Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Velsen

Verordening Wet inburgering 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVelsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering 2013
CiteertitelVerordening Wet inburgering 2013 gemeente Velsen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervallen: Verordening Wet inburgering 2010

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet inburgering

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2013nieuwe regeling

28-03-2013

De Jutter / De Hofgeest, 11 april 2013

R13.019

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering 2013

 

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      de wetswijziging: de wet tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430);

    • d.

      Inburgeringsplichtige: de persoon bedoeld in artikel X, 2e tot en met 5e lid van de wetswijziging;

    • e.

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot de inburgeringsvoor-zieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen gebruik van de volgende middelen:

    • a. een gemeentelijk informatiepunt;

    • b. het verstrekken van informatie over de wet aan inburgeraars die zich melden voor inschrijving bij Burgerzaken of een bijstandsuitkering aanvragen;

    • c. het benaderen van inburgeraars met informatie over de wet en daarmee samenhangende aspecten. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van zelforganisaties , bibliotheek, club- en buurthuis werk en vluchtelingenwerk.

  • 3.

    Het college beoordeelt periodiek de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de voorziening

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Het college doet het aanbod voor een voorziening aan:

  • a. de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000;

  • b. de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c van de wet, indien en voor zover zij uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

  • 4.

    Een voorziening kan, naast hetgeen in de wet is geregeld, aanvullende onderdelen bevatten zoals stage en trajectbegeleiding.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van de voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen of het vrijstellend examen binnen de gestelde termijn heeft gehaald, heeft deze recht op een beloning gelijk aan de betaalde eigen bijdrage met een maximum van € 270,=.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a. het deelnemen aan de voorziening;

  • b. het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een voorziening

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 1.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de voorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 2.

    De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen twee weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 3.

    Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de voorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 8  

Het besluit tot toekenning van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a. een beschrijving van de voorziening;

  • b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3;

  • c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 100,= indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 200,= indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt € 200,= indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt € 400,= indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 11 Overgangsbepaling

De verordening zoals deze gold op 31 december 2012 blijft van toepassing op:

  • a. Inburgeringsplichtigen die op dat moment een door het college vastgestelde voorziening volgden.

  • b. Inburgeringsplichtigen die zonder een door het college vastgestelde voorziening worden gehandhaafd op hun inburgeringsplicht.

  • c. Vrijwillige inburgeraars die op dat moment een door het college aangeboden voorziening volgden.

Artikel 12 Voorziening door college

In gevallen die de uitvoering van de verordening betreffen en waarin deze niet voorziet, beslist het college.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering 2013 gemeente Velsen.

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 maart 2013.

Algemene toelichting

Per 1 januari 2013 is de Wet inburgering gewijzigd.

Met de wijziging beoogt het kabinet de eigen verantwoordelijkheid van vreemdelingen voor de inburgering te versterken.

In de wet zoals die gold per 31 december 2012 was een veelheid aan taken toebedeeld aan de gemeente. Met de wetswijziging komen deze te vervallen.

Wel blijft de gemeente op grond van het overgangsrecht, vooral gedurende de eerste jaren na inwerkingtreding van de wetswijziging, een aantal taken uitoefenen.

Deze zijn erop gericht om inburgeraars die al met een traject gestart zijn in staat te stellen het traject af te ronden. Daarnaast blijft de gemeente belast met het handhaven van de inburgeringsplicht van de ‘oude’ inburgeraars.

De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • De verantwoordelijkheid voor inburgering wordt bij de inburgeringsplichtige gelegd. Dit betekent dat het tot de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige behoort om te bepalen hoe hij aan zijn inburgeringsplicht voldoet en dat hij daarvoor zelf de kosten draagt. Daarmee vervalt de plicht van de gemeente om voor inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen te zorgen. De taken die de gemeente heeft ten aanzien van het oproepen van (potentieel) inburgeringsplichtigen en het doen van een onderzoek (intake) vervallen daarmee eveneens.

  • De doelgroep wordt beperkt tot

    • o vreemdelingen die op of na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel rechtmatig verblijf verkrijgen voor verblijf in Nederland en (direct of in een later stadium) een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd krijgen voor een niet-tijdelijk doel (asiel of gezinsvorming/hereniging)

    • o of als geestelijke bedienaar.

  • De mogelijkheid voor de gemeente om vrijwillige inburgeraars (EU-onderdanen en genaturaliseerde Nederlanders) op grond van de Wet inburgering een inburgeringsvoorziening aan te bieden vervalt.

