Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sittard-Geleen

Subsidieverordening cultuurhistorie 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSittard-Geleen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening cultuurhistorie 2008
CiteertitelVerordening cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpsubsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Woningwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-04-200801-10-2010Onbekend

20-03-2008

Trompetter, 16-04-2008

Gemeenteblad 2008/...

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening cultuurhistorie 2008

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      monument:

      • 1.

        een zaak die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap, archeologische, bouwhistorische, natuurhistorische, historisch landschappelijke of cultuurhistorische waarde.

      • 2.

        een terrein of gebied dat van algemeen belang is wegens één of meerdere daar aanwezige zaken als bedoeld onder 1.

    • b.

      rijksmonument:

      monument dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en is ingeschreven in het ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde register;

    • c.

      rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht, dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en is ingeschreven in het ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde register;

    • d.

      gemeentelijk monument:

      onroerend monument, als bedoeld lid 1 onder a1, dat overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 4 van deze verordening als zodanig is aangewezen;

    • e.

      gemeentelijk stads- of dorpsgezicht:

      monument als bedoeld lid 1 onder a2, waarbij sprake is van een groep van zaken en/of terreinen die van algemeen belang zijn wegens haar schoonheid, onderlinge ruimtelijke en/of structurele samenhang, dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en die overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 5 van deze verordening als zodanig is aangewezen;

    • f.

      kaart met stads- of dorpsgezichten:

      kaart, die onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke monumentenlijst, waarop de overeenkomstig deze verordening aangewezen dorpsgezichten zijn aangegeven;

    • g.

      gemeentelijk groen- of landschapsmonument:

      monument als bedoeld lid 1 onder a, dat overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 6 van deze verordening als zodanig is aangewezen;

    • h.

      kaart met groen- of landschapsmonumenten:

      kaart, die onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke monumentenlijst, waarop de overeenkomstig deze verordening aangewezen groen- of landschapsmonumenten zijn aangegeven die meerdere kadastrale percelen of grotere gebieden omvatten;

    • i.

      gemeentelijk archeologisch monument:

      monument als bedoeld lid 1 onder a2, waarbij sprake is van een groep van zaken en/of terreinen die van algemeen belang zijn wegens haar archeologische, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en die overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 8 van deze verordening als zodanig is aangewezen;

    • j.

      beeldbepalend pand:

      onroerend monument, als bedoeld lid 1 onder a1, waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als in zijn ruimtelijke context markante (bouw)historische kenmerken vertoont, dan wel een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur van zijn directe omgeving en dat overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 8 van deze verordening als zodanig is aangewezen

    • k.

      gemeentelijke monumentenlijst:

      de lijst waarop de overeenkomstig deze verordening als:

      • -

        gemeentelijk monument,

      • -

        gemeentelijk stads- of dorpgezicht,

      • -

        gemeentelijk groen- of landschapsmonument,

      • -

        gemeentelijk archeologisch monument,

      • -

        beeldbepalende pand aangewezen zaken, terreinen en gebieden zijn geregistreerd;

    • l.

      kerkelijk monument:

      onroerend monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente, parochie of een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

    • m.

      monumentencommissie:

      de door de gemeenteraad ingestelde commissie, als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Monumentenwet 1988, met als taak om het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid in het algemeen. De taken, samenstelling benoeming, ontslag en werkwijze van de commissie is verder beschreven en geregeld in de verordening “Monumentencommissie 2001”, welke op 21 november 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld.

    • n.

      onderzoek:

      een onafhankelijk en deskundig onderzoek naar

      - de architectonische, bouwhistorische, wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van rijksmonument of een gemeentelijk monument;

      of

      - de esthetische kwaliteiten, de ruimtelijk (bouw)historische kenmerken alsmede de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een beeldbepalend pand of gemeentelijk stads- of dorpgezicht;

      of

      - de esthetische kwaliteiten, de natuurhistorische of landschappelijke waarden alsmede de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van een gemeentelijke groen- of landschapsmonument; of

      - de mogelijke aanwezigheid van archeologische relicten in de bodem.

    • o.

      Gebiedsgerichte welstandscriteria en/of een beeldkwaliteitplan een ruimtelijk toetsingskader, waarin een beschrijving van de cultuurhistorische en ruimtelijke kenmerken van het gebied zijn opgenomen met de daaraan gekoppeld de voorschriften (zoals architectonische en stedenbouwkundige randvoorwaarden) voor (her)inrichting en wijziging van het gebied. De gebiedsgerichte welstandscriteria en/of een beeldkwaliteitplan maken onderdeel van de welstandsnota als bedoeld in de artikel 12 en 12a van de Woningwet.

  • 2.

    Aanvragen, besluiten en andere bestuursrechtelijk gehanteerde termen en begrippen in deze verordening zijn bedoeld in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Het gebruik van het monument

  • 1.

    Bij de toepassing van deze verordening wordt, binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan, rekening gehouden met de bestaande en mogelijke toekomstige gebruiksfuncties van monumenten, gebieden of terreinen.

  • 2.

    Voor zover wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding zijn, wordt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing genomen dan in overeenstemming met de eigenaar.

Hoofdstuk 2 Rijksmonumenten

Artikel 2.1 De aanvraag voor het wijzigen van een rijksmonument

  • 1.

    De aanvraag om de vergunning als bedoeld in artikel 11 van de Monumentenwet wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Voor zover de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Monumentenwet 1988 betrekking heeft op bouwactiviteiten moet de aanvraag vergezeld gaan van de onderstaande bescheiden:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      situatietekening van het bouwwerk, schaal 1:1000;

    • c.

      een fotoreportage van: het monument in samenhang met de belendingen en omgeving; het monument op zichzelf; de te wijzigen onderdelen van het monument;

    • d.

      de bestaande toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100. (De bouwkundige hoofdstructuur en eventuele bouwsporen dienen in de tekening te worden aangegeven);

    • e.

      eventueel een straataanzicht van het monument en de belendingen, schaal 1:100/200;

    • f.

      een tekening van de gewenste toestand met hierop een situatie, schaal 1:1000, en de plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100;

    • g.

      principedetails van de te wijzigen onderdelen, schaal 1:5;

    • h.

      een motivatie van de noodzaak van de wijzigingen en de gekozen oplossing.

