulpverlenervergunning en een maatschappelijke vergunning wordt tevens geweigerd indien deze wordt aangevraagd voor:
tenzij uit het kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat het motorvoertuig is omgebouwd naar een elektrisch voertuig.
Artikel 33 Voormalige houders van een bewonersvergunning
Een bewonersvergunning en een milieuparkeervergunning voor bewoners wordt niet geweigerd wegens het bereiken van het vergunningenplafond als bedoeld in artikel 32, vierde, vijfde en zevende lid, indien:
Artikel 34 Plaatsing wachtlijst
De aanvrager wordt op een wachtlijst geplaatst, indien zijn aanvraag voor een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning of een volkstuinvergunning is geweigerd op grond van het feit dat het adres waarvoor de vergunning is aangevraagd is gelegen in een vergunninggebied waarvan het vergunningenplafond, het bewonersvergunningenplafond of het bedrijvenvergunningenplafond is bereikt, behoudens het vierde en het negende lid.
De aanvrager wordt op een wachtlijst geplaats, indien zijn aanvraag voor een overloopvergunning is geweigerd op grond van het feit dat het overloopvergunningenplafond, dan wel het vergunningenplafond, het bewonersvergunningenplafond of het bedrijvenvergunningenplafond voor het overloopgebied waarvoor de vergunning is aangevraagd is bereikt;
Indien een bewoner verhuist naar een ander vergunninggebied en direct voorafgaand aan de verhuizing over een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, beschikte of daarvoor op een wachtlijst stond, is voor de volgorde tevens bepalend de datum waarop de vorige bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, is verleend of de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst, met dien verstande dat indien de periode tussen de genoemde datum en de datum van aanvraag van de nieuwe bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, langer is dan de wachttijd van de bovenste aanvrager, de vergunning terstond verleend wordt.
Indien de aanvrager voor het verkrijgen van de vorige bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, op een wachtlijst heeft gestaan, moet de totale tijd die de aanvrager op de betreffende wachtlijst heeft gestaan plus de tijd dat hij een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners, heeft gehad, worden meegenomen.
Artikel 35 Verwijdering wachtlijst
De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:
niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening;
het motorvoertuig, waarvoor de vergunning is aangevraagd dan wel waarvoor de aanvrager op de wachtlijst staat, wordt aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan dieselolie en is gecategoriseerd in de Europese emissiestandaard voor dieselvoertuigen met een klasse aanduiding Euro 3 of lager of wordt aangedreven door benzine of andere koolstofhoudende brandstoffen en niet is gecategoriseerd in de Europese emissiestandaard voor benzinevoertuigen of een klasseaanduiding heeft lager dan Euro 1 (Euro 0), tenzij uit het kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat het motorvoertuig is omgebouwd naar een elektrisch voertuig.
Onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt de aanvrager van de wachtlijst voor het eigen vergunninggebied verwijderd wanneer de aanvrager een bewoners- of bedrijfsvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners of milieuparkeervergunning voor bedrijven is verleend in het eigen vergunninggebied;
Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2 van dit artikel wordt de aanvrager van de wachtlijst voor overloopvergunningen verwijderd wanneer de aanvrager een overloopvergunning is verleend in het aangevraagde overloopgebied, dan wel een bewonersvergunning, een bedrijfsvergunning, een milieuparkeervergunning voor bewoners of een milieuparkeervergunning voor bedrijven is verleend in het eigen vergunninggebied.
Artikel 36 Gegevens en voorschriften
Artikel 37 Intrekken van vergunningen
Het college trekt een vergunning in, indien:
een bewonersvergunning, een overloopvergunning, een bedrijfsvergunning, een hulpverlenersvergunning, een maatschappelijke vergunning of een stadsbrede autodeelvergunning is verleend ten behoeve van een motorvoertuig, dat wordt aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan dieselolie en is gecategoriseerd in de Europese emissiestandaard voor dieselvoertuigen met een klasseaanduiding Euro 3 of lager of wordt aangedreven door benzine of andere koolstofhoudende brandstoffen en niet is gecategoriseerd in de Europese emissiestandaard voor benzinevoertuigen of een klasseaanduiding heeft lager dan Euro 1 (Euro 0), tenzij uit het kentekenregister van de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat het motorvoertuig is omgebouwd naar een elektrisch voertuig.
