Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening cultuurhistorie 2008 |
Citeertitel | Verordening cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidies |
Geen
Woningwet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-04-2008 | 01-10-2010 | Onbekend | 20-03-2008 Trompetter, 16-04-2008 | Gemeenteblad 2008/... |
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
gemeentelijk stads- of dorpsgezicht:
monument als bedoeld lid 1 onder a2, waarbij sprake is van een groep van zaken en/of terreinen die van algemeen belang zijn wegens haar schoonheid, onderlinge ruimtelijke en/of structurele samenhang, dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en die overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 5 van deze verordening als zodanig is aangewezen;
gemeentelijk archeologisch monument:
monument als bedoeld lid 1 onder a2, waarbij sprake is van een groep van zaken en/of terreinen die van algemeen belang zijn wegens haar archeologische, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en die overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 8 van deze verordening als zodanig is aangewezen;
onroerend monument, als bedoeld lid 1 onder a1, waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als in zijn ruimtelijke context markante (bouw)historische kenmerken vertoont, dan wel een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur van zijn directe omgeving en dat overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 8 van deze verordening als zodanig is aangewezen
de door de gemeenteraad ingestelde commissie, als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Monumentenwet 1988, met als taak om het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid in het algemeen. De taken, samenstelling benoeming, ontslag en werkwijze van de commissie is verder beschreven en geregeld in de verordening “Monumentencommissie 2001”, welke op 21 november 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld.
een onafhankelijk en deskundig onderzoek naar
- de architectonische, bouwhistorische, wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van rijksmonument of een gemeentelijk monument;
- de esthetische kwaliteiten, de ruimtelijk (bouw)historische kenmerken alsmede de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een beeldbepalend pand of gemeentelijk stads- of dorpgezicht;
- de esthetische kwaliteiten, de natuurhistorische of landschappelijke waarden alsmede de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gemeentelijke groen- of landschapsmonument; of
- de mogelijke aanwezigheid van archeologische relicten in de bodem.
Gebiedsgerichte welstandscriteria en/of een beeldkwaliteitplan een ruimtelijk toetsingskader, waarin een beschrijving van de cultuurhistorische en ruimtelijke kenmerken van het gebied zijn opgenomen met de daaraan gekoppeld de voorschriften (zoals architectonische en stedenbouwkundige randvoorwaarden) voor (her)inrichting en wijziging van het gebied. De gebiedsgerichte welstandscriteria en/of een beeldkwaliteitplan maken onderdeel van de welstandsnota als bedoeld in de artikel 12 en 12a van de Woningwet.
Artikel 2.1 De aanvraag voor het wijzigen van een rijksmonument
Indien de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 lid 2 van de Monumentenwet 1988 betrekking heeft op andere wijzigingen dan de wijzigingen bedoeld in het vorige lid, moet het ingevulde aanvraagformulier en de aanvraag vergezeld gaan van bescheiden waaruit zowel de bestaande toestand als de toestand na wijziging voldoende duidelijk blijkt, alsmede een motivatie van de gekozen oplossing.
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Hoofdstuk 3 Rijksbeschermde Stads- en Dorpsgezichten
Artikel 3.1 De aanvraag voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht
Indien het af te breken bouwwerk naar oordeel van de Monumentencommissie cultuur- of bouwhistorische waarden bevat, kan college van burgemeester en wethouders een onderzoek (sloopdocumentatie) van de aanvrager verlangen waarin het te slopen object is gedocumenteerd. De diepgang van dit onderzoek is afhankelijk van de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Hoofdstuk 4 Gemeentelijke Monumenten
Paragraaf 1 De aanwijzing als gemeentelijk monument.
Artikel 4.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Met ingang van de datum waarop de mededeling, als bedoeld in artikel 4.1 lid 2 of 4.2 lid 6 aan belanghebbenden is toegezonden, totdat het monument is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 9.1, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 4.4 tot en met 4.6 van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van een gemeentelijk monument
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Artikel 4.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op of het beroep is beslist.