  • 3.

    Indien de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 11 lid 2 van de Monumentenwet 1988 betrekking heeft op andere wijzigingen dan de wijzigingen bedoeld in het vorige lid, moet het ingevulde aanvraagformulier en de aanvraag vergezeld gaan van bescheiden waaruit zowel de bestaande toestand als de toestand na wijziging voldoende duidelijk blijkt, alsmede een motivatie van de gekozen oplossing.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter beoordeling van de aanvraag een onderzoek van de aanvrager verlangen.

  • 5.

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 6.

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 7.

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 4, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 2.2 Advies Monumentencommissie inzake de vergunning voor het wijzigen van een rijksmonument

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake de aanvraag om het wijzigen van een beschermd rijksmonument en het ingediende plan in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Rijksbeschermde Stads- en Dorpsgezichten

Artikel 3.1 De aanvraag voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De aanvraag om de vergunning als bedoeld in artikel 37 van de Monumentenwet wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 37 van de Monumentenwet 1988 moet vergezeld gaan van de onderstaande bescheiden:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      situatietekening van het bouwwerk, schaal 1:1000;

    • c.

      een fotoreportage van het object in samenhang met de belendingen en omgeving;

    • d.

      een straataanzicht van het object en de belendingen, schaal 1:100 of 1:200

    • e.

      een motivatie van de noodzaak tot geheel of gedeeltelijk sloop van het object.

    • f.

      bewijsstukken waaruit blijkt dat aanvraag om bouwvergunning is gedaan of een bouwvergunning is verleend voor een nieuw bouwwerk op de plaats van het af te breken bouwwerk.

  • 3.

    Indien het af te breken bouwwerk naar oordeel van de Monumentencommissie cultuur- of bouwhistorische waarden bevat, kan college van burgemeester en wethouders een onderzoek (sloopdocumentatie) van de aanvrager verlangen waarin het te slopen object is gedocumenteerd. De diepgang van dit onderzoek is afhankelijk van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

  • 4.

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 5.

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 6.

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 4, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 3.2 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van bouwwerken binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake het geheel of gedeeltelijk afbreken van het object en de ingediende aanvraag in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4

    Bij overschrijding van de in het 2e lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 6

    Indien het college van burgemeester en wethouders niet beslissen binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, is de vergunning van rechtswege verleend.

  • 7

    In afwijking van lid 5 houden burgemeester en wethouders de beslissing op de aanvraag aan, indien voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk bouwvergunning is aangevraagd, doch op de aanvraag niet is beslist.

  • 8

    Het besluit tot aanhouding van de aanvraag dient binnen binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager bekend te worden gemaakt.

  • 9

    De aanhouding duurt totdat onherroepelijk op de aanvraag om bouwvergunning, bedoeld in lid 7, is beslist.

  • 10

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden verbinden die voorkomen dat het beschermde gezicht over een langere periode wordt verstoord door sloopwerkzaamheden in relatie tot stagnatie van de bouwwerkzaamheden voor vervangende bouwwerk.

  • 11

    De aanvraag kan worden geweigerd indien:

    • a.

      blijkt dat geen bouwvergunning kan worden verleend voor het in de plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk.

    • b.

      niet in voldoende mate is zekerheid bestaat dat het bouwwerk waarvoor in de plaats van het te slopen bouwwerk bouwvergunning is verleend binnen afzienbare tijd, ook daadwerk zal worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Gemeentelijke Monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als gemeentelijk monument.

Artikel 4.1. De aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een object aanwijzen tot beschermd gemeentelijk monument.

  • 2

    Indien om aanwijzing is verzocht wordt dit gelijktijdig medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 3

    Voordat het college van burgemeester en wethouders tot aanwijzing overgaat, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een object tot beschermd gemeentelijk monument bepalen dat onderzoek wordt verricht.

  • 5

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1

    Op de aanwijzingsprocedure en het aanwijzingsbesluit is de voorbereidingsprocedure als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert binnen 6 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 6

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging toegezonden aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent de aanwijzing.

  • 8

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 7 genoemde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen, mits de belanghebbenden daarvan binnen de in lid 7 genoemde termijn in kennis zijn gesteld.

Artikel 4.3 Voorbescherming

  • 1.

    Met ingang van de datum waarop de mededeling, als bedoeld in artikel 4.1 lid 2 of 4.2 lid 6 aan belanghebbenden is toegezonden, totdat het monument is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 9.1, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 4.4 tot en met 4.6 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van een gemeentelijk monument

Artikel 4.4 Verbodsbepaling

  • 1

    Het is verboden om een beschermd gemeentelijk monument:

    • a.

      te bekladden, beschadigen of vernielen

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2

    Het is verboden om zonder schriftelijke monumentenvergunning van het college van burgemeester en wethouders, of in strijd met de bij deze vergunning gestelde voorschriften:

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken of te verplaatsen;

    • c.

      een beschermd gemeentelijk monument in enig opzicht te wijzigen;

Artikel 4.5 De aanvraag

  • 1

    De aanvraag om de vergunning als bedoeld in artikel 4.4, lid 2, wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2

    De aanvraag om de vergunning als bedoeld in artikel 4.4, lid 2 dient: vergezeld te gaan van de onderstaande bescheiden:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      situatietekening van het bouwwerk, schaal 1:1000;

    • c.

      een fotoreportage van: - het monument in samenhang met de belendingen en omgeving; - het monument op zichzelf; - de te wijzigen onderdelen van het monument;

    • d.

      de bestaande toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100. (De bouwkundige hoofdstructuur en eventuele bouwsporen dienen in de tekening te worden aangegeven);

    • e.

      eventueel een straataanzicht van het monument en de belendingen, schaal 1:100/200;

    • f.

      een tekening van de gewenste toestand met hierop een situatie, schaal 1:1000, en de plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100;

    • g.

      principedetails van de te wijzigen onderdelen, schaal 1:5;

    • h.

      een motivatie van de noodzaak van de wijzigingen en de gekozen oplossing.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter beoordeling van de aanvraag een onderzoek van de aanvrager verlangen.