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen, overgangsrecht en citeertitel
Het college kan voor een gebied waar parkeerregulering op grond van deze verordening is ingevoerd voor de duur van een te houden experiment, de werking van bepaalde artikelen voor een bepaald gebied, buiten toepassing stellen
Artikel 46 Overgangsbepalingen
Wachtlijsten als bedoeld in artikel 9 van de Parkeerverordening 1996, artikel 23 van de Parkeerverordening 2002, artikel 29 van de Parkeerverordening 2005, artikel 30, derde lid, van de Parkeerverordening 2007 en artikel 34, eerste lid, van de Parkeerverordening 2009 gelden als wachtlijst in de zin van artikel 34, eerste lid, van de deze verordening.
De weigeringsgronden uit artikel 32, tweede lid, de verwijderingsgronden uit artikel 35 onder e en de intrekkingsgronden uit artikel 37, eerste lid onder f, zijn niet van toepassing indien de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied en voldoet aan de voorwaarden uit het vijfde en zesde lid.
Toelichting Parkeerverordening 2013
Op basis van de Gemeentewet worden de kaders voor fiscaal parkeren door de gemeenteraad vastgesteld in de Verordening Parkeerbelastingen en de Parkeerverordening. Parkeerbelasting kan worden voldaan door middel van het betalen voor een parkeervergunning, een tijdgebonden parkeerrecht en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur. Bij wijze van uitzondering kan, ten behoeve van maatwerk en onder voorwaarden, een aantal bijzondere regelingen worden toegepast. Dit betreft de zogenoemde bijzondere vergunningen.
De tarieven van de parkeervergunningen en tijdgebonden parkeerrechten worden onder meer geregeld in de Verordening parkeerbelastingen. In de Parkeerverordening worden de kaders voor het parkeerbeleid gegeven, zoals de verschillende soorten parkeervergunningen en bijzondere vergunningen. Deze kaders worden door het college nader ingevuld in nadere regelingen. De onderwerpen die in de nadere regelingen dienen te worden geregeld of kunnen worden geregeld, zijn genoemd in hoofdstuk 2 van de Parkeerverordening.
Per 1 juli 2013 is de verlening en registratie van de parkeervergunningen en andere parkeerrechten gedigitaliseerd. Daardoor hoeft de parkeervergunning of het parkeerkaartje niet fysiek in het voertuig aanwezig te zijn. In plaats daarvan wordt gecontroleerd of parkeerbelasting is voldaan door het kenteken van een geparkeerd voertuig te vergelijken met kentekens die zijn geregistreerd in een digitaal parkeerbelastingbestand. Daarin is vermeld voor welke kentekens voor welke plaatsen en periode de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan.
Artikelgewijze toelichting Parkeerverordening 2013
Artikel 1 onder a. Het is mogelijk dat aan éénzelfde adresseerbaar object meer dan één nummeraanduiding wordt toegekend. Deze worden dan onderscheiden in hoofdadres en nevenadres. Een nevenadres kan worden toegekend als dit in het dagelijkse verkeer wenselijk is om een andere ontsluiting te kunnen vinden, zoals een aparte leveranciersingang. Omdat een nevenadres niet wordt toegekend aan een aparte adresseerbaar object, kan op een nevenadres geen parkeervergunningen worden verleend.
Artikel 1 onder p. Vanwege de mogelijkheid van het intrekken van één van de twee verleende bewonersvergunningen bij het ontstaan van een wachtlijst is het onderscheid tussen eerste en tweede vergunningen ingevoerd.
Artikel 1 onder u. Houder van een motorvoertuig is degene op wiens naam een kenteken van een motorvoertuig is geregistreerd in het kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Bedrijfsauto's die incidenteel mee naar huis genomen worden, vallen niet onder de regeling. Als kentekenbewijs wordt mede aangemerkt: een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig motorvoertuig.
Artikel 1 onder w. ‘Met regelmaat' betekent dat de zorg vrijwel dagelijks en in ieder geval wekelijks wordt verleend.
Artikel 1 onder y. Aangesloten is bij de definitie van het Reglement voor verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Voor deze verordening is daar de brommobiel aan toegevoegd. Ook gehandicaptenvoertuigen (zoals gedefinieerd in het RVV) mogen op fiscale plaatsen staan.
Artikel 1 onder ee. Deze parkeerrechten zijn de digitale opvolgers van de parkeerkaarten. Met ‘tijdgebonden' wordt het onderscheid met parkeervergunningen aangeduid.