Hoofdstuk 5 Gemeentelijke Stads of Dorpsgezichten
Paragraaf 1 De aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.
Artikel 5.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijk wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Met ingang van de datum waarop de mededeling bedoeld in artikel 5.1 lid 2 of artikel 5.2 lid 5 is gedaan tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 9.1, plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht niet wordt ingeschreven in het register, zijn de artikelen 5.4 tot en met 5.6 van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging van een gemeentelijk stads- of dorpsgezichten
Artikel 5.5 De aanvraag om het wijzigen van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht
Indien de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5.4 lid 2, betrekking heeft op andere wijzigingen dan de wijzigingen bedoeld in het vorige lid, moet het ingevulde aanvraagformulier en de aanvraag vergezeld gaan van bescheiden waaruit zowel de bestaande toestand als de toestand na wijziging voldoende duidelijk is aangegeven, alsmede een motivatie van de gekozen oplossing.
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Artikel 5.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.
Hoofdstuk 6 Gemeentelijke Groen- en Landschapsmonumenten
Paragraaf 1 De aanwijzing tot gemeentelijk groen- of landschapsmonument.
Artikel 6.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke meidia en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Indien het ontwerp-besluit betrekking heeft op een beperkt aantal objecten en percelen, wordt het ontwerp besluit voorafgaande aan de terinzagelegging toegezonden aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker
Met ingang van de datum waarop de mededeling bedoeld in artikel 6.1 lid 2, artikel 6.2 lid 5 en/of artikel 6.2 lid 6 is gedaan tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 9.1, plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het groen- of landschapselement niet wordt ingeschreven in het register, zijn de artikelen 6.4 tot en met 6.6 van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging van een gemeentelijk groen- of landschapsmonument
Voor zover door de gemeenteraad geen beschermend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 6.3a is vastgesteld, is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders: a. een beschermd gemeentelijk groenmonument te kappen, te verplaatsen, te snoeien of in enig opzicht te wijzigen op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; b. een beschermd gemeentelijk landschapsmonument in enig opzicht te wijzigen of grondwerkzaamheden te verrichten die het monument kunnen ontsieren of in gevaar kunnen brengen.
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Artikel 6.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.
Hoofdstuk 7 Gemeentelijke Archeologische Monumenten
Paragraaf 1 De aanwijzing van gemeentelijke archeologische monumenten
Artikel 7.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Met ingang van de datum waarop de mededeling, als bedoeld in artikel 7.1 lid 2 of 7.2 lid 6 aan belanghebbenden is toegezonden, totdat het monument is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 9.1, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 7.4 tot en met 7.6 van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging van gemeentelijke archeologische monumenten
Artikel 7.5 De aanvraag om vergunning voor het wijzigen van een archeologisch monument
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Artikel 7.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag om vergunning
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.
Hoofdstuk 8 Beeldbepalende Panden
Paragraaf 1 De aanwijzing van een beeldbepalend pand
Artikel 8.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
a.Met ingang van de datum waarop de mededeling, als bedoeld in artikel 8.1 lid 2 of 8.2 lid 6 aan belanghebbenden is toegezonden, totdat het beeldbepalende pand is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 9.1, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 8.4 tot en met 8.6 van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van een beelbepalend pand
Voor zover door de gemeenteraad geen beeldkwaliteitplan en/of gebiedsgerichte welstandscriteria als bedoeld in artikel 8.3a zijn vastgesteld, is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders een beeldbepalend pand te herstellen of in enig opzicht te wijzigen;
Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.
Artikel 8.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag
Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op of het beroep is beslist.
Hoofdstuk 9 De registratie, Wijziging en Intrekking
Paragraaf 1 De registratie, wijzing en intrekking van de aanwijzing
Artikel 9.2 Wijzigen van de aanwijzing
Indien de wijziging naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft de overeenkomstige toepassing van lid 2 van dit artikel achterwege, en beslist het college van burgemeester en wethouders binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag.