  • 4

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 5

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 6

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 4, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 4.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3.

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake de aanvraag om het wijzigen van het beschermd monument en het ingediende plan in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in het 2e lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 8.

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging aan de aanvrager en toegezonden.

  • 9.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om de vergunning.

  • 10.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 9 genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste 13 weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen een termijn van 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 11.

    Indien Burgemeester en Wethouders niet besluiten binnen de beslistermijnen die zijn vermeld lid 9 en 10 wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 12.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op of het beroep is beslist.

Hoofdstuk 5 Gemeentelijke Stads of Dorpsgezichten

Paragraaf 1 De aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

Artikel 5.1 De aanwijzing van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een gebied aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 2

    Indien om aanwijzing is verzocht wordt dit zo spoedig mogelijk op de gebruikelijk wijze via de plaatselijke media bekend gemaakt.

  • 3

    Voordat het college van burgemeester en wethouders tot aanwijzing overgaat, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een stads- of dorpsgezicht bepalen dat een onderzoek wordt verricht.

  • 5

    De aanwijzing kan geen gebied betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 5.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1

    Op de aanwijzingsprocedure en het aanwijzingsbesluit is de voorbereidingsprocedure als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert binnen 6 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijk wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 6

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent de aanwijzing.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 6 genoemde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen.

Artikel 5.3 Voorbescherming

  • 1

    Met ingang van de datum waarop de mededeling bedoeld in artikel 5.1 lid 2 of artikel 5.2 lid 5 is gedaan tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 9.1, plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het gemeentelijke stads- of dorpsgezicht niet wordt ingeschreven in het register, zijn de artikelen 5.4 tot en met 5.6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3a Vaststellen bestemmingsplan

  • 1

    De gemeenteraad stelt ter verdere bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, hetzij per gebied, hetzij als onderdeel van een totaalplan.

  • 2

    In dit bestemmingsplan wordt ter verwezenlijking van de bescherming een aanlegvergunningenstelsel, een beeldkwaliteitplan met gebiedsgerichte criteria voor welstand, dan wel een ander instrument dat actieve bescherming van de aangewezen stads- of dorpsgezichten waarborgt, opgenomen.

  • 3

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie, bepaald in hoeverre het vigerende bestemmingsplan kan worden aangemerkt als beschermend plan in de zin van lid 1.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging van een gemeentelijk stads- of dorpsgezichten

Artikel 5.4 Verbodsbepaling

  • 1

    Het is verboden om een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te verstoren, te beschadigen, te vernielen of te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2

    Het is verboden om zonder schriftelijke monumentenvergunning van het college van burgemeester en wethouders, of in strijd met de bij deze vergunning gestelde voorschriften bouwwerken in of onderdelen van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht af te breken of te verplaatsen.

  • 3

    Voor zover door de gemeenteraad als bedoeld in artikel 5.3a is vastgesteld, is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: in enig opzicht te wijzigen;

Artikel 5.5 De aanvraag om het wijzigen van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1

    De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5.4 lid 2, wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2

    Voor zover de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5.4 lid 2 betrekking heeft op bouwactiviteiten dient de aanvraag vergezeld gaan van de onderstaande bescheiden:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      Situatietekening van het bouwwerk, schaal 1:1000;

    • c.

      een fotoreportage van:

      • -

        het monument in samenhang met de belendingen en omgeving;

      • -

        het monument op zichzelf;

      • -

        de te wijzigen onderdelen van het monument;

    • d.

      de bestaande toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100. (De bouwkundige hoofdstructuur en eventuele bouwsporen dienen in de tekening te worden aangegeven);

    • e.

      eventueel een straataanzicht van het monument en de belendingen, schaal 1:100/200;

    • f.

      een tekening van de gewenste toestand met hierop een situatie, schaal 1:1000, en de plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100;

    • g.

      principedetails van de te wijzigen onderdelen, schaal 1:5;

    • h.

      een motivatie van de noodzaak van de wijzigingen en de gekozen oplossing.

  • 3

    Indien de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5.4 lid 2, betrekking heeft op andere wijzigingen dan de wijzigingen bedoeld in het vorige lid, moet het ingevulde aanvraagformulier en de aanvraag vergezeld gaan van bescheiden waaruit zowel de bestaande toestand als de toestand na wijziging voldoende duidelijk is aangegeven, alsmede een motivatie van de gekozen oplossing.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter beoordeling van de aanvraag een onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1, van de aanvrager verlangen.

  • 5

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 6

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 7

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 5, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 5.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake de aanvraag om het wijzigen van het beschermd monument en het ingediende plan in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 6

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 8

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging aan de aanvrager en toegezonden.

  • 9

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om de vergunning.

  • 10

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 9 genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste 13 weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen een termijn van 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 11

    Indien Burgemeester en Wethouders niet besluiten binnen de beslistermijnen die zijn vermeld lid 9 en 10 wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 12

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.

Hoofdstuk 6 Gemeentelijke Groen- en Landschapsmonumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing tot gemeentelijk groen- of landschapsmonument.

Artikel 6.1 De aanwijzing tot gemeentelijk groen- of landschapsmonument

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een groen- of landschapselement aanwijzen tot beschermd gemeentelijk groen- of landschapsmonument .

  • 2
    • a.

      Indien om aanwijzing is verzocht en de aanwijzing betrekking heeft op een beperkt aantal objecten en percelen, wordt dit gelijktijdig medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

    • b.

      Indien om aanwijzing is verzocht en de aanwijzing betrekking heeft op een groter gebied dat meerdere kadastrale percelen, eigenaren en andere belanghebbenden omvat, wordt dit zo spoedig mogelijk op de gebruikelijk wijze via de plaatselijke media bekend gemaakt.

