Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiderdorp

De Erfgoedverordening Leiderdorp 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiderdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe Erfgoedverordening Leiderdorp 2008
CiteertitelErfgoedverordening Leiderdorp 2008
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenwet 1988, art. 12, 14, 15, 38

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-01-2009Onbekend

27-10-2008

Onbekend

Onbekend
05-01-2009Onbekend

27-10-2008

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening Leiderdorp 2008

 

De raad der gemeente Leiderdorp;

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 23 september 2008, nr. ;

gezien het advies van commissie Ruimte van 7 oktober 2008;

gelet op artikel149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van deMonumentenwet 1988,

 

besl u i t:

 

  • 1.

    De Erfgoedverordening Leiderdorp 2008 vast te stellen.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a monument:

  • 1.

    onroerende zaak die van algemeen belang is wegens zijn cultuurhistorische waarde en zijn betekenis voor de wetenschap of esthetiek;

  • 2.

    terrein of gebied dat van algemeen belang is wegens een daar bovengronds aanwezige zaak of waarde als bedoeld onder artikel 1, lid a.1;

  • 3.

    terrein of gebied dat van algemeen belang is wegens een daar ondergronds aanwezige zaak of waarde als bedoeld onder artikel 1, lid a.1;

b beschermd rijksmonument:

onroerende zaak, die is beschermd ingevolge de Monumentenwet 1988 en is ingeschreven in de op grond daarvan vastgestelde registers, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht;

c beschermd provinciaalmonument

onroerende zaak of terrein welke overeenkomstig de monumentverordening Zuid-Holland als beschermd monument is aangewezen en geregistreerd op de provinciale monumentenlijst ,als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht;

d beschermdgemeentelijk monument:

onroerende zaak of terrein welke overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd monument is aangewezen en geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht;

e beschermd gemeentelijk dorpsgezicht:

een groep onroerende zaken, onder andere bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, grachten, vaarten, sloten en andere wateren die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden en in welke groep zich één of meer monumenten bevinden,als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht;

f beschermdebeeldbepalendezaak:

onroerende zaak, geen monument zijnde, welke van algemeen belang is:

• als kenmerkende uitdrukking van een bepaalde bouwwijze, verkaveling of typologie;

• als kenmerkend overblijfsel van de historische ontwikkeling;

• en als zodanig overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beeldbepalende zaak is aangewezen en geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst;

g gemeentelijkemonumentenlijst:

de lijst waarop de overeenkomstig deze verordening aangewezen beschermde gemeentelijke

(archeologische) monumenten, dorpsgezichten, beeldbepalende zaken en groenmonumenten zijn geregistreerd;

h gemeentelijk archeologischmonument:

monument als bedoeld onder 1.a, lid 3, dat van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de wetenschap of wegens zijn cultuurhistorische waarde op grond van historische gegevens of archeologisch onderzoek of waarnemingen.

i gemeentelijk groenmonument

een boom of een groep van bomen, al dan niet een compositie vormend met de directe omgeving, welke door de cultuurhistorische context en verschijning, beeldbepalend en kenmerkend is voor het karakter van de openbare ruimte binnen de gemeente Leiderdorp;

j Monumentencommissie:

de op basis van art. 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , de verordening en monumentenbeleid;

k bouwhistorisch onderzoek:

een schriftelijke rapportage van het onderzoek naar de bouwgeschiedenis – en indien van toepassing - bewoningsgeschiedenis van een monument, waarin bovendien zijn opgenomen:

• een beschrijving en analyse van de bouwhistorische aspecten;

• een waardering met conclusies;

• een visie met aanbevelingen;

• tekeningen en foto’s van de besproken aspecten;

l redengevende omschrijving:

een omschrijving, bedoeld voor monumenten en dorpsgezichten die bestaat uit:

• algemene gegevens;

• een omschrijving van de bestaande toestand;

• een waardestelling.

m archeologisch onderzoek:

een in schriftelijke rapportage vastgelegd inventariserend onderzoek naar de aard, omvang en kwaliteit van het bodemarchief.

n het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

0. bevoegd gezag:

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

p. vergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

q. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument of het dorpsgezicht.