Artikel 1 onder hh. Voor een parkeerplaats op eigen terrein die niet voor openbaar verkeer toegankelijk is, wordt de term ‘stallingsplaats' gebruikt. De woorden "planologisch bestemd" verwijzen naar het vigerende bestemmingsplan of een legale afwijking van het bestemmingsplan.
Met de minimale maatvoering voor solitaire inpandige stallingsplaatsen en garageboxen geldt dat tenminste relatief courante A-klasse auto’s geparkeerd moeten kunnen worden. Het gaat hierbij om volwaardige motorvoertuigen die ongelimiteerd aan het verkeer kunnen deelnemen. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat de bestuurder in staat moet zijn om in- en uit het voertuig te stappen. Dit laatste geldt niet voor een eventuele passagier. Een passagier kan ook in- en uitstappen buiten de garage.
In NEN-2443, Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages is aangegeven dat voor niet-openbare parkeergarages en stallingsgarages de parkeervakbreedte ten minste 2,30 m moet bedragen, ‘dit is de netto maat gemeten tussen de constructiedelen’ (p57). Met een minimale breedte van 2,35 meter wordt hieraan ruimschoots voldaan. Is de stallingsplaats kleiner dan de minimale maatvoering dan wordt deze niet als stallingsplaats gezien, maar als bergruimte. De minimale dimensionering geldt alleen voor inpandige en solitaire stallingsplaatsen. Hiermee wordt bedoeld: een stallingsplaats die in de lengte en breedte constructief is ingekaderd door een muur en/of een (garage)deur. Voor buitenpandige stallingsplaatsen op eigen terrein (opritten en carports) of parkeervoorzieningen waarin meerdere voertuigen kunnen worden geparkeerd, geldt geen minimale maatvoering; dit omdat meer (manoeuvreer)ruimte beschikbaar is voor het openen van de portieren.;
Artikel 1 onder oo. Dit is de digitale opvolger van de parkeervergunningen op code. De vergunninghouder kan zelf via internet het kenteken van het voertuig waarvoor de vergunning wordt gebruikt, wijzigen. Zo kan de vergunning afwisselend voor verschillende auto's worden gebruikt.
Artikel 1 onder ss. en tt. Het verhoogde tarief voor de tweede en volgende bewonersvergunningen is vastgesteld in de Verordening Parkeerbelastingen Amsterdam 2022. Het verhoogde tarief geldt ook voor bewoners die voor hun eerste auto een stallingsplaats gebruiken en voor hun tweede auto over een (eerste) bewonersvergunning beschikken. In dit geval wordt de ‘eerste bewonersvergunning’ als een ‘tweede bewonersvergunning’ gezien.
Lid 2. De 10% noodzakelijke leegstand is nodig voor de doorstroming en het tegengaan van rondrijden om een parkeerplaats te vinden. Het gaat om minimaal 10% van het aantal bruikbare parkeerplaatsen overdag op de openbare weg. Stadsdelen kunnen ervoor kiezen om ook 's avonds en 's nachts uit te gaan van 10% leegstand.
Het is mogelijk het vergunningenplafond op 0 te stellen. In dat geval kan de parkeerbelasting slechts worden voldaan met minuten-, dag-, dagdeel-, avond- of nachtparkeerrechten, parkeer & bel, kentekeninvoer op de automaat, parkeerrechten op basis van de kraskaart- of bezoekersvergunning, hulpverlenersvergunningen, GA-parkeervergunningen en de stadsbrede autodeelvergunning.
Lid 2. De 10% noodzakelijke leegstand is nodig voor de doorstroming en het tegengaan van rondrijden om een parkeerplaats te vinden. Het gaat om minimaal 10% van het aantal bruikbare parkeerplaatsen overdag op de openbare weg. Stadsdelen kunnen ervoor kiezen om ook ‘s avonds en ‘s nachts uit te gaan van 10% leegstand. Het is mogelijk het vergunningenplafond op 0 te stellen. In dat geval kan de parkeerbelasting slechts worden voldaan met minuten-, dag-, dagdeel-, avond- of nachtparkeerrechten, parkeer & bel, kentekeninvoer op de automaat, parkeerrechten op basis van de kraskaart- of bezoekersvergunning, hulpverlenervergunningen, GA-parkeervergunningen en de stadsbrede autodeelvergunning.