  • 3

    Voordat het college van burgemeester en wethouders tot aanwijzing overgaat, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve de aanwijzing van een beschermd gemeentelijk groen- of landschapsmonument bepalen dat een onderzoek wordt verricht.

  • 5

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988.

Artikel 6.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1

    Op de aanwijzingsprocedure en het aanwijzingsbesluit is de voorbereidingsprocedure als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert binnen 6 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke meidia en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 6

    Indien het ontwerp-besluit betrekking heeft op een beperkt aantal objecten en percelen, wordt het ontwerp besluit voorafgaande aan de terinzagelegging toegezonden aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent de aanwijzing.

  • 8

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 7 genoemde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen, mits de belanghebbenden daarvan binnen de in lid 7 genoemde termijn in kennis zijn gesteld.

Artikel 6.3 Voorbescherming

  • 1

    Met ingang van de datum waarop de mededeling bedoeld in artikel 6.1 lid 2, artikel 6.2 lid 5 en/of artikel 6.2 lid 6 is gedaan tot het moment dat inschrijving in het register, bedoeld in artikel 9.1, plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het groen- of landschapselement niet wordt ingeschreven in het register, zijn de artikelen 6.4 tot en met 6.6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.3a Vaststellen bestemmingsplan

  • 1

    De gemeenteraad stelt ter verdere bescherming van gemeentelijke groen- en landschapsmonumenten een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, hetzij per gebied, hetzij als onderdeel van een totaalplan.

  • 2

    In dit bestemmingsplan wordt ter verwezenlijking van de bescherming een aanlegvergunningenstelsel dan wel een ander instrument dat actieve bescherming van de aangewezen gemeentelijke groen- en landschapsmonument waarborgt, opgenomen.

  • 3

    Bij het besluit tot aanwijzing van gemeentelijke groen- en landschapsmonumenten wordt door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie, bepaald in hoeverre het ter plekke vigerende bestemmingsplan kan worden aangemerkt als beschermend plan in de zin van lid 1.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging van een gemeentelijk groen- of landschapsmonument

Artikel 6.4 Verbodsbepaling

  • 1

    Het is verboden om een gemeentelijk groen- of landschapsmonument:

    • a.

      te verstoren, te beschadigen of te vernielen;

    • b.

      te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2

    Voor zover door de gemeenteraad geen beschermend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 6.3a is vastgesteld, is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders: a. een beschermd gemeentelijk groenmonument te kappen, te verplaatsen, te snoeien of in enig opzicht te wijzigen op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; b. een beschermd gemeentelijk landschapsmonument in enig opzicht te wijzigen of grondwerkzaamheden te verrichten die het monument kunnen ontsieren of in gevaar kunnen brengen.

Artikel 6.5 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De aanvraag voor de vergunning als bedoeld in artikel 6.4, tweede lid dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      een situatietekening schaal 1:1000 van het terrein c.q. de plaats waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • c.

      bescheiden waaruit zowel de bestaande toestand als de toestand na wijziging voldoende duidelijk blijkt;

    • d.

      een motivatie van de noodzaak van de werkzaamheden en de gekozen oplossing.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter beoordeling van de aanvraag een onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1, lid 1onder m van de aanvrager verlangen.

  • 4.

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 5.

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 6.

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 4, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 6.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake de aanvraag om het wijzigen van het beschermd monument en het ingediende plan in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 6

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 8

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging aan de aanvrager en toegezonden.

  • 9

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om de vergunning.

  • 10

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 9 genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste 13 weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen een termijn van 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 11

    Indien Burgemeester en Wethouders niet besluiten binnen de beslistermijnen die zijn vermeld lid 9 en 10 wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 12

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.

Hoofdstuk 7 Gemeentelijke Archeologische Monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing van gemeentelijke archeologische monumenten

Artikel 7.1.De aanwijzing van gemeentelijke archeologische monumenten

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een terrein aanwijzen tot beschermd archeologisch monument.

  • 2

    Indien om aanwijzing is verzocht wordt dit gelijktijdig medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 3

    Voordat het college van burgemeester en wethouders tot aanwijzing overgaat, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een object tot beschermd gemeentelijk monument bepalen dat onderzoek wordt verricht.

  • 5

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 7.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1

    Op de aanwijzingsprocedure en het aanwijzingsbesluit is de voorbereidingsprocedure als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert binnen 6 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 6

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging toegezonden aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent de aanwijzing.

  • 8

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 7 genoemde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen, mits de belanghebbenden daarvan binnen de in lid 7 genoemde termijn in kennis zijn

Artikel 7.3 Voorbescherming

  • 1.

    Met ingang van de datum waarop de mededeling, als bedoeld in artikel 7.1 lid 2 of 7.2 lid 6 aan belanghebbenden is toegezonden, totdat het monument is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 9.1, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 7.4 tot en met 7.6 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging van gemeentelijke archeologische monumenten

Artikel 7.4 Verbodsbepaling

  • 1

    Het is verboden om een gemeentelijk archeologisch monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2

    Het is verboden om zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders, of in strijd met de bij deze vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd archeologisch monument in enig opzicht te wijzigen of grondwerkzaamheden te verrichten die het monument in gevaar kunnen brengen.

    • b.

      andere activiteiten uit te voeren die het (archeologische) bodemarchief kunnen verstoren of in enig opzicht kunnen wijzigen.

Artikel 7.5 De aanvraag om vergunning voor het wijzigen van een archeologisch monument

  • 1

    De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid, wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2

    De aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 7.4, tweede lid dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      Een nauwkeurige omschrijving van de werkzaamheden;

    • c.

      een situatietekening schaal 1:1000 van het terrein c.q. de plaats waar de werkzaamheden zullen plaatsvinden;

    • d.

      een onderzoek waarin de bestaande archeologische informatie is onderzocht;

    • e.

      een plattegrond, langs- en dwarsdoorsnede (schaal 1:100) met maataanduidingen, waaruit de omvang, diepte en de exacte plaats van de werkzaamheden blijkt en waarin tevens de bestaande archeologische informatie is verwerkt;

    • f.

      een risico-analyse van de effecten die de gewenste ingreep heeft op het archeologische monument alsmede een motivatie van de noodzaak van de ingreep.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter beoordeling van de aanvraag nog een nader onderzoek, als bedoeld in artikel 1.1 van de aanvrager verlangen.