  • Vrijwillige inburgeraars kunnen net als iedere andere burger via het reguliere onderwijs de noodzakelijke (taal)vaardigheid en kennis verwerven om volledig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

  • Een overgangsregeling, die erin voorziet:

    • o dat de gemeente diegenen die al een aanbod hebben gehad en zich momenteel voorbereiden op het inburgeringsexamen in staat stelt dit voort te zetten en het examen af te leggen;

    • o dat de gemeente handhaaft dat inburgeraars die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden aan hun inburgeringsplicht voldoen;

    • o dat de gemeente een aanbod doet aan asielgerechtigden en geestelijke bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden maar nog geen aanbod hebben gehad voor die datum. Daarbij blijft ongewijzigd dat voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid van de wet) bestaat.

Met ingang van 1 januari 2013 ontvangt de gemeente per nieuwe inburgeringsplichtige asielgerechtigde daartoe van het Rijk een eenmalige bijdrage van € 1.000 per persoon. Dat bedrag is tijdelijk verhoogd naar € 2.000 (alleen voor inburgeringsplichtige asielgerechtigden en inburgeringsplichtige na reizende gezinsleden die gedurende 2013 hun verblijfsvergunning krijgen). Daarna wordt de bijdrage weer € 1.000.

Na 1 januari 2013 kan de gemeente alleen een aanbod doen aan asielgerechtigden en geestelijk bedienaren, die uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn geworden en aan wie nog geen voorziening is aangeboden.

Aan anderen kunnen gemeenten nog wel voorzieningen aanbieden maar niet meer op grond van de Wet inburgering.

De gemeente blijft de opdracht houden om de inburgeringsplichtigen binnen haar grenzen die onder het overgangsrecht vallen goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Ook moet zij de inburgeringsplicht handhaven van inburgeringsplichtigen die onder het overgangsrecht vallen. Dit betreft inburgeringsplichtigen die vóór 1 januari hun inburgeringsplicht opgelegd hebben gekregen en vóór die datum een gemeentelijk aanbod hebben gekregen.

Omdat na 1 januari 2013 zich nog geschillen kunnen voordoen tussen de gemeente en degenen die op grond van de wet zoals die gold tot en met 31 december 2012 inburgeringsplichtig zijn werken deze handhavingsbepalingen ook door na 1 januari 2013.

In verband met deze taken draagt de wetswijziging de gemeente op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 van de wet).

  • 2.

    Het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, van de wet).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 van de wet).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt de term voorziening gehanteerd. Dit kan zowel een inburgeringsvoorziening zijn als een taalkennisvoorziening.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.

Artikel 3 Inburgeringsaanbod

Vanaf 1 januari 2013 is het college alleen verplicht een voorziening aan te bieden aan asielgerechtigden en een inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren die vóór 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling daarvan.(artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor de asielgerechtigde inburgeringsplichtige een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid van de wet). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid van de wet).

In de verordening is gekozen voor betaling van de eigen bijdrage in ten hoogste 18 termijnen van € 15,= Als de inburgeringsplichtige het examen heeft behaald, kan de betaalde eigen bijdrage tot maximaal € 270,= als beloning worden terugontvangen.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de

bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de voorziening deze verplichtingen vast.

Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een voorziening.

In het eerste lid wordt geregeld dat het college het aanbod van een voorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze kenbaar maakt en dat dit wordt verzonden aan het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Zodoende wordt voorkomen dat onduidelijkheid rijst over de vraag of het college een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot het vaststellen van de voorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).

De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Het meest praktisch is dat deze schriftelijke mededeling geschiedt in de vorm van het laten ondertekenen door de inburgeringsplichtige van een verklaring die door de gemeente is opgesteld.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij/zij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

De inburgeringsplichtige heeft de mogelijkheid om tegen het besluit bezwaar en beroep in te stellen.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

Wij relateren de boetebedragen aan de bedragen zoals opgenomen in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de ruimte om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.

Artikel 11 Voorziening door college

In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening. Het ligt voor de hand om bij vrijwillige inburgeraars dezelfde criteria te hanteren als bij inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening).

Wel wordt in het tweede lid een verbijzondering aangebracht om te bevorderen dat schaarse middelen zo effectief mogelijk worden ingezet.

De overige artikelen spreken voor zich.