Lid 1. De parkeervergunningen betreffen de fiscale vergunningen. De parkeerbelasting wordt voldaan door periodiek te betalen voor de vergunning.
Lid 2. De bijzondere vergunningen zijn geen fiscale vergunningen. De kraskaart- en de bezoekersvergunning geven de vergunninghouder een recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren. Een belanghebbendenvergunning geeft een recht om op een belanghebbendenparkeerplaats te parkeren.
Lid 1. De volgorde van binnenkomst wordt vastgelegd door middel van het toekennen van een volgnummer.
Lid 1. Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats beschikt of kan beschikken, wordt op grond van de jurisprudentie uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. In een vergunninggebied waarin het parkeren inpandig is georganiseerd en geen parkeervergunningen worden verstrekt, worden opvolgende kopers of huurders van eerste kopers of huurders zonder stallingplaats, geacht bekend te zijn met het gegeven dat er voor dat adres geen aanspraak bestaat op een parkeervergunning. Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek maar dat deze voor andere doeleinden wordt gebruikt. Indien, voordat een beleidsvoornemen tot invoering van betaald parkeren is vrijgegeven, stallingplaatsen aard- en nagelvast zijn verbouwd en qua maatvoering niet meer als stallingplaats bruikbaar zijn, worden deze stallingsplaatsen niet afgetrokken van het recht op parkeervergunningen.
Lid 8. De vergunning kan alleen worden overgedragen als het maximum aantal te verlenen vergunning per adres, zoals bepaald op grond van het tweede lid van dit artikel, niet wordt overschreden.
Lid 9. Met dit lid wordt tegemoetgekomen aan de wens van gemeenteraad van de voormalige gemeente Weesp die bij amendement heeft gevraagd om de zogenaamde stallingsplaatsenaftrek af te schaffen voor ruimtes die veelal als opslag worden gebruikt en qua afmetingen en inrichting (stank en geluidshinder) niet geschikt zijn voor motorvoertuigen. Daarbij moet vooral worden gedacht aan drive-inwoningen, oude koetshuizen en bouwkundig met de woning verbonden garageboxen.
Lid 1. Bij de beoordeling of een bedrijf gelegen is binnen een vergunninggebied wordt in eerste instantie uitgegaan van de vestiging volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Voor bedrijven waarvoor dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld ambulante handel, kan op andere wijze worden aangetoond dat er binnen het vergunninggebied sprake is van daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf.
Lid 2. In de krachtens hoofdstuk 2 gegeven nadere regels kan een lager maximum aantal te verlenen vergunningen per bedrijf worden vastgesteld. Uitgegaan wordt van daadwerkelijke gestationeerde werknemers in een bedrijf. Er zijn immers bedrijven (bijvoorbeeld uitzendbureaus) die veel mensen in dienst hebben die hun werkelijke werkplek op een geheel andere locatie hebben.
Lid 3. Het locatiebeleid is vastgelegd in het Structuurplan Amsterdam, getiteld: Kiezen voor stedelijkheid 2003-2010. Het Structuurplan verwijst voor de locatiekwalificatie naar het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan. De norm voor het aantal te verstrekken bedrijfsparkeervergunningen is afhankelijk van de vraag of het bedrijventerrein een A-, B-, C- of R-locatie is.
Voor de A-locaties geldt dat maximaal één bedrijfsparkeervergunning wordt verstrekt per tien werknemers;
Voor de B-locaties geldt dat maximaal één bedrijfsparkeervergunning wordt verstrekt per vijf werknemers;
Voor de C- en de R-locaties geldt geen beperkende norm in relatie tot het aantal werknemers van een specifiek bedrijf. Wel geldt dat het vergunningenplafond voor dat bedrijventerrein niet mag worden overschreden (tenzij anders bepaald in of krachtens deze verordening) en dat daarbinnen een rechtvaardige verdeling van het aantal mogelijk te verstrekken parkeervergunningen plaatsvindt.
Lid 7. Zie ook de toelichting bij artikel 9, eerste lid. Met bij het bedrijf behorende parkeerplaatsen worden tevens parkeerplaatsen die conform de parkeernorm zijn toebedeeld aan het bedrijf bedoeld (zoals in parkeergarages).