  • 4

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 5

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 6

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 4, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 7.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag om vergunning

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3.

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake de aanvraag om het wijzigen van het beschermd monument en het ingediende plan in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 8.

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging aan de aanvrager en toegezonden.

  • 9.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om de vergunning.

  • 10.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 9 genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste 13 weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen een termijn van 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 11.

    Indien Burgemeester en Wethouders niet besluiten binnen de beslistermijnen die zijn vermeld lid 9 en 10 wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 12.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op het beroep is beslist.

Hoofdstuk 8 Beeldbepalende Panden

Paragraaf 1 De aanwijzing van een beeldbepalend pand

Artikel 8.1 De aanwijzing van een beeldbepalend pand

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een object aanwijzen tot beeldbepalend pand.

  • 2

    Indien om aanwijzing is verzocht wordt dit gelijktijdig medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

  • 3

    Voordat het college van burgemeester en wethouders tot aanwijzing overgaat, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een object tot beeldbepalend pand bepalen dat onderzoek wordt verricht.

Artikel 8.2 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1

    Op de aanwijzingsprocedure en het aanwijzingsbesluit is de voorbereidingsprocedure als omschreven in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert binnen 6 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 4

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 4 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 6

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging toegezonden aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging omtrent de aanwijzing.

  • 8

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 7 genoemde termijn met ten hoogste 13 weken verlengen, mits de belanghebbenden daarvan binnen de in lid 7 genoemde termijn in kennis zijn gesteld.

Artikel 8.3 Voorbescherming

a.Met ingang van de datum waarop de mededeling, als bedoeld in artikel 8.1 lid 2 of 8.2 lid 6 aan belanghebbenden is toegezonden, totdat het beeldbepalende pand is geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 9.1, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt aangewezen, zijn de artikelen 8.4 tot en met 8.6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.3a Vaststellen welstandscriteria en/of beeldkwaliteitplan

  • 1

    De gemeenteraad stelt ter verdere bescherming van beeldbepalende panden gebiedsgerichte welstandscriteria en/of een beeldkwaliteitplan vast als onderdeel van de welstandsnota als bedoeld in de artikel 12 en 12a van de Woningwet.

  • 2

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beeldbepalend pand wordt door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie, bepaald in hoeverre het vigerende beeldkwaliteitplan en/of welstandscriteria kunnen worden aangemerkt als beschermend in de zin van lid 1.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van een beelbepalend pand

Artikel 8.4 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden om een beeldbepalend pand te verstoren, te beschadigen, te vernielen of te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het is verboden om zonder schriftelijke monumentenvergunning van het college van burgemeester en wethouders, of in strijd met de bij deze vergunning gestelde voorschriften een beeldbepalend pand af te breken of te verplaatsen;

  • 3.

    Voor zover door de gemeenteraad geen beeldkwaliteitplan en/of gebiedsgerichte welstandscriteria als bedoeld in artikel 8.3a zijn vastgesteld, is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders een beeldbepalend pand te herstellen of in enig opzicht te wijzigen;

Artikel 8.5 De aanvraag

  • 1

    De aanvraag om de vergunning als bedoeld in artikel 8.4, lid 2 of lid 3, wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2

    De aanvraag om de vergunning als bedoeld in artikel 8.4, lid 2 of lid 3 dient: vergezeld te gaan van de onderstaande bescheiden:

    • a.

      het ingevulde aanvraagformulier;

    • b.

      situatietekening van het bouwwerk, schaal 1:1000;

    • c.

      een fotoreportage van:

      • -

        het beeldbepalende pand in samenhang met de belendingen en omgeving;

      • -

        het monument op zichzelf;

      • -

        de te wijzigen onderdelen van het beeldbepalende pand;

    • d.

      de bestaande toestand tekening van plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100. (De bouwkundige hoofdstructuur en eventuele bouwsporen dienen in de tekening te worden aangegeven);

    • e.

      eventueel een straataanzicht van het beeldbepalende pand en de belendingen, schaal 1:100/200;

    • f.

      een tekening van de gewenste toestand met hierop een situatie, schaal 1:1000, en de plattegronden, gevels en doorsneden, schaal 1:100;

    • g.

      principedetails van de te wijzigen onderdelen, schaal 1:5;

    • h.

      een motivatie van de noodzaak van de wijzigingen en de gekozen oplossing.

  • 3

    Het college van burgemeester en wethouders kan ter beoordeling van de aanvraag een onderzoek van de aanvrager verlangen.

  • 4

    Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 5

    De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 6

    Indien de gevraagde aanvullende gegevens als bedoeld in lid 4, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 8.6 Voorbereiding en de beslissing op de aanvraag

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning aan de monumentencommissie.

  • 2

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 6 weken na verzending van het afschrift.

  • 3

    Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien de monumentencommissie reeds eerder positief heeft geadviseerd inzake de aanvraag om het wijzigen van het beschermd monument en het ingediende plan in overeenstemming is met het eerdere advies.

  • 4

    Bij overschrijding van de in het 2e lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geen overwegende bezwaren tegen de wijziging te hebben en positief te hebben geadviseerd.

  • 5

    Het college van burgemeester en wethouders stelt op basis van het advies van de monumentencommissie een ontwerp besluit op.

  • 6

    Het college van burgemeester en wethouders legt het ontwerpbesluit met de daarop betrekking hebbende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis voor een ieder ter inzage.

  • 7

    Het college van burgemeester en wethouders doet kennisgeving van de terinzagelegging op de gebruikelijke wijze via de plaatselijke media en vermeldt daarbij de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen een termijn als bedoeld in lid 6 zienswijzen naar voren te brengen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 8

    Het ontwerp besluit wordt voorafgaande aan de terinzagelegging aan de aanvrager en toegezonden.

