Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D1436A houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013) |
Citeertitel | Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | subsidies, economische zaken, recreatie, toerisme |
Geen.
Algemene subsidieverordening provincie Utrecht, art. 4
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-04-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 11-12-2012 Provinciaal blad, 2013, 17 | 80D1436A |
Beluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012, nr. 80D1436A houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Tijdelijke uitvoeringsverordening subsidie zakelijk toerisme provincie Utrecht 2012-2013)
Gedeputeerde staten van Utrecht;Gelet op artikel 4:25van de Algemene Wet bestuursrecht en de artikelen 4, 6 en 32 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;
Overwegende dat het wenselijk is om middels het aantrekken van (wetenschappelijke) associatiecongressen de economie te stimuleren en het zakelijk profiel van kennisregio te versterken, opdat het aantal zakelijke toeristen wordt vergroot of de zakelijk toeristische bestedingen toenemen.
Besluiten de volgende uitvoeringsverordening vast te stellen
Het subsidieplafond 2012 voor kenniscongressen bedraagt € 200.000. Voor 2013 bedraagt het subsidieplafond € 80.000. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag krijgen die activiteiten voorrang die naar het oordeel van gedeputeerde staten het beste scoren aan de criteria zoals genoemd in artikel 2, derde en vierde lid.
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 11 december 2012. R.C. ROBBERTSEN, voorzitter. H. GOEDHART, secretaris Uitgegeven 24 april 2013 Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen H. GOEDHART, secretaris
Deze tijdelijke verordening sluit aan op de Visie Recreatie en Toerisme 2020 (PS-besluit d.d. 23 april 2012) en het Uitvoeringsplan Recreatie en Toerisme 2012 (GS-besluit d.d. 8 maart 2012), welke zijn te downloaden via de website van de provincie, www.provincie-utrecht.nl.
Onder bovenlokaal effect wordt verstaan dat het project een bovenlokale reikwijdte heeft in de zin van het trekken van bezoekers, het verkrijgen van media-aandacht, het actief inzetten van media en promotiekanalen. Het effect moet het gemeentelijk niveau ontstijgen.
Zakelijk toeristische bestedingen zijn een indicator voor de economische betekenis van het zakelijk toerisme (bestedingen gerelateerd aan congresbezoek, conferentiebezoek, tentoonstelling- en/of beursbezoek; opleidingen / trainingen, vergaderingen). Wij hanteren als inschatting hiervoor het Continu Zakenreizen Onderzoek, dat landelijk als standaard dient.
Subsidie kan worden geweigerd indien de activiteit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan de (beleids)doelen zoals geformuleerd in de Visie Recreatie en Toerisme 2020, het Uitvoeringsplan Recreatie en Toerisme 2012 of de Economische Visie 2020.
Artikel 9 Europese regelgeving
Een subsidie verstrekt op grond van deze subsidieregeling kan als ‘staatssteun’ worden aangemerkt (artikel 87 lid 1 van het EG Verdrag) als de subsidie wordt verleend aan een onderneming. Van staatssteun is sprake bij elk voordeel dat een onderneming van de overheid krijgt waardoor de concurrentie vervalst kan worden. Als onderneming wordt beschouwd elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop het wordt gefinancierd. Een economische activiteit bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op de markt, waarbij het bestaan van concurrentie een belangrijke indicatie is. Het hebben van een winstoogmerk is geen noodzakelijke vereiste. Dus ook stichtingen of overheidsorganen kunnen als ondernemer worden aangemerkt.
Deze subsidieverordening zal deels gebruik maken van de vrijstellingsverordening van de EG nr. 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 EG op de de-minimis-steun (hierna ‘de-minimis-regeling’). Dit betekent dat de subsidieontvanger (dus ondernemers, alsmede het eventuele gehele moederconcern waartoe de ondernemer behoort) niet meer dan € 200.000,= aan subsidie over een periode van drie belastingjaren (dus inclusief eerdere ontvangen subsidies van overheidsinstanties) aan steun mag ontvangen. De aanvrager moet daarom aangeven hoeveel de-minimis-steun door de aanvrager in het lopende en de twee daar aan voorafgaande belastingjaren ontvangen is en verklaren dat de totale steun niet meer dan € 200.000,= bedraagt. Om deze reden is een ‘de-minimis-verklaring’ gekoppeld aan het aanvraagformulier.
Een aantal categorieën van ondernemingen kan geen gebruik maken van deze ‘de-minimis’. Voorbeelden hiervan zijn ondernemingen in de primaire productie van landbouwartikelen en ondernemingen in moeilijkheden.