Lid 8. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan hotels die geregeld een piek aan klanten moet voorzien van een parkeergelegenheid waardoor personeel gedwongen is om tegen straattarief op straat dient te parkeren. Als bedrijven de eigen parkeergelegenheid (deels) verhuren aan derden komen ze niet in aanmerking voor parkeervergunningen op straat tenzij het stadsdeel expliciet toestemming heeft gegeven voor deze verhuur.
Lid 12. Ambulante handelaren (marktkooplieden e.d.) zijn soms maar één of twee dagen werkzaam in een vergunninggebied. Toch tellen deze vergunningen mee bij het bereiken van het vergunningplafond. Om die reden is het mogelijk om aan ambulante handelaren een extra voorwaarde te stellen voor vergunningverlening.
Een bedrijfsvergunning is bedoeld voor degenen die gerelateerd zijn aan het bedrijf zoals de werknemers. Dat de vergunning met wisselend kenteken is verleend doet daar niet aan af. Bezoekers en anderen, zoals leveranciers mogen dus geen gebruikmaken van de aan het bedrijf verleende vergunning.
Lid 1 onder a. Met een volcontinu bedrijfsproces wordt bedoeld: 24 uur per dag open.
Lid 1 onder b. Het onvermijdelijk wisselende bestand van auto's als bijvoorbeeld het gevolg van werken in shifts / wisseldiensten waardoor één vergunning per dag voor meerdere auto's gebruikt wordt.
Lid 1. Een overloopgebied kan uitkomst bieden als binnen een stadsdeel in een vergunninggebied sprake is van een wachtlijst en in een ander gebied niet. Ook kan een deel van een vergunninggebied als overloopgebied worden aangewezen om de parkeerdruk binnen één vergunninggebied te verdelen.
Lid 2. Indien er een samenloop is van verschillende wachtlijsten dan is de datum van plaatsing op de wachtlijst bepalend voor de volgorde.
Lid 1. Om het betaald parkeren geen belemmering te laten vormen voor de sportverenigingsstructuur kunnen niet-commerciële sportverenigingen op basis van dit artikel in aanmerking komen voor een sportverenigingvergunning.
Het kan zijn dat een sportvereniging niet gevestigd is in het vergunninggebied waarvoor de vergunning wordt gevraagd. Indien de betreffende sportvereniging kan aantonen (door middel van bijvoorbeeld een contract) dat haar leden in hoofdzaak gebruik maken van een sportaccommodatie (bijvoorbeeld de Jaap Edenbaan) in een bepaald vergunninggebied mag een sportverenigingvergunning verleend worden.
Lid 1. De rechtspersoon kan bijvoorbeeld in een huishoudelijk reglement - zelf bepalen hoe de vergunningen binnen het volkstuincomplex worden verdeeld.
Lid 1. Onder huisarts of verloskundige wordt verstaan degene die op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gerechtigd is die titel te mogen voeren maar tevens ook degene die nog in opleiding is voor huisarts of verloskundige. Voorwaarde is wel dat zij zodanig gevorderd zijn in hun opleiding dat zij reeds zelfstandig diensten draaien en daarbij gebruik maken van een eigen auto. Voorts wordt onder huisarts of verloskundige ook hun waarnemer verstaan, mits de waarnemer voor een langere periode werkzaam is in de praktijk of de waarnemer aangesloten is bij de waarnemerscentrale van Amsterdam.
Lid 2. De hulpverlener die slechts incidenteel zorg of hulp aan huis verleent, komt niet voor de vergunning in aanmerking. Met wisselende plaatsen wordt bedoeld het verlenen van hulp of zorg op wisselende plaatsen op één dag of gedurende één dienst.
Lid 4. De criteria voor de lijst sluiten nauw aan bij het tweede lid, onder b. Daarbij wordt gelet op de aard van de werkzaamheden en de frequentie van de verleende zorg of hulp.
Tandartspraktijken of praktijken voor fysiotherapie komen slechts in aanmerking om op de lijst te worden geplaatst, indien aangetoond is dat de patiënten uitsluitend of in overwegende mate niet op het praktijkadres komen.
De milieuparkeervergunning is bedoeld om bewoners en bedrijven te stimuleren schonere motorvoertuigen te kopen. De eisen voor een milieuparkeervergunning worden in een nadere regeling vastgesteld, zodat snel kan worden geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan eisen met betrekking tot de euronorm en energielabel.