  • 9

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen 6 weken na afloop van de terinzagelegging, maar in ieder geval binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om de vergunning.

  • 10

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in lid 9 genoemde termijn van 13 weken met ten hoogste 13 weken verlengen, mits het de aanvrager daarvan kennis geeft binnen een termijn van 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 11

    Indien Burgemeester en Wethouders niet besluiten binnen de beslistermijnen die zijn vermeld lid 9 en 10 wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 12

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn beroep wordt aangetekend op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat onherroepelijk op of het beroep is beslist.

Hoofdstuk 9 De registratie, Wijziging en Intrekking

Paragraaf 1 De registratie, wijzing en intrekking van de aanwijzing

Artikel 9.1 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders registreert

    • -

      het gemeentelijk monument,

    • -

      het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

    • -

      het gemeentelijke groen- of landschapsmonument

    • -

      het archeologische monument of

    • -

      het beeldbepalende pand op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de datum van de aanwijzing en een beschrijving van:

    • -

      de architectonische, bouwhistorische, wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van het beschermde gemeentelijk monument,

    • -

      de esthetische kwaliteiten, ruimtelijke (bouw)historische kenmerken alsmede de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van het beeldbepalende pand of het stads- of dorpsgezicht,

    • -

      de esthetische kwaliteiten, de natuurhistorische of landschappelijke waarden alsmede de wetenschappelijke en cultuurhistorische waarde van het beschermde groen- of landschapsmonument of

    • -

      de archeologische en wetenschappelijke waarde van het beschermde gemeentelijk archeologische monument;

  • 3.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat tevens:

    • -

      de plaatselijke aanduiding, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling of,

    • -

      indien het een groter gebied betreft dat meerdere kadastrale percelen omvat, de gebiedsaanduiding, die op één kaart of meerdere kaarten, die deel uitmaken van het gemeentelijke monumentenregister, is aangegeven.

Artikel 9.2 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen. Op de wijzing van de aanwijzing is de aanwijsprocedure als bedoeld in artikel 4.1, 5.1, 6.1, 7.1 of 8.1 alsmede artikel 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 of 8.2 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft de overeenkomstige toepassing van lid 2 van dit artikel achterwege, en beslist het college van burgemeester en wethouders binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    De inhoud en datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9.3 Intrekken van de aanwijzing

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, de aanwijzing intrekken.

  • 5.

    Op de intrekking van de aanwijzing is de aanwijsprocedure als bedoeld in artikel 4.1, 5.1, 6.1, 7.1 of 8.1 alsmede artikel 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 of 8.2 van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat

    • -

      het gemeentelijke monument

    • -

      het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

    • -

      het groen of landschapsmonument

    • -

      het gemeentelijke archeologische monument

    • -

      het beeldbepalende pand moet worden gedocumenteerd alvorens de aanwijzing wordt ingetrokken.

  • 8.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 De registratie en intrekking van de vergunning

Artikel 9.4 Registratie van vergunningen en wijzigingen op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 9.

    Het college van burgemeester en wethouders registreert de vergunning tot het wijzigen van: een gemeentelijke monument, een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, een groen of landschapsmonument, een gemeentelijke archeologische monument of beeldbepalend pand op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 10.

    Na wijziging van een gemeentelijke monument, een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, een groen of landschapsmonument, een gemeentelijke archeologische monument of beeldbepalend pand wordt de redengevende omschrijving dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 9.5 Intrekken van de vergunning

  • 11.

    De vergunning kan door het college van burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien blijkt dat:

    • a.

      de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 4.4, 5.4, 6.4 7.4 of 8.4 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning, van de vergunning gebruik wordt gemaakt;

  • 12.

    De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 10 Schadevergoeding

Artikel 10.1 Schadevergoeding

  • 13.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van het college van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van

      • -

        een gemeentelijke monument

      • -

        een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

      • -

        een groen of landschapsmonument

      • -

        een gemeentelijke archeologische monument

      • -

        een beeldbepalend pand te

        verlenen als bedoeld in artikel 4.4, 5.4, 6.4, 7.4 of 8.4 van deze verordening;

    • b.

      de voorschriften door het college van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in 4.4, 5.4, 6.4 of 7.4 of 8.4 van deze verordening;

      schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 14.

    Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 11 Slot- en Overgangsbepalingen

Artikel 11.1 Strafbepaling

  • 15.

    Hij, die al dan niet opzettelijk handelt in strijd met artikel 4.4, 5.4, 6.4, 7.4 of 8.4 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 11.2 Opsporingsbevoegdheid

  • 16.

    De opsporing van de in artikel 4.4, 5.4, 6.4, 7.4 of 8.4 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 11.3 Binnentreden

  • 17.

    Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen (desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker) te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 11.4 Inwerkingtreding

  • 18.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op rijksmonumenten en de monumentencommissie treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 19.

    Voor het overige treedt de verordening in werking 8 dagen nadat zij bekend is gemaakt.

  • 20.

    De “Verordening voor Monumenten en Cultuurhistorie 2001”, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 10 mei 2001, voor zover het betreft bepalingen over rijksmonumenten en de monumentencommissie, vervalt op de datum waarop lid 1 toepassing vindt.

  • 21.

    Voor het overige vervalt de “Verordening voor Monumenten en Cultuurhistorie 2001”, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 10 mei 2001, op de datum waarop lid 2 toepassing vindt.

  • 22.

    De beschermde gemeentelijke monumenten, die zijn geregistreerd op grond van de in lid 4 vervallen verordening, worden geacht te zijn aangewezen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 23.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van de in het vierde lid genoemde vervallen verordening.

Artikel 11.5 Citeertitel

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008”.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad der gemeente Sittard-Geleen, gehouden op 20 maart 2008,

De Raad voornoemd,

de voorzitter

de griffier

TOELICHTING VERORDENING CULTUURHISTORIE SITTARD-GELEEN 2008

Algemeen

Bij het opstellen van deze verordening zijn de “Aanwijzingen voor de regelgeving” van het Ministerie van Justitie en de VNG-publicatie “Gemeente en regelgeving” in aanmerking genomen.

