Organisatie | Súdwest-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2013 |
Citeertitel | Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
geen
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-01-2013 | 01-01-2013 | 27-06-2014 | nieuwe regelgeving | 13-12-2012 | geen. |
De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 november 2012;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
overwegende dat een juridisch kader nodig is voor het verlenen van parkeervergunningen en - ontheffingen die in verschillende kernen van de gemeente worden verleend.;
Afdeling I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;
c. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
d. houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;
e. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
f. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;
g. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:
i. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 , of
ii. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
h. parkeerverbodszoneplaats: een parkeerplaats waar een parkeerverbod geldt die:
i. is aangeduid met bord E1 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
ii. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
i. parkeerschijfzoneplaats: een parkeerplaats die is voorzien van een blauwe streep, waar het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts is toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf;
j. vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;
k. ontheffing: een door het college verleende ontheffing op grond van artikel 87 van het RVV krachtens welke het wordt toegestaan te parkeren bij een parkeerverbodszoneplaats (art. 62, verkeersteken E1) of een parkeerschijfzoneplaats zonder dat het motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf (art. 25 van het RVV);
l. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;
m. ontheffinghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend;
n. autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;
o. autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.
Afdeling II PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN
Een vergunning kan worden verleend aan:
a. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);
b. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);
c. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die eigenaar is van een zelfstandige recreatiewoning in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie III);
d. een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie IV).
Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie IV kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.
Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:
a. op verzoek van de vergunninghouder;
b. wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;
c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;
d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen of wordt gewijzigd;
e. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;
f. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
g. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;
Afdeling III PLAATSEN VOOR ONTHEFFINGHOUDERS, ONTHEFFINGEN EN ONTHEFFINGBEWIJZEN
Een ontheffing kan worden verleend aan:
a. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn (categorie I);
b. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);
c. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die eigenaar is van een zelfstandige recreatiewoning in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn (categorie III);
d. een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn (categorie IV).
Het college kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een ontheffing voor categorie IV kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.
Het college kan een ontheffing intrekken of wijzigen:
a. op verzoek van de ontheffinghouder;
b. wanneer de ontheffinghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend;
c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de ontheffing;
d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van ontheffingen komt te vervallen of wordt gewijzigd;
e. wanneer de ontheffinghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn ontheffing heeft voldaan;
f. wanneer de ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften;
g. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;
Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:
b. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunningsbewijs;
c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.
Het is ontheffinghouders verboden gedurende de tijden waarop ontheffing is verleend voor het parkeren bij parkeerverbodszoneplaatsen en parkeerschijfzoneplaatsen aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:
b. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven ontheffingsbewijs;
c. in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften.
Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.