Tot 1 januari 2015 waren artikel 16 lid 4 en artikel 17 lid 4 niet van toepassing op milieuparkeervergunningen voor elektrische voertuigen waarvoor voor 1 april 2011 een oplaadpunt is aangevraagd. Deze bepaling is per 1 januari 2016 geschrapt, omdat de overgangsregeling op 1 januari 2015 is uitgewerkt.
Lid 1. Voor maatschappelijke vergunningen geldt geen vergunningenplafond. In de stad dienen voldoende zorginstellingen, scholen en politiebureaus aanwezig te zijn. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het voor deze sectoren ongewenst dat een personeelstekort kan ontstaan doordat werknemers hun werkplek moeilijk kunnen bereiken vanwege een wachtlijst voor parkeervergunningen. In de nadere regels kan worden bepaald aan welke van de genoemde sectoren de maatschappelijke vergunning verleend wordt.
Lid 3. Het gaat in dit artikel om een parkeervergunning voor professionele autodeelorganisaties, niet om autodelen binnen de privékring van familie, kennissen of anderszins.
De stadsbrede autodeelvergunning is geïntroduceerd om deelautoaanbieders te stimuleren milieu-innovatieve auto's in te zetten. Het college stelt vast wat onder milieu-innovatie auto's wordt verstaan.
Lid 1. Objectieve wijze houdt in dat men een verklaring kan overleggen van een zorgorganisatie. In de Wet toetreding zorgaanbieders wordt bepaald welke organisaties gezien worden als zorginstelling. Indien men beschikt over een indicatie voor bijvoorbeeld thuiszorg of een verpleeghuis kan met overlegging van die indicatie worden volstaan;
Lid 2. Ook mantelzorgers van buiten Amsterdam komen in aanmerking.
Lid 1. Het kenteken van het voertuig moet op naam staan van de vergunninghouder of zijn of haar huisgenoot.
Lid 2: De GA-parkeervergunning met wisselend kenteken is bedoeld voor het vervoeren van de vergunninghouder en om mantelzorgers te laten parkeren bij de woning van de vergunninghouder. De vergunning is niet bedoeld voor gebruik door professionele zorg-of dienstverleners.
Deze vergunning is niet bedoeld als aanvulling op, of vervanging van bedrijfsparkeervergunningen en maatschappelijke parkeervergunningen van de instelling.
De vergunning is niet bedoeld voor gebruik door professionele zorg-of dienstverleners.
Een kraskaartvergunning geeft gehandicapten en bewoners ouder dan 65 jaar het recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren in het vergunninggebied van het adres van de vergunninghouder.
Lid 1. Een medische indicatie kan bestaan uit een verklaring van de huisarts of uit een verklaring van een andere professionele instantie .
Een bezoekersvergunning geeft een bewoner het recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren in het vergunninggebied van de bewoner. Uren die niet zijn gebruikt kunnen niet worden meegenomen naar het volgende kwartaal. Buiten de Ring A10 en in stadsdeel Noord kan het gereduceerde tarief op nihil worden vastgesteld.
Lid 1. Een belanghebbendenvergunning is geen fiscale parkeervergunning. Het is een vergunning op grond van de verkeerswetgeving, waarvoor leges worden geheven. De vergunning kan ook voor een beperkte tijd (bijvoorbeeld alleen overdag) worden verleend.
Lid 2. Door middel van het plaatsen van het bord E9 kunnen één of meer parkeerplaatsen worden toegewezen aan specifieke groepen van weggebruikers. Daarmee is tegelijkertijd een parkeerverbod van kracht voor ieder ander die niet beschikt over een vergunning voor die belanghebbendenparkeerplaats(en). Ingevolge de Wegenverkeerswet 1994 kunnen bij het verkeersbord E9 onderborden worden aangebracht ter aanduiding van de werkingstijden, de wijze van parkeren, de dagen of uren waarop parkeren verboden is, het vergunninggebied en de vergunningcategorie waarvoor de belanghebbendenparkeerplaatsen zijn bestemd. Indien een belanghebbendenvergunning op kenteken dan wel met wisselend kenteken wordt verleend en recht geeft op het parkeren op één in de vergunning omschreven parkeerplaats, wordt onder het bij die parkeerplaats behorende verkeersbord E9 een onderbord aangebracht met vermelding van het kenteken of een code.
Lid 4. De belanghebbende die in ieder geval op de lijst worden opgenomen betreffen de hulpverleners in de eerstelijns zorg (huisartsen en verloskundigen) en de autodeelorganisaties.
