Organisatie | Uitgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Naamgeving en Nummering Adressen Uitgeest 2013 |
Citeertitel | Verordening Naamgeving en Nummering Adressen Uitgeest 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Vervangt oud beleid en procedures m.b.t. huisnummering en straatnaamgeving.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2013 | nieuwe regeling | 25-05-2013 De Uitgeester, 15 mei | R2013.0004 |
Verordening naamgeving en nummering adressen Uitgeest 2013
Gelet op artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen, artikel 147 van de Gemeentewet (medebewindstaken), artikel 108, eerste lid, en artikel 149 van de Gemeentewet (autonome taken), en artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet (delegatiebesluit);
Verordening, vastgesteld bij Raadsbesluit d.d. 25 april 2013, nummer R2013.0004, gepubliceerd op 15 mei 2013 en in werking getreden op 16 mei 2013.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt verstaan onder:
Verblijfsobject: kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Hoofdstuk 2 Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen, toekennen van namen aan de openbare ruimte, nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen
Hoofdstuk 3 Plaatsen van naam- en nummerborden
Artikel 5 Gedoogplicht naamborden
Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van een openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 6 Verplichting tot aanbrengen van nummerborden
Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven, zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.
Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 10 Vervallen oude regels
Met de inwerkingtreding van deze verordening vervalt ook het raadsvoorstel no. 43 van 2002 waarin de bevoegdheid tot het geven van namen aan straten, pleinen, bruggen e.e. met inachtneming van de adviezen van de commissie Naamgeving openbare ruimte wordt gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.
Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door het college te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.
Bijlage A- Uitvoeringsvoorschriften
In deze bijlage staan de voorschriften waaraan een naam-, verzamel- of verwijsbord en nummerbord moet voldoen.
Voor de naamborden in de gemeente Uitgeest worden de normen gehanteerd zoals beschreven in NEN 1772:2010.
Naamborden worden door de gemeente geplaatst.
In situaties die op onoverzichtelijke wijze op de weg aansluiten, worden door de gemeente verzamel- en/of verwijsborden geplaatst. Dit gebeurt in aanvulling op de nummer- en/of naamaanduiding.
Verzamel- of verwijsborden worden door de gemeente geplaatst.
De nummerborden in de gemeente Uitgeest moeten minimaal voldoen aan onderstaande eisen:
De tekst van de nummeraanduiding moet in arabische cijfers worden genoteerd.
De tekst moet een minimale hoogte hebben van 88 mm.
De tekst moet leesbaar zijn vanaf de openbare ruimte.
Het nummerbord moet zo dicht mogelijk bij de toegang tot een gebouw of pand worden aangebracht op een vanaf de openbare ruimte zichtbare plek.
De bewoner is verantwoordelijk dat de zichtbaarheid gehandhaafd blijft.
Nummerborden worden door de eigenaar van het verblijfsobject, standplaats, ligplaats, afgebakende terrein aangebracht.
Toelichting op de Verordening Naamgeving en Nummering Adressen Uitgeest 2013
Op 1 juli 2009 is de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna Wet bag) in werking getreden. Deze wet omvat onder meer regels betreffende de methodische registratie van adresgegevens.
Met de invoering van de Wet bag is de gemeente de plicht opgelegd om ten behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet bag genoemde zaken van een naam, nummer of begrenzing te voorzien.
Voor zover het deze zaken betreft, is er sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet.
Hoeveel vrijheid de gemeente nog heeft om zelf een regeling rond naamgeving en nummering te treffen, wordt aangegeven in artikel 121 van de Gemeentewet. Dit artikel stelt dat de gemeentelijke regeling niet in strijd mag zijn met wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen.
Deze bevoegdheidsafbakening betekent dat de gemeente een aanvullingsbevoegdheid heeft op de hogere regelgeving.
De gemeente heeft ter voorbereiding daarvan wel rekening te houden met twee grenzen. Een benedengrens (niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen) en een bovengrens (regels mogen niet in strijd zijn met hogere regelgeving).