HOOFDSTUK 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, na toetsing aan de selectiecriteria, besluiten een onroerende zaak of terrein aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2

    De aanvraag dient minimaal te voldoen aan de volgende eisen: adresgegevens, kadastrale gegevens en eigenaargegevens van een aan te wijzen onroerende zaak of terrein.

  • 3

    Een besluit tot aanwijzing als gemeentelijk monument dient gebaseerd te zijn op een redengevende omschrijving. De selectiecriteria zijn: de cultuurhistorische en wetenschappelijke waarde, de architectuurhistorische en esthetische waarde, de ensemble waarde, de gaafheid, de herkenbaarheid en de zeldzaamheid.

  • 4

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan men hier van afwijken.

  • 5

    Het college kan bij de aanwijzing van een onroerende zaak of terrein als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat nader bouwhistorisch of archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 6

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum van verzending van de schriftelijke mededeling aan de eigenaar of zakelijk gerechtigde van het voornemen tot aanwijzing van een gemeentelijk monument tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 13 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na de datum van verzending van het verzoek van het college.

  • 2

    Het college beslist omtrent de aanwijzing tot gemeentelijk monument binnen 8 weken na de datum van ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 24 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6 Mededeling van de aanwijzing

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1

    Het college registreert het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monu- mentenlijst.

  • 2

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat ten minste de plaatselijke en kadastrale aanduidingen, een redengevende omschrijving van het beschermde gemeentelijke monu- ment, de motivering die tot de aanwijzing heeft geleid, de tenaamstelling en de datum van de aanwijzing.

  • 3

    De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1

    Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2

    Artikel 3, tweede tot en met het vierde lid, alsmede artikel 5, eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3

    Indien de wijziging naar oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument intrekken.

  • 2.

    Artikel 3, tweede tot en met het vierde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikelvan de Monumentenwet 1988 of het beschermde gemeentelijke monument de status van beschermd provinciaal monument krijgt.

  • 4.

    De intrekking van de aanwijzing wordt onder vermelding van een reden van intrekking en de datum van ingang op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd

  • 5.

    .

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 10 Instandhoudingsbepaling

  • 1

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of te slopen.

  • 2

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken of te verplaatsen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te verstoren of in enig opzicht te wijzigen;

    • c.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken; of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3

    Het college kan bij wijziging of afbraak van het beschermde gemeentelijke monument bepalen dat bouwhistorisch of archeologisch onderzoek wordt verricht.

  • 4

    Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 11 De aanvraag

  • 1

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in enkelvoud ingediend

  • 2

    Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft ingeleverd, stelt het college de aanvrager binnen een maand na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen veertien dagen de door het college aan te geven ontbrekende gegevens in te leveren.

Artikel 12 Termijnen advies en vergunningverlening

  • Op de verlening van de omgevingsvergunning zijn de procedures uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1

    De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewij zigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      indien de vergunninghouder schriftelijk een verzoek tot intrekking indient;

    • e.

      indien niet binnen 1 jaar na inwerkingtreding van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

    • f.

      indien de monumentencommissie een met redenen omkleed advies heeft opgesteld.

  • 2

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie die van advies heeft gediend.

Artikel 13a Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden geweigerd indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 3 Beschermde gemeentelijke dorpsgezichten

Artikel 14 Aanwijzing en registratie beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1

    De gemeenteraad kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht en registreert deze vervolgens op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2

    Voordat de gemeenteraad over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt zij advies aan de monumentencommissie.

  • 3

    De aanwijzing vervalt van rechtswege indien een dorpsgezicht is aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 of is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

  • 4

    Artikel 3, tweede tot en met het zesde lid, artikel 4 tot en met 9 zijn van overeenkomstige toepassing. In genoemde artikelen moet ‘het college’ echter gelezen worden als ‘de gemeenteraad’. De termijn genoemd in artikel 5, lid 1 wordt verlengd naar 16 weken. De termijnen in artikel 5, lid 2 wordt respectievelijk verlengd naar 12 en 24 weken.

  • 5

    De gemeenteraad zal bij aanwijzing of intrekking van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht mededeling doen aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Artikel 15 Instandhoudingsbepaling

  • 1

    Het is verboden het voortbestaan van bouwwerken die gelegen zijn in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht in gevaar te brengen.