Lid 1. De minuten-, dag-, dagdeel-, avond- of nachtparkeerrechten kunnen door iedereen worden aangeschaft.
Lid 4. Maximaal elke twee jaar moet de belanghebbendenvergunning en de kraskaartvergunning voor gehandicapte bewoners opnieuw worden aangevraagd. Daarna kan de vergunning stilzwijgend worden verlengd of kan getoetst worden of nog voldaan wordt aan de voorwaarden tot afgifte van de vergunning.
Lid 6. Met tijdig wordt bedoeld voor ingangsdatum van de nieuwe vergunningperiode. Indien ook op een herinnering niet wordt gereageerd, dan vervalt de vergunning zonder nader bericht
Lid 8. De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de tijd dat de mantelzorg nodig is en daadwerkelijk plaatsvindt. Daarom wordt periodiek getoetst of nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan.
Lid 4. Op basis van deze bepaling kan de geldigheid van de parkeervergunningen beperkt worden naar plaats gedurende bepaalde tijden om de bereikbaarheid te verhogen door lang parkeren met een parkeervergunning te beperken. De tijdelijke parkeerrechten genoemd in artikel 26 zijn in dat geval wel geldig.
Lid 6. Om uitvoering te geven aan het Parkeerplan Amsterdam kunnen de in nadere regels aangeduide vergunninghouders hun parkeervergunning gebruiken om te parkeren in parkeergarages.
Lid 2. Indien men bijvoorbeeld met dagparkeerrecht parkeert om 13.00 uur, dan is dat parkeerrecht maximaal geldig tot 13.00 uur de volgende dag. Er worden ook dagparkeerrechten uitgegeven die geldig zijn tot 19.00 uur en tot 21.00 uur van de dag van aanvang van het parkeren. Het dagparkeerrecht is dan niet 24 uur geldig. Bij de registratie van het dagparkeerrecht wordt de geldigheidsduur duidelijk aangegeven.
Lid 4. De blokken kunnen afwijken van de bloktijden in artikel 3. De openingstijden van bijvoorbeeld winkels lopen immers niet synchroon met de bloktijden.
Lid 2. In dit artikel zijn de milieueisen aan motorvoertuigen opgenomen voortvloeiend uit het maatregelenpakket ‘Schone lucht voor Amsterdam: op weg naar uitstootvrij 2025’. Raadsbesluit 22 juni 2016 (Gemeenteblad 2016 nr. 117373). In navolging van de regelgeving omtrent milieuzones zijn in dit artikel de toetsingscriteria van de ‘schoner parkeren regeling’ voor het verkrijgen van een parkeervergunning gelijkgesteld aan de criteria voor de milieuzone. In plaats van de DET-regel (Datum Eerste Toelating) wordt de Europese emissiestandaard en klasseaanduiding gehanteerd. Zie tevens de toelichting op artikel 46.
Lid 5 en 6 zijn toegevoegd om het mogelijk te maken een overgangsregeling in te stellen bij de introductie van de milieuparkeervergunning, dan wel indien het aantal te verlenen milieuparkeervergunningen wordt verhoogd. Zonder een dergelijke overgangsregeling zou de wachtlijst voor bewoners- en bedrijfsvergunningen (indien aanwezig) wellicht lange tijd niet door kunnen stromen.
In dit artikel is de zogenoemde spijtoptantenregeling opgenomen.
Indien iemand al een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners heeft en naar een ander vergunninggebied verhuist kan de vergunning niet "meeverhuizen". Een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is immers op grond van artikel 28 alleen geldig in het vergunninggebied waarvoor ze is verleend. Op basis van het vijfde lid wordt rekening gehouden met de tijd waarover de bewoner voorafgaande aan zijn verhuizing reeds over een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners beschikte of reeds op de wachtlijst heeft gestaan voor een bewonersvergunning. In een dergelijk geval is niet alleen de datum van ontvangst van de volledige aanvraag bepalend voor de plaats op de wachtlijst, doch tevens de datum waarop de bewoner een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners is verleend voor het vergunninggebied waar hij eerst woonde of de datum waarop de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst voor een bewonersvergunning, dan wel milieuparkeervergunning voor bewoners in het vergunninggebied waar hij vandaan komt. Met "de vorige bewonersvergunning" wordt ook bedoeld de bewonersvergunning die de bewoner direct voorafgaande zijn verhuizing bezat en met "de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst" is bedoeld de datum van plaatsing op de wachtlijst voor een bewonersvergunning in het vorige woongebied.
