Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening Goeree-Overflakkee |
Citeertitel | Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening Goeree-Overflakkee |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2013 | 02-01-2013 | nieuwe regeling | 17-01-2013 Groot Goeree-Overflakkee, 09-04-2013 | Z-13-01603/764 |
Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders bieden de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.
Artikel 4 Protocol klachtenbehandeling
Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van de wet regelt in ieder geval:
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 17 januari 2013.
de griffier, de voorzitter,
Drs. J. Mimpen C.A. Kleijwegt
Artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening (zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening). In artikel 2, tweede lid, van de wet wordt de gemeenteraad opgedragen om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet bij verordening regels omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening en de uitvoering van de taak vast te stellen. In een Algemene maatregel van bestuur zijn veel zaken ingevuld, zodat de verordening beknopt kan blijven. De ‘Handreiking Iedereen = Gelijk: lokale aanpak discriminatie’ zal als ondersteuning dienen bij de uitvoering van de Algemene maatregel van bestuur en deze verordening.
Deze bepaling behoeft geen toelichting.
Zoals in het algemene deel van deze toelichting al is aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.
Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan het waarborgen van de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening. Ook op het verantwoord omgaan met gegevens zal worden toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk. De antidiscriminatievoorziening dient aan te geven of ze beschikt over een opleidingsprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Ook moet worden aangegeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen. Het landelijke expertisebureau kan de opleidingen en cursussen verzorgen. De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet-fysiek kan melden. De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om een klacht te melden. De gemeente draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend. Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger om via sms, telefoon (0900 landelijk en 0900 ADV), brief of email de klacht te melden of in te dienen. Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.
Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan de eis dat de antidiscriminatievoorziening een protocol voor de behandeling van klachten moet hebben. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk..
De antidiscriminatievoorziening moet zich in de leefomgeving van burgers bevinden, maar het staat gemeenten vrij om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een regionale antidiscriminatievoorziening. Daarnaast kan de gemeente zich aansluiten bij het regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar antidiscriminatievoorzieningen, politie en openbaar ministerie overleg voeren over discriminatie-incidenten. Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of Wmo-loket.
Een gemeente kan er voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.
Vereisten voor de frontoffice zijn:
Vereisten voor de backoffice worden opgenomen in de subsidieregeling tussen gemeente en antidiscriminatievoorziening.
Strikt juridisch is het niet noodzakelijk om met een front- en backoffice te werken. Daarom zijn deze vereisten niet in de verordening opgenomen.