Al met al staat het de gemeente dus vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet bag nader te regelen. Het gaat hier om het zogeheten "vrije medebewind", omdat in de Wet bag geen regels worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische registratie voorafgaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummers aan objecten en plaatsen.
Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet bag in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken, alsmede het nummeren van afgebakende en afsluitbare terreinen en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De Verordening naamgeving en nummering adressen Uitgeest heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet bag, is er sprake van regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.
Op het punt van de taaktoedeling bepaalt de Wet bag, dat de in artikel 6 van die wet genoemde beslissingen door de gemeenteraad moeten worden genomen, waarmee wordt aangesloten op de voorheen bestaande taaktoedeling op basis van artikel 108, eerste lid en hoofdstuk IX van de Gemeentewet. Het is zodoende – mede ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet – de raad die, naast het autonome deel, ook het onderwerpelijke medebewindsdeel in een regeling kan uitwerken. In de verordening zelf kan delegatie van beslissingen aan het college worden geregeld op grond van de algemene delegatiebevoegdheid van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet. Dit is in deze verordening ook het geval. (Zie verder ook hierna onder dualistisch bestel.)
Belang van naamgeving en nummering adressen
Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Zij kunnen veelal hun werkzaamheden niet uitvoeren zonder goed sluitende informatie over adressen.
Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te zijn. Adressen vervullen binnen het openbaar bestuur eveneens een wezenlijke functie. Enerzijds is een groot deel van de overheidsregistraties geordend (toegankelijk) op alfanumerieke volgorde van adressen. Anderzijds zijn adressen van wezenlijke betekenis voor het koppelen en maken van selecties uit deze registraties. Het benoemen van delen van de openbare ruimte (voorheen straatnamen, maar nu uitgebreid met een naamgeving en begrenzing van terreinen, kunstwerken, water, spoorbaan, landschappelijke gebieden, administratief gebied) en het toekennen van nummers (voorheen huisnummers) aan verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen conform de Wet bag is een taak die de gemeente met extra zorg moet omgeven. Dit is in deze verordening uitgebreid met het nummeren van afgebakende terreinen en andere objecten, zoals genoemd in artikel 3 lid 4.
Het toekennen van een naam of een nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank.
Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden.
Op grond van deze verordening zal derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een besluit tot naamgeving of nummering een belanghebbende zou treffen, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.
Maar er is meer te melden over de bevoegdheid inzake naamgeving en nummering: namelijk het dualistisch stelsel. De kern van het dualisme is de ontvlechting van de positie en bevoegdheden van de raad en van het college. De kaderstellende en controlerende bevoegdheden worden bij de raad gelegd en de bestuursbevoegdheden worden bij het college geconcentreerd. Er kunnen drie typen bestuursbevoegdheden worden onderscheiden:
De bestuurlijke bevoegdheden die in de Gemeentewet zijn opgenomen, zijn met de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb. 2002, 111) bij het college gelegd.
Naamgeving en nummering kunnen worden aangemerkt als een autonome bestuursbevoegdheid. Deze bevoegdheid blijft dus nog bij de raad liggen.
Pas na de aanvaarding van de grondwetswijziging en een wijziging van de artikelen 108 en 147 Gemeentewet kan de bevoegdheid aan het college worden toegekend. Voorlopig blijft deze bevoegdheid nog bij de gemeenteraad.
Wel kan de raad er voor kiezen om vooruitlopend op deze wijziging van de Grondwet de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het college te delegeren. Ter volmaking van het dualistische stelsel ligt dit ook in de rede.
Wel blijft ook in het dualistische stelsel de verordende bevoegdheid bij de raad liggen. Dit betekent dat de bevoegdheid tot vaststelling van een verordening op de naamgeving en nummering bij de raad blijft berusten.