De basis voor deze verordening vormt de model-verordening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De methodiek van de VNG-verordening is echter voor een deel verouderd.

In thans voorliggende nieuwe verordening is de rechtszekerheid van de aanvrager beter gewaarborgd, doordat de te volgen procedures, termijnen en in te dienen bescheiden duidelijk in de verordening zijn beschreven. Daarnaast zijn in de model-verordening van de VNG nogal wat verwijzing aanwezig. Om de verordening voor de burger toegankelijker en leesbaarder te maken zijn de verwijzingen zoveel mogelijk uit de verordening gehaald. In de nieuwe verordening worden de verschillende onderwerpen per hoofdstuk behandeld. Hierdoor hoeft de lezer niet meer door de verordening te bladeren.

Eveneens is aandacht besteed aan deregulering. Er is gekozen om de bescherming van cultuurhistorisch erfgoed waar mogelijk te beschermen met bestaande instrumenten zoals het bestemmingsplan en welstandsbeleid. Zodra een beschermd bestemmingsplan en/of beschermde welstandscriteria zijn vastgesteld kan worden volstaan met een aanvraag om bouwvergunning en behoeft geen afzonderlijke monumentenvergunning meer te worden gevraagd. Dit betekent een administratieve lastverlichting voor zowel de burger als de gemeentelijke organisatie. Daarnaast zijn de vergunningprocedures afgestemd op de Monumentenwet, waardoor eenduidigheid in regelgeving ontstaat.

De inschakeling van de monumentencommissie blijft geregeld in de separate verordening “Monumentencommissie Sittard-Geleen 2001”. Dit houdt verband met het feit dat in 2009 de Monumentenwet zal worden aangepast waarbij het verplichte advies van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten voor het merendeel komt te vervallen. Hiervoor in de plaats dient de deskundige inbreng via de Monumentencommissie te worden zeker gesteld.. Hierbij valt volgens een recent verschenen circulaire te denken aan een commissie die tenminste beschikt over de deskundigheid op het gebied van archeologie, cultuurhistorie, bouw-/architectuurhistorie, restauratie en landschap/stedenbouw. In dit kader zal het noodzakelijk om te zijner tijd de samenstelling van de commissie tegen het licht te houden. Naast monumentenzorg zullen ook de disciplines (historische) stedenbouw en landschap in de commissie vertegenwoordigd moeten zijn. Eveneens is op dit moment een discussie gaande over de mogelijke samenvoeging van de Monumentencommissie en de Welstandscommissie tot één commissie Ruimtelijke Kwaliteit. Doordat de samenstelling van de commissie geregeld blijft in de verordening “Monumentencommissie Sittard-Geleen 2001” behoeft te zijner tijd alleen deze verordening te worden aangepast en behoeft de verordening “Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008” niet meer te worden aangepast.

De hoofdstukken 1, 2 en 4 alsmede 9 t/m 11 zijn grotendeels ontleend aan de VNG-verordening. Het betreft de onderdelen:

24. de verwijzing naar het vergunningenstelsel voor beschermde rijksmonumenten

25. De aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten

26. De bepalingen omtrent registratie, wijzing en intrekking

27. De schadevergoedingsregeling

28. De straf- en overgangsbepalingen

Deze hoofdstukken zijn waar wenselijk aangepast aan recente ontwikkelingen en regelgeving (zoals o.a. de Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht en jurisprudentie). De wijzigingen ten opzichte van de VNG-verordening zijn in de bijgevoegde artikelsgewijze toelichting van de verordening aangegeven en gemotiveerd.

Daarnaast is de VNG-verordening aangevuld met:

  • 1.

    De procedure voor het afbreken van bouwwerken binnen een rijksbeschermd gezicht

  • 2.

    De aanwijzing en bescherming van gemeentelijk beschermde stads- en dorpsgezichten

  • 3.

    De aanwijzing en bescherming van gemeentelijk beschermde groen- of landschapsmonumenten.

  • 4.

    De aanwijzing gemeentelijke archeologische monumenten.

  • 5.

    De aanwijzing van beeldbepalende panden

Gemeentelijk beschermde stads- dorpsgezichten:

Tot voor enkele jaren geleden beperkte de gemeentelijke monumentzorg zich tot bescherming van individuele objecten. Gemeentelijke monumenten kunnen echter niet los worden gezien van hun omgeving. Het gemeentelijke monument is vaak ingebed in een historische context of structuur welke eveneens waarde bezit. Het vorenstaande heeft ertoe geleid dat in toenemende mate aandacht wordt besteed aan de omgeving van het monument en de gebiedsgerichte monumentenzorg. Indien de cultuurhistorische waarde haar grond vindt in het totaal van een gebied en veel minder in het individuele monument of complex en het gebied met name een lokale betekenis heeft, kan de gemeenteraad overgaan tot het aanwijzen van gemeentelijke stads- en dorpsgezichten. De aanwijzing is een instrument om de algehele cultuurhistorische waarde van een gebied te beschermen. Voor wat betreft de procedure is aansluiting gezocht bij de aanwijzing en registratie van individueel beschermde monumenten.

De (uiteindelijke) bescherming van stads- en dorpsgezichten vindt plaats op basis van het bestemmingsplan met hieraan gekoppeld een beeldkwaliteitplan. Zolang voor het aangewezen stads- of dorpsgezicht geen bestemmingsplan is vastgesteld, geldt op grond van de monumentenverordening een vergunningstelsel voor wijzigingen in het beschermde gezicht. Het bestemmingsplan moet de basis bieden voor het beschermen van de structuurbepalende delen van het betreffende gebied. Deze structuurbepalende delen worden benoemd in de beschrijving van het beschermd stads- of dorpsgezicht. De beeldkwaliteit van het beschermde gezicht wordt verankerd in een aan het bestemmingsplan gekoppeld beeldkwaliteitplan, waarin (gebiedsgerichte) welstandcriteria voor de beoordeling van bouwaanvragen als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet zijn opgenomen. Door de gekozen methodiek kan bij bouwinitiatieven in het stads- of dorpsgezicht over het algemeen worden volstaan met een bouwvergunning en behoeft geen afzonderlijke vergunning te worden gevraagd voor het wijzigen van het beschermde gezicht. Het juridische instrumentarium in de monumentenverordening verliest hierdoor zijn werking. De aanwijzing tot beschermd gezicht brengt echter ook een belangrijk psychologische effect met zich mee; hierdoor ontstaat zowel bij de burger als de ambtelijk organisatie het bewustzijn dat behoedzaam met het gebied moet worden omgegaan.