Iemand die wachttijd meeverhuist en daardoor bovenaan de wachtlijst terecht komt, krijgt terstond een vergunning.
Lid 2 onder b. Er kunnen zich in de praktijk situaties voor doen dat een motorrijtuig groter is dan de omvang van één parkeerapparatuurplaats. In dat geval is het toegestaan meer dan één parkeerplaats in beslag te nemen zonder dat daarvoor extra parkeerbelasting voldaan hoeft te worden.
Lid 2 onder f. Een nulplafond wordt ingesteld met het oogmerk om geen parkeervergunningen te verlenen voor parkeren op straat. Parkeervergunningen die zijn verleend voordat het nulplafond werd ingesteld, moeten daarom kunnen worden ingetrokken. Daarvoor wordt een overgangsregeling getroffen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de vergunninghouders en specifieke omstandigheden met betrekking tot het betreffende vergunningengebied.
Doordat de vergunning vervalt na het verstrijken van de geldigheidsduur, hoeft geen besluit tot intrekking van de vergunning te worden genomen.
Voor parkeren op de in dit artikel genoemde categorieën parkeerplaatsen wordt geen parkeerbelasting geheven.
Dit artikel maakt het mogelijk om, in gevallen waarin toepassing van deze verordening (gegeven het doel en de strekking van deze verordening) een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.
Het is denkbaar, dat onder bepaalde condities experimenten op het gebied van parkeren kunnen plaatsvinden. Soms is het daarvoor nodig om de werking van bepalingen van de verordening buiten werking te stellen. In dat geval kan het college daartoe besluiten voor de duur van het experiment.
Bedrijfsvergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening 1996 zijn krachtens deze verordening slechts geldig in één gebied, namelijk het vergunninggebied waarin het bedrijf is gesitueerd.
Lid 5, 6 en 7. ‘Schone lucht voor Amsterdam: op weg naar uitstootvrij 2025'. De milieueisen gelden voor alle nieuwe vergunningaanvragen na 1 april 2017. Voor alle uitgegeven vergunningen of aanvragen die op de wachtlijst zijn geplaatst, gelden de milieueisen pas bij een kentekenwijziging. Bewoners van gebieden waar pas na 1 april 2017 betaald parkeren wordt ingevoerd, vallen ook niet onder de milieueisen als zij kunnen aantonen dat zij op het moment van het invoeren van betaald parkeren al over het motorvoertuig beschikten dat niet aan de leeftijdseisen voldoet. Per 2020 wordt toegang tot milieuzones op grond van landelijke regelgeving gebaseerd op de Europese emissiestandaard EUROnorm. De milieueisen worden geformuleerd op deze EUROnorm.
De voormalige gemeente Weesp kende geen milieuzone of andersoortige regeling waarbij voertuigen aan bepaalde milieunormen moesten voldoen voor het verkrijgen van een parkeervergunning. Door het opnemen van de vergunninggebieden van stadsgebied Weesp in de overgangsbepaling van lid 5, wordt voorkomen dat aanvragers en vergunninghouders in Weesp zonder daartoe strekkend beleid met milieueisen worden geconfronteerd.
Lid 8. 'Nota Parkeernormen Auto', vastgesteld op 8 juni 2017. Met deze bepaling wordt uitvoering gegeven aan het amendement herhuisvesters. Het betreft een regeling voor houders van een parkeervergunning die vanwege stedeleijke vernieuwing (sloop- nieuwbouw / renovatie) gedwongen moeten verhuizen en bij terugkeer niet meer in aanmerking komen voor een parkeervergunning vanwege de invoering van een nulplafond maar ook niet kunnen beschikken over een stallingsplaats.
Lid 9. Dit lid geeft invulling aan de overgangsregeling dat bestaande bewoners bij de start van het nieuwe regime een tweede vergunning mochten aanschaffen. Om te voorkomen dat bewoners geruime tijd na de invoering nog steeds van deze regeling gebruik maken, is opgenomen dat de tweede vergunning voor 1 juli 2021 moet zijn aangevraagd. Bewoners die binnen deze termijn een tweede vergunning hebben aangevraagd, kunnen deze later wel verlengen. Na genoemde termijn kunnen geen nieuwe tweede vergunningen meer worden aangevraagd.