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
de voorschriften door het college van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in 4.4, 5.4, 6.4 of 7.4 of 8.4 van deze verordening;
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Hoofdstuk 11 Slot- en Overgangsbepalingen
Artikel 11.2 Opsporingsbevoegdheid
De opsporing van de in artikel 4.4, 5.4, 6.4, 7.4 of 8.4 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen (desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker) te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad der gemeente Sittard-Geleen, gehouden op 20 maart 2008,
de voorzitter
de griffier
TOELICHTING VERORDENING CULTUURHISTORIE SITTARD-GELEEN 2008
Bij het opstellen van deze verordening zijn de “Aanwijzingen voor de regelgeving” van het Ministerie van Justitie en de VNG-publicatie “Gemeente en regelgeving” in aanmerking genomen.
De basis voor deze verordening vormt de model-verordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De methodiek van de VNG-verordening is echter voor een deel verouderd.
In thans voorliggende nieuwe verordening is de rechtszekerheid van de aanvrager beter gewaarborgd, doordat de te volgen procedures, termijnen en in te dienen bescheiden duidelijk in de verordening zijn beschreven. Daarnaast zijn in de model-verordening van de VNG nogal wat verwijzing aanwezig. Om de verordening voor de burger toegankelijker en leesbaarder te maken zijn de verwijzingen zoveel mogelijk uit de verordening gehaald. In de nieuwe verordening worden de verschillende onderwerpen per hoofdstuk behandeld. Hierdoor hoeft de lezer niet meer door de verordening te bladeren.
Eveneens is aandacht besteed aan deregulering. Er is gekozen om de bescherming van cultuurhistorisch erfgoed waar mogelijk te beschermen met bestaande instrumenten zoals het bestemmingsplan en welstandsbeleid. Zodra een beschermd bestemmingsplan en/of beschermde welstandscriteria zijn vastgesteld kan worden volstaan met een aanvraag om bouwvergunning en behoeft geen afzonderlijke monumentenvergunning meer te worden gevraagd. Dit betekent een administratieve lastverlichting voor zowel de burger als de gemeentelijke organisatie. Daarnaast zijn de vergunningprocedures afgestemd op de Monumentenwet, waardoor eenduidigheid in regelgeving ontstaat.
De inschakeling van de monumentencommissie blijft geregeld in de separate verordening “Monumentencommissie Sittard-Geleen 2001”. Dit houdt verband met het feit dat in 2009 de Monumentenwet zal worden aangepast waarbij het verplichte advies van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten voor het merendeel komt te vervallen. Hiervoor in de plaats dient de deskundige inbreng via de Monumentencommissie te worden zeker gesteld.. Hierbij valt volgens een recent verschenen circulaire te denken aan een commissie die tenminste beschikt over de deskundigheid op het gebied van archeologie, cultuurhistorie, bouw-/architectuurhistorie, restauratie en landschap/stedenbouw. In dit kader zal het noodzakelijk om te zijner tijd de samenstelling van de commissie tegen het licht te houden. Naast monumentenzorg zullen ook de disciplines (historische) stedenbouw en landschap in de commissie vertegenwoordigd moeten zijn. Eveneens is op dit moment een discussie gaande over de mogelijke samenvoeging van de Monumentencommissie en de Welstandscommissie tot één commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Doordat de samenstelling van de commissie geregeld blijft in de verordening “Monumentencommissie Sittard-Geleen 2001” behoeft te zijner tijd alleen deze verordening te worden aangepast en behoeft de verordening “Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008” niet meer te worden aangepast.
De hoofdstukken 1, 2 en 4 alsmede 9 t/m 11 zijn grotendeels ontleend aan de VNG-verordening. Het betreft de onderdelen:
24. de verwijzing naar het vergunningenstelsel voor beschermde rijksmonumenten
25. De aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten
26. De bepalingen omtrent registratie, wijzing en intrekking
27. De schadevergoedingsregeling
28. De straf- en overgangsbepalingen
Deze hoofdstukken zijn waar wenselijk aangepast aan recente ontwikkelingen en regelgeving (zoals o.a. de Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht en jurisprudentie). De wijzigingen ten opzichte van de VNG-verordening zijn in de bijgevoegde artikelsgewijze toelichting van de verordening aangegeven en gemotiveerd.
