Organisatie | Reusel-De Mierden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob-beleidslijn betreffende de aanvraag om een Omgevingsvergunning-Bouwactiviteit met bijbehorende toelichting |
Citeertitel | Bibob-beleidslijn betreffende de aanvraag om een Omgevingsvergunning-Bouwactiviteit |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Geen.
Wet Bibob
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-04-2013 | 01-04-2013 | 14-03-2016 | nieuwe regeling | 02-04-2013 D'n Uitkijk, 05-04-2013 | B&W 13-126 |
Artikel 1: Beleidsuitgangspunten
Uitgaande van het doel van de Wet Bibob, het waarborgen van de integriteit van het bestuursorgaan en het voorkomen van ongewild faciliteren van criminele activiteiten en daarmee het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, zijn beleidsuitgangspunten benoemd waarbij Bibob van toepassing is.
Bouwprojecten van enige omvang worden onderworpen aan een bibob-toets. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit bezien in combinatie met de bouwsom.
Als eerste uitgangspunt in deze beleidslijn geldt, dat een bibob-toets plaatsvindt in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit, waarbij sprake is van een bouwsom van meer dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwsom wordt door de gemeente berekend.
Aanvragen voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit worden onderworpen aan een bibob-toets vanaf de 4e aanvraag op jaarbasis van dezelfde aanvrager en/of betrokkenen met een bouwsom van meer dan € 50.000,-.
Een volgend uitgangspunt is het aanwijzen van specifieke risicocategorieën, die gevoeligworden geacht voor criminele invloeden. Een aanvraag voor een omgevingsvergunningbouwactiviteitwordt aan een bibob-toets onderworpen, indien de bouwsom meerbedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan€ 500.000,- (exclusief btw) en waarbij sprake is van een of meerdere onderstaande
·Inrichtingen waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of andersdan om niet:
rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;
Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden (waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms,seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);
Vrijplaatsen (locaties waar en/of groepen waartegen een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, leidend tot een maatschappelijk ongewenste situatie, waarbij aanwijzingen bestaan voor het aanwezig zijn van strafbare gedragingen waaronder (fiscale) fraude en waarbij we spreken over handhavingsknelpunten. De belemmering betreft soms een bestaande of vermeende dreiging, soms een sociaal-culturele hindernis);
NB.: Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. Deze risicocategorieën kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het college van burgemeester en wethouders worden aangepast.
Naast de hiervoor genoemde gevallen waarbij als regel een zogenoemde bibob-toets plaatsvindt, kan de Wet Bibob (binnen de mogelijkheden van de wet) ook in bijzondere gevallen worden ingezet als instrument in het kader van de handhaving van (lokaal) beleid. Om die reden zal, naast de hiervoor aangeduide gevallen, ook een bibob-toets mogelijk zijn bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, waarbij op basis van feiten en omstandigheden, of gebaseerd op (aanvullend) lokaal beleid, gemotiveerd een risico-inschatting conform de Wet Bibob in dat geval geboden is. De burgemeester is via deze beleidslijn gemandateerd hiertoe dit besluit te nemen, gezien zijn/haar betrokkenheid en informatiewinning in het driehoeksoverleg.
Als bijzonder geval wordt ook verstaan het reeds in aanvang hebben genomen van bouwactiviteiten, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is aangevraagd en de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusief btw).
Er kunnen risicogebieden in de gemeente aangewezen worden die gevoelig worden geacht voorcriminele invloeden. Om deze reden wordt voor deze gebieden een aanvraag voor een omgevingsvergunningbouwactiviteit onderworpen aan een bibob-toets, indien de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,- (exclusief btw) en minder bedraagt dan of gelijk is aan € 500.000,- (exclusiefbtw) en de bouwactiviteiten zich binnen het als zodanig aangewezen risicogebied bevinden. Deze risicogebieden kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, na vaststelling van deze beleidslijn door het college van burgemeester en wethouders worden aangewezen bij afzonderlijk besluit.
Artikel 2: Uitzonderingen op toepassing Wet Bibob
De toepassing van de Wet Bibob bij een aanvraag omgevingsvergunning inzake een bouwactiviteit in de hierboven genoemde gevallen zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
Het van toepassing verklaren van de Wet Bibob op de hierboven genoemde aanvragen voor vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, in de aangegeven gevallen steeds zal onderzoeken of er sprake is van ernstig gevaar als genoemd in artikel 3 Wet Bibob i.c. dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:
Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan het bevoegd gezag in die situatie een vergunningweigeren of intrekken.
Het onderzoek naar de aanwezigheid van bovengenoemd gevaar en de daaruit voortkomende toepassingsmogelijkheden van de weigering- of intrekkinggronden ex artikel 3 Wet Bibob gebeurt in een tweetal stappen:
De aanvrager wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken middels een bibob-vragenformulier. Dit bibob-vragenformulier maakt onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier; het totale aanvraagpakket vormt de basis voor de ontvankelijkheidtoetsing.
Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook zakelijke relaties met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden het bibob-vragenformulier in te vullen en maakt dit formulier ook dit deel uit van de aanvraagprocedure omgevingsvergunningbouwactiviteit.
Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
·de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde bibob-vragen die zijnopgenomen in het bibob-vragenformulier (inclusief bijlagen);
De bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.
Wanneer het bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. In geval van een bestaande vergunning wordt het niet invullen van dit formulier op grond van artikel 4 van de Wet Bibob aangemerkt als ernstig gevaar. Hierdoor kan het bestuursorgaan de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk3 intrekken.
Bij deze zogenoemde "eigen huiswerkfase" kan de informatiepositie van bestuursorganen voor de bibobtoetsing versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.
Aanvullend op deze extra verstrekte informatie kan een advies bij het landelijke Bureau Bibob worden gevraagd indien:
Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het landelijk bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
De adviesaanvraag bij het landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
Aldus besloten in de vergadering van 2 april 2013.
Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,
M.J. Doeven H.A.J. Tuerlings
secretaris burgemeester
Toelichting op de Bibob-beleidslijn betreffende de aanvraag om een Omgevingsvergunning-Bouwactiviteit
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Criminaliteit, georganiseerde criminaliteit, speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Deze raakvlakken bieden het bestuur een goed aanknopingspunt om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten: vergunning weigeren, vergunning intrekken, pand sluiten, een subsidie of de gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is vaak erg effectief. Soms effectiever dan opsporen en vervolgen. Bestuursorganen hebben er op dit terrein sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
De Wet bevordering integriteitbeoordeling door het openbaar bestuur (hierna: ‘WetBibob’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet Bibob geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond, op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken. De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob geven o.a. de volgende
3 Omgevingsvergunning voor bouwactiviteit en toepassing Wet Bibob
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. Artikel 2.1 van de Wabo vermeldt dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk (lid 1 onder a). In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Een bestuursorgaan kan op basis van artikel 3 van de Wet Bibob een gevraagde beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen.
Het bestuursorgaan zal de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
Bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een bibobtoetsing een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de bibobtoetsing verzoeken;
Bij een weigering om de bibobvragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Awb toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.