Gemeentelijk beschermde groen- en landschapsmonumenten:

De bescherming van groen- en landschapelementen is een betrekkelijk nieuw fenomeen. Er is echter ook landelijk steeds meer aandacht voor het cultuurlandschap en cultuurhistorisch waardevolle groenelementen. Historisch waardevolle bomen en groenelementen zijn belangrijk voor de belevingswaarde en identiteit van de omgeving. De bescherming van historisch waardevolle bomen is geregeld in de specifieke bepalingen (kapverordening) van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De gemeentelijke kapverordening biedt echter geen bescherming aan andere natuurhistorisch en cultuurhistorisch waardevolle groenelementen, zoals hoogstamboomgaarden, houtwallen, haagbeplanting, historische terrein- en erfafscheidingen, historische erfbeplantingen en tuin- of parkaanleggen. Om ook dit cultuurhistorische erfgoed voor het nageslacht te behouden voorziet deze verordening in de mogelijkheid tot het aanwijzen van groenelementen.

De bescherming van landschapselementen is een nieuw onderdeel van de gemeentelijke monumentenzorg. Dit komt voort uit het feit dat ook landelijk steeds meer aandacht is ontstaan voor het behoud van het cultuurlandschap, hetgeen o.a. blijkt uit de nieuwe naam van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten. Vanwege de aandacht voor het cultuurlandschap zijn veel gemeenten overgegaan tot het ontwikkelen van landschapsbeleidsplannen. In een landschapsbeleidsplan kunnen echter alleen doelstellingen worden geformuleerd met betrekking tot de instandhouding van deze waardevolle landschapselementen. Een landschapsbeleidsplan biedt echter geen juridische bescherming voor de instandhouding van deze waardevolle elementen. Deze bescherming zal uiteindelijk plaatsvinden in het bestemmingsplan. Door groen- en landschapsmonumenten op te nemen in deze verordening bestaat echter de mogelijkheid om vooruitlopende op de herziening van het bestemmingplan een voorbescherming te realiseren voor de meest waardevolle landschapselementen. Zodra het bestemmingplan onherroepelijk is, wordt de bescherming overgenomen door het bestemmingsplan en verliest het juridische instrumentarium in de monumentenverordening zijn werking. Evenals bij stads- en dorpsgezichten brengt de aanwijzing van groen- en landschapsmonumenten ook een belangrijk psychologische effect met zich mee; hierdoor ontstaat zowel bij de burger als de ambtelijk organisatie het bewustzijn dat behoedzaam met het gebied moet worden omgegaan.

Gemeentelijke archeologische monumenten

In 1992 is in Valletta het Verdrag van Valletta ('Malta') ondertekend. In dit verdrag zijn op Europees niveau afspraken over archeologie gemaakt. Met het verdrag van Valleta wordt beoogd archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in de bodem (in situ) te bewaren. Archeologische resten blijven namelijk het beste bewaard in hun oorspronkelijke context. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat ons nageslacht met toekomstig nieuwe technieken bij opgravingen meer informatie over ons verleden kan achterhalen. De afspraken van het Verdrag van Valetta worden gecodificeerd in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Dit betekent dat gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en bestemmingsplannen de archeologische waarden zullen moeten meewegen in de integrale belangenafweging. De gemeenteraad zal bij het opstellen van een bestemmingsplan nog meer rekening moeten houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische relicten. Ter bescherming van het archeologische bodemarchief wordt in deze verordening de mogelijkheid geboden om gemeentelijke archeologische monumenten aan te wijzen. Als gemeentelijke archeologisch monument komen bekende archeologische relicten in aanmerking die weliswaar niet van nationaal belang zijn, maar wel een beeld geven van de plaatselijke ontwikkelingen, historie en geschiedenis en daarmee beschermenswaardig zijn.

Beeldbepalende panden:

Een beeldbepalend pand is een object waarvan het straatbeeld zowel op zichzelf als in zijn ruimtelijke context markante (bouw)historische kenmerken vertoont en vaak een belangrijk onderdeel vormt van de historisch gegroeide structuur. Beeldbepalende panden dragen evenals gemeentelijke monumenten bij aan de beleving en identiteit van de gebouwde omgeving. Met de bescherming van beeldbepalende panden wordt getracht om deze beleving en identiteit van de omgeving in stand te houden.

De (uiteindelijke) bescherming van beeldbepalende panden vindt plaats op basis van welstandsnota als bedoeld in artikel 12 en 12a van de Woningwet. Zolang voor de aangewezen beeldbepalend panden nog geen welstandscriteria zijn vastgesteld, geldt op grond van de monumentenverordening een vergunningstelsel voor wijzigingen van deze beeldbepalende panden. De beeldkwaliteit van de beeldbepalende panden wordt uiteindelijk verankerd de welstandsnota, waarin (gebiedsgerichte) welstandcriteria voor de beoordeling van bouwaanvragen als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet zijn opgenomen. Door de gekozen methodiek kan bij bouwinitiatieven worden volstaan met een aanvraag om bouwvergunning en behoeft geen afzonderlijke monumentenvergunning meer te worden gevraagd. Het juridische instrumentarium in de monumentenverordening verliest hierdoor zijn werking. De aanwijzing tot beeldbepalend pand brengt echter ook een belangrijk psychologische effect met zich mee; hierdoor ontstaat zowel bij de burger als de ambtelijk organisatie het bewustzijn dat behoedzaam met het object moet worden omgegaan.