Daarnaast is de VNG-verordening aangevuld met:
Gemeentelijk beschermde stads- dorpsgezichten:
Tot voor enkele jaren geleden beperkte de gemeentelijke monumentzorg zich tot bescherming van individuele objecten. Gemeentelijke monumenten kunnen echter niet los worden gezien van hun omgeving. Het gemeentelijke monument is vaak ingebed in een historische context of structuur welke eveneens waarde bezit. Het vorenstaande heeft ertoe geleid dat in toenemende mate aandacht wordt besteed aan de omgeving van het monument en de gebiedsgerichte monumentenzorg. Indien de cultuurhistorische waarde haar grond vindt in het totaal van een gebied en veel minder in het individuele monument of complex en het gebied met name een lokale betekenis heeft, kan de gemeenteraad overgaan tot het aanwijzen van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten. De aanwijzing is een instrument om de algehele cultuurhistorische waarde van een gebied te beschermen. Voor wat betreft de procedure is aansluiting gezocht bij de aanwijzing en registratie van individueel beschermde monumenten.
De (uiteindelijke) bescherming van stads- en dorpsgezichten vindt plaats op basis van het bestemmingsplan met hieraan gekoppeld een beeldkwaliteitplan. Zolang voor het aangewezen stads- of dorpsgezicht geen bestemmingsplan is vastgesteld, geldt op grond van de monumentenverordening een vergunningstelsel voor wijzigingen in het beschermde gezicht. Het bestemmingsplan moet de basis bieden voor het beschermen van de structuurbepalende delen van het betreffende gebied. Deze structuurbepalende delen worden benoemd in de beschrijving van het beschermd stads- of dorpsgezicht. De beeldkwaliteit van het beschermde gezicht wordt verankerd in een aan het bestemmingsplan gekoppeld beeldkwaliteitplan, waarin (gebiedsgerichte) welstandcriteria voor de beoordeling van bouwaanvragen als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet zijn opgenomen. Door de gekozen methodiek kan bij bouwinitiatieven in het stads- of dorpsgezicht over het algemeen worden volstaan met een bouwvergunning en behoeft geen afzonderlijke vergunning te worden gevraagd voor het wijzigen van het beschermde gezicht. Het juridische instrumentarium in de monumentenverordening verliest hierdoor zijn werking. De aanwijzing tot beschermd gezicht brengt echter ook een belangrijk psychologische effect met zich mee; hierdoor ontstaat zowel bij de burger als de ambtelijk organisatie het bewustzijn dat behoedzaam met het gebied moet worden omgegaan.
Gemeentelijk beschermde groen- en landschapsmonumenten:
De bescherming van groen- en landschapelementen is een betrekkelijk nieuw fenomeen. Er is echter ook landelijk steeds meer aandacht voor het cultuurlandschap en cultuurhistorisch waardevolle groenelementen. Historisch waardevolle bomen en groenelementen zijn belangrijk voor de belevingswaarde en identiteit van de omgeving. De bescherming van historisch waardevolle bomen is geregeld in de specifieke bepalingen (kapverordening) van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De gemeentelijke kapverordening biedt echter geen bescherming aan andere natuurhistorisch en cultuurhistorisch waardevolle groenelementen, zoals hoogstamboomgaarden, houtwallen, haagbeplanting, historische terrein- en erfafscheidingen, historische erfbeplantingen en tuin- of parkaanleggen. Om ook dit cultuurhistorische erfgoed voor het nageslacht te behouden voorziet deze verordening in de mogelijkheid tot het aanwijzen van groenelementen.