De raad kan er echter – ook nu al – voor kiezen om de verordende bevoegdheid ter zake van naamgeving en nummering op grond van artikel 156 Gemeentewet aan het college te delegeren. Daar is in deze verordening ook voor gekozen.
Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven. Wijziging van een naam of een nummer treft immers de belangen van de bewoners en bedrijven. In bepaalde gevallen kan er sprake zijn van een gemeentelijke gehoudenheid tot regeling van de gevolgen van de wijzigingsbesluiten. Een aantal punten is hierbij van belang:
Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeente gehouden is tot compenserende maatregelen. De in artikel 11 genoemde periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met de betrokken bewoners en bedrijven. De Awb kent deze verplichting op grond van artikel 4:8.
h.De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder punt e genoemde zaken.
De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijvingen zoals opgenomen in artikel 1 van de Wet bag. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam, huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject, pand, nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, woonplaats, ligplaats, standplaats en andere begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de Wet bag en andere wetgeving.
Voor de goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip <openbare ruimte> onder punt g niet precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik. De bag kent 7 typeringen openbare ruimte, nl. weg, water, spoorbaan, terrein, landschappelijk gebied en administratief gebied.
Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied van de gemeente moet in één of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de woonplaatsgrenzen. Verder biedt het eerste lid de mogelijkheid om woonplaatsen te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. De minister van Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol inzake wijk- en buurtindeling te reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels. Gemeenten doen er voorlopig verstandig aan – bij het opdelen van een woonplaats in wijken en buurten – de CBS-voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit 1970 aan te houden.
Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte(n) met een type, naam en begrenzing. In de Wet bag zijn geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Voor de meeste gemeenten is het vastleggen van begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk.
Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte komt een einde aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet bag schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Gemeenten moeten derhalve ex artikel 6 van de Wet bag voor rijks- en provinciale wegen een naambesluit nemen. Gemeenten moeten hier verstandig met hun bevoegdheid omgaan. In dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren door veel gemeenten toegepaste werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op het nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A3 in een bepaalde woonplaats de naam <Rijksweg A3> toe te kennen Daarmee blijft de A-nummering intact en ook het type weg blijft onveranderd. (E-aanduidingen moeten niet in de naamgeving van rijkswegen worden betrokken.) Zo kan ook bijvoorbeeld aan de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig intact. Tot op heden hebben gemeenten zich aan deze werkwijze gehouden.
Bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationaal karakter adviseert de VNG de volgende aanpak. In het algemeen heeft het geen meerwaarde om voor deze objecten een openbare ruimte-besluit te nemen. In het geval een verblijfsobject, een lig- of een standplaats gelegen is aan een rivier of water van internationaal karakter, zal in de praktijk altijd een toegangsweg aanwezig zijn, waaraan deze objecten worden geadresseerd.
Als zich de bijzondere situatie mocht voordoen om een naam van een rivier of water van internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder plaatsvinden dan na overleg met het bestuursorgaan die dat aangaat.
Het derde lid bepaalt, dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.
Het college kan voor het toekennen van straatnamen en huisnummering diverse werkwijzen hanteren. Het college kan zelf het besluit nemen, maar kan zich in specifieke gevallen ook laten adviseren door inwoners danwel verenigingen, zoals een historische- of een archeologische verenigingen.
Het eerste en het tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij afgebakende terreinen, ligplaatsen en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis.
Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Op de afwikkeling van de aanvraag zijn de hoofstukken 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover ook de algemene toelichting).
De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting.
Het vierde lid regelt, dat het eerste tot en met het derde lid ook kunnen worden toegepast op andere betreedbare en afsluitbare objecten - zoals bijvoorbeeld afgebakende terreinen – als het college dat nodig oordeelt.
Het vijfde lid bepaalt dat onder de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, tevens het wijzigen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.
De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. De in het eerste lid vervatte zinsnede 'in voldoende aantallen ter plaatse' verdient nadere toelichting. Onder dit begrip wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te worden aangebracht.