  • 2

    Het is verboden in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of inenig opzicht te wijzigen;

    • b.

      bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen (niet zijnde een bouwwerk) en straatmeubilair te wijzigen, bouwwerken te herstellen, geheel of gedeeltelijk af te breken, te wijzigen of te gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 16 Bestemmingsplan

  • 1

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht wordt door de raad bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan voldoen.

  • 2

    De gemeenteraad stelt een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening waarin de bescherming van de waarden van het dorpsgezicht is geregeld.

  • 3

    Alvorens het college de gemeenteraad een voorstel doet als verwoord in lid 2, wordt de monumentencommissie gehoord.

  • 4

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 4 Beschermd gemeentelijk groenmonument

Artikel 17 Aanwijzing tot beschermd gemeentelijk groenmonument

  • 1

    Het college kan groenelementen aanwijzen als beschermd gemeentelijk groenmonument.

  • 2

    Artikel 3, tweede tot en met het vijfde lid, artikel 4 tot en met 9, artikel 11 tot en met 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Instandhoudingsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk groenmonument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk groenmonument zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag te kappen of te snoeien.

HOOFDSTUK 5 Beschermde beeldbepalende zaken

Artikel 19 Aanwijzing tot beschermde beeldbepalende zaak

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van belanghebbende, besluiten een object, gebouw, groenelement of structuur aan te wijzen als beeldbepalende zaak.

  • 2.

    Artikel 3, tweede tot en met het vijfde lid, artikel 4 tot en met 9, artikel 10 tot en met 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Bij het beoordelen van de (ver)bouwplannen voor een beschermde beeldbepalende zaak, moet de monumentencommissie indien van toepassing haar aandacht richten op het instandhouden van:

    • a.

      de bouwmassa, naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;

    • b.

      de dakvorm, nokrichting en dakhelling;

    • c.

      de gevelindeling door bijvoorbeeld vensters, deuren en erkers;

    • d.

      de dakoverstekken, goot- en daklijsten;

    • e.

      de stoepen, plinten, pilasters, gevellijsten en ornamenten;

    • f.

      het materiaalgebruik;

    • g.

      de bouwtypologie;

    • h.

      de uitstraling of beeldbepaling in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het interieur wordt niet betrokken bij de beoordeling van bouwplannen voor beeldbepalende panden.

  • 3.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 10 wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aangevraagde werkzaamheden, dan wel door de te verwachten directe of indirecte gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het uitwendige karakter van de zaak en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

HOOFDSTUK 6 Rijksmonumenten

Artikel 21 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1

    Het is verboden een beschermd rijksmonument af te breken, te verplaatsen, te verstoren of in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken, of te laten gebruiken op dusdanige wijze , dat het ontsierd wordt of in gevaar wordt gebracht, zonder vergunning van het bevoegd gezag;

  • 2

    Een aanvraag om bedoelde vergunning wordt onverwijld doorgezonden naar de aangewezen adviesorganen.

HOOFDSTUK 7 Overige bepalingen

Artikel 22 Tegemoetkoming in de schade

  • 1

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

    • a.

      de weigering van het beveogd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

    • b.

      de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      de door het bevoegd gezag nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, vierde lid;

  • 2

    Voor de behandeling van de verzoeken wordt de procedure als neergelegd in de Planschadeverordening procedure voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 zoveel als mogelijk gevolgd.

HOOFDSTUK 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 23 Strafbepaling

Een ieder, die handelt in strijd met artikelen 10 en 15 van deze verordening, pleegt een strafbaar feit en wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 24 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan (een) door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouder(s).

Artikel 25 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is opgedragen aan (een) door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouder(s), die met de zorg voor de naleving van deze verordening is/zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten, beschermde gemeentelijke dorpsgezichten, beschermde gemeentelijke groenmonumenten en beschermde beeldbepalende zaken, treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van 6 weken na bekendmaking.

  • 2.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 27 Wettelijke grondslag

Deze verordening is aan te merken als een verordening als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Monumentenwet 1988.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Erfgoedverordening Leiderdorp 2008'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van

de raad van Leiderdorp op 27 oktober 2008,

de griffier,mw. J.C. Zantingh

de voorzitter,M.Zonnevylle