De bescherming van landschapselementen is een nieuw onderdeel van de gemeentelijke monumentenzorg. Dit komt voort uit het feit dat ook landelijk steeds meer aandacht is ontstaan voor het behoud van het cultuurlandschap, hetgeen o.a. blijkt uit de nieuwe naam van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten. Vanwege de aandacht voor het cultuurlandschap zijn veel gemeenten overgegaan tot het ontwikkelen van landschapsbeleidsplannen. In een landschapsbeleidsplan kunnen echter alleen doelstellingen worden geformuleerd met betrekking tot de instandhouding van deze waardevolle landschapselementen. Een landschapsbeleidsplan biedt echter geen juridische bescherming voor de instandhouding van deze waardevolle elementen. Deze bescherming zal uiteindelijk plaatsvinden in het bestemmingsplan. Door groen- en landschapsmonumenten op te nemen in deze verordening bestaat echter de mogelijkheid om vooruitlopende op de herziening van het bestemmingplan een voorbescherming te realiseren voor de meest waardevolle landschapselementen. Zodra het bestemmingplan onherroepelijk is, wordt de bescherming overgenomen door het bestemmingsplan en verliest het juridische instrumentarium in de monumentenverordening zijn werking. Evenals bij stads- en dorpsgezichten brengt de aanwijzing van groen- en landschapsmonumenten ook een belangrijk psychologische effect met zich mee; hierdoor ontstaat zowel bij de burger als de ambtelijk organisatie het bewustzijn dat behoedzaam met het gebied moet worden omgegaan.
Gemeentelijke archeologische monumenten
In 1992 is in Valletta het Verdrag van Valletta ('Malta') ondertekend. In dit verdrag zijn op Europees niveau afspraken over archeologie gemaakt. Met het verdrag van Valleta wordt beoogd archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren. Archeologische resten blijven namelijk het beste bewaard in hun oorspronkelijke context. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat ons nageslacht met toekomstig nieuwe technieken bij opgravingen meer informatie over ons verleden kan achterhalen. De afspraken van het Verdrag van Valetta worden gecodificeerd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Dit betekent dat gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en bestemmingsplannen de archeologische waarden zullen moeten meewegen in de integrale belangenafweging. De gemeenteraad zal bij het opstellen van een bestemmingsplan nog meer rekening moeten houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische relicten. Ter bescherming van het archeologische bodemarchief wordt in deze verordening de mogelijkheid geboden om gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen. Als gemeentelijke archeologisch monument komen bekende archeologische relicten in aanmerking die weliswaar niet van nationaal belang zijn, maar wel een beeld geven van de plaatselijke ontwikkelingen, historie en geschiedenis en daarmee beschermenswaardig zijn.
Een beeldbepalend pand is een object waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als in zijn ruimtelijke context markante (bouw)historische kenmerken vertoont en vaak een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur. Beeldbepalende panden dragen evenals gemeentelijke monumenten bij aan de beleving en identiteit van de gebouwde omgeving. Met de bescherming van beeldbepalende panden wordt getracht om deze beleving en identiteit van de omgeving in stand te houden.
De (uiteindelijke) bescherming van beeldbepalende panden vindt plaats op basis van welstandsnota als bedoeld in artikel 12 en 12a van de Woningwet. Zolang voor de aangewezen beeldbepalend panden nog geen welstandscriteria zijn vastgesteld, geldt op grond van de monumentenverordening een vergunningstelsel voor wijzigingen van deze beeldbepalende panden. De beeldkwaliteit van de beeldbepalende panden wordt uiteindelijk verankerd de welstandsnota, waarin (gebiedsgerichte) welstandcriteria voor de beoordeling van bouwaanvragen als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet zijn opgenomen. Door de gekozen methodiek kan bij bouwinitiatieven worden volstaan met een aanvraag om bouwvergunning en behoeft geen afzonderlijke monumentenvergunning meer te worden gevraagd. Het juridische instrumentarium in de monumentenverordening verliest hierdoor zijn werking. De aanwijzing tot beeldbepalend pand brengt echter ook een belangrijk psychologische effect met zich mee; hierdoor ontstaat zowel bij de burger als de ambtelijk organisatie het bewustzijn dat behoedzaam met het object moet worden omgegaan.