Het tweede lid bepaalt dat een object een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden. Voor de hieraan verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene toelichting.
Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet bevoegd is, namen toe te kennen aan delen van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt steeds vaker voor dat burgers – om de meest uiteenlopende redenen – een straatnaambord in de tuin plaatsen of aan de onroerende zaak bevestigen. Dat geeft veelal verwarring met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft de gemeente de bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat het iedereen vrij staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.
Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet bevoegd is nummers toe te kennen aan onroerende zaken die privébezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen.
Het aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten, plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de invoering van de BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden nummers soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criterium van doeltreffendheid, zoals bedoeld in het tweede lid, voldoen. Deze criteria zijn uitgewerkt in uitvoeringsvoorschriften, zie artikel 7, tweede lid.
Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang dienen naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate te worden aangebracht. Veelal is het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen of aan paaltjes die op privéterrein worden geplaatst. De betrokken rechthebbenden zijn verplicht dat toe te laten. Het artikel houdt verder rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeenten door derden worden aangebracht.
Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde) naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden.
Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, of een zonnescherm of reclamebord wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.
Met betrekking tot dit artikel wordt gewezen op het feit dat het aanbrengen van nummerborden per gemeente verschillend is geregeld. Sommige gemeenten brengen de nummers zelf aan. Het aanbrengen van de nummers wordt echter ook uitbesteed of overgelaten aan de aannemer. Bijvoorbeeld als onderdeel van het uitvoeren van een bouwwerk. Ten slotte wordt het ook vaak aan de rechthebbende opgedragen om de nummers, conform de gemeentelijke voorschriften, aan te brengen.
In de verordening is gekozen voor een formulering waarbij de rechthebbende het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste zal vaak het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht.
In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, moet het nummer vier weken na de voltooiing zijn aangebracht.
Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde) nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer wordt soms bij omvangrijke of ingewikkelde vernummering toegepast.
Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen te verlengen.
Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien van naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op vast gemeentelijk beleid. Dat kan van belang zijn bij beroeps- en bezwaarprocedures. De uitvoeringsvoorschriften kunnen bepalingen bevatten met betrekking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.
Het tweede lid maakt duidelijk dat er uitvoeringsvoorschriften zijn vastgesteld voor de nummer- en naamborden. Deze voorschriften zijn te vinden in bijlage A.
Het derde lid bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het postcodeconvenant dat destijds is opgemaakt door het ministerie van VROM, VNG en TPG post B.V.
Het opleggen van verplichtingen, zoals vervat in de verordening, heeft alleen zin wanneer deze verplichtingen bij nalatigheid of overtreding kunnen worden afgedwongen, zodra deze worden overtreden. Het is gebruikelijk aan lichte overtredingen een geldboete van de eerste categorie te verbinden.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.
Dit artikel regelt het vervallen van de oude bepalingen. De strekking van dit artikel spreekt voor zich.
Het principe van het benoemen van de openbare ruimte en het nummeren van verblijfsobjecten, ligplaatsen, standplaatsen en afgebakende terreinen dateert al uit de vorige eeuw. In de loop der jaren zijn veel opvolgende voorschriften van kracht geweest. Het is niet zinvol bij de invoering van de verordening te eisen dat alle nummers in de gemeente dienen te worden aangepast aan de nieuwe uitvoeringsvoorschriften, zoals vervat in artikel 7. Nummers die onder het oude regime tot stand zijn gekomen, blijven gehandhaafd. Het college heeft wel de mogelijkheid om aanpassing van de nummers te eisen.
Omdat de term huisnummer in principe geen juiste term is voor het nummeren van verblijfsobjecten, afgebakende terreinen, standplaatsen en ligplaatsen en de term straatnaam geen juiste term is voor plantsoenen, wegen e.d., is gekozen voor de citeertitel Verordening Naamgeving en Nummering Adressen Uitgeest 2013.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 februari 2013, inclusief Bijlage A.