Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opmeer

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Opmeer 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Opmeer 2013
CiteertitelToeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Opmeer 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1 en art. 30

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-201312-06-2017nieuwe regeling

14-03-2013

De Koggenlander d.d. 28-3-2013

RVS 2.64 d.d. 14-3-2013

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Opmeer 2013

De Raad van de gemeente Opmeer;

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 maart 2013;

 

Gezien het advies van de Commissie Samenlevingszaken van 20 februari 2013;

 

Gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel c, en artikel 30 van de Wet werk en bijstand,

 

besluit:

in te trekken de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeenteOpmeer 2012

 

en vast te stellen de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Opmeer 2013

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet Werk en Bijstand;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente …

    • c.

      jongere: de belanghebbende van 18 tot 27 jaar

    • d.

      woonkosten: de aan de woning verboden kosten zijnde de huur of de verschuldigde hypotheekrente en bij het in eigendom hebben van de woning de daaraan verbonden zakelijke lasten en onderhoudskosten.

Artikel 2 Doelgroepen

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op alleenstaanden en alleenstaande ouders van 21 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar en voor gehuwden waarvan beide echtgenoten ouder zijn dan 21 jaar maar jonger dan 65 jaar.

HOOFDSTUK 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM MET EEN TOESLAG

Artikel 3 Toeslagen alleenstaande en alleenstaande ouder

  • 1.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 1 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 1 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning een ander hoofdverblijf heeft, uitgezonderd het ten laste komend kind en/of de persoon als bedoeld in artikel 4 tweede of vijfde lid van de wet.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de bijstandsnorm voor de alleenstaande van 21 jaar niet verhoogd met een toeslag.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid wordt de bijstandsnorm voor de alleenstaande van 22 jaar verhoogd met een toeslag van 10 procent, tenzij voor die alleenstaande sprake is van het genoemde in het tweede lid, dan wordt de bijstandsnorm niet verhoogd met een toeslag.

HOOFDSTUK 3 CRITERIA VOOR HET VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

Artikel 4 Verlaging gehuwdennorm

De verlaging van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm, in het geval dat een ander zijn hoofdverblijf in de woning heeft.

Artikel 5 Verlaging woonsituatie

De verlaging van de bijstandsnorm in verband met de woonsituatie als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt

  • a.

    15 procent van de gehuwdennorm, in het geval een woning wordt bewoond waaraan voor de belanghebbende geen aantoonbare woonkosten zijn verbonden;

  • b.

    20 procent van de gehuwdennorm in het geval er geen woning wordt bewoond.

Artikel 6 Verlaging schoolverlaters

  • 1.

    De verlaging van de bijstandsnorm voor schoolverlaters als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 15 procent.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op de belanghebbende op wie artikel 3 lid 3 of lid 4 van toepassing is.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van deze verordening leidt er toe dat de toepasselijke bijstandsnorm ten minste bedraagt:

  • a.

    voor een alleenstaande: 35% van de gehuwdennorm;

  • b.

    voor een alleenstaande ouder: 55% van de gehuwdennorm;

  • c.

    voor een gezin: 65% van de gehuwdennorm.

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

  • 2.

    In gevallen waar deze verordening niet of niet naar redelijkheid in voorziet, beslist het college.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Opmeer 2013.

Artikel 10 Intrekking, inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Opmeer

van 14 maart 2013.

mevrouw M.C.G.M. de Vree-Bekker

griffier gemeenteraad Opmeer

de heer G.J.A.M. Nijpels

voorzitter gemeenteraad Opmeer

Toelichting Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Opmeer 2013

Normen, toeslagen en verlagingen

Hoofdstuk 3 van de Wet werk en bijstand (WWB) kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van landelijke basisnormen en toeslagen en verlagingen. De bijstandsnormen zijn geregeld in de artikelen 20 tot en met 24 WWB. De artikelen 25 tot en met 29 WWB regelen de toeslagen en verlagingen. Op grond van artikel 8 van de WWB stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast met betrekking tot verhogen en verlagen van de norm.

Het begrip ‘gezin’ is in de Wet werk en bijstand weer gewijzigd. De meerderjarige inwonende kinderen behoren per 1-7-2012 niet meer tot het begrip ‘gezin’ in de WWB. Het begrip ‘gezinsnorm’ zoals dat was opgenomen in de wet in de Toeslagenverordening 2012 is weer gewijzigd is in ‘gehuwdennorm’. Bij de bepaling van het recht op en de hoogte van de bijstandsverlening worden niet meer de middelen van alle gezinsleden in aanmerking genomen.

Normen

Voor personen van 21 jaar tot en met 65 jaar bestaan er een drietal basis bijstandsnormen te weten:

• Gehuwden: 100% van het wettelijk minimumloon

• Alleenstaande ouders: 70% van de gehuwdennorm

• Alleenstaanden: 50% van de gehuwdennorm

Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast de belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. worden gedeeld. Het is overigens niet van belang of men deze kosten daadwerkelijk deelt. Dat is een verantwoordelijkheid van de belanghebbende zelf. Het gaat uitsluitend om de beoordeling of deling van kosten mogelijk is. De toeslag bedraagt ten hoogste 20% van de gehuwdennorm, zodat de uitkering maximaal bedraagt voor:

• Alleenstaande ouders: 90% van de gehuwdennorm

• Alleenstaanden: 70% van de gehuwdennorm

De toeslag kan worden vastgesteld op elk bedrag binnen dit maximum van 20% van de gehuwdennorm, mits dit aansluit bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten.

Verlagingen

De WWB noemt de volgende verlagingen:

• Verlaging in verband met het geheel of gedeeltelijke kunnen delen met een ander van algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan bij gehuwden;

• Verlaging in verband met de woonsituatie;

• Verlaging in verband met het recentelijk beëindigen van een studie

• Verlaging in verband met de leeftijd van 21 of 22 jaar bij alleenstaanden.

De Toeslagenverordening

In de WWB is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de bijstandsnorm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald. Het door het college voorgestane beleid moet dus worden vastgelegd in een verordening.

Categorieën

De WWB bepaalt dat de Toeslagenverordening een categoriaal karakter moet hebben. Bij het afbakenen van de categorieën is getracht te komen tot in de praktijk eenvoudig te hanteren criteria. Daarom is gekozen voor een forfaitaire benadering. Het is niet nodig om in de Toeslagenverordening alle mogelijke situaties uitputtend te regelen. In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college de bevoegdheid om de bijstand bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen. In deze verordening is niet voor een uitputtende opsomming gekozen. Het komt voor dat er bij een uitkeringsgerechtigde meerdere mensen inwonen of dat meerdere situaties op een uitkeringsgerechtigde van toepassing zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de WWB niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van de definities ook de verordening aangepast moet worden.

Artikel 2 Categorieën

Artikel 30 WWB, eerste lid, schrijft voor dat in de verordening moet zijn vastgelegd voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd. De in dit artikel genoemde categorieën zijn rechtstreeks terug te voeren op de wet. De alleenstaande en alleenstaande ouder tot 21 jaar valt buiten de toeslagenregeling. Er is voor gekozen om bij de jongmeerderjarige gehuwden, die zijn van 18 tot 21 jaar, geen verdere verlaging toe te passen omdat voor hen al de lagere jongerennormen gelden.

Artikel 3 Toeslagen

lid 1 geen kostendeling

De hoogte van de toeslag is maximaal, dus 20 procent van de gehuwdennorm, voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft. De gemeenteraad heeft dit in de verordening opgenomen op grond van de verplichting genoemd in artikel 30 lid 2 onderdeel a van de WWB.

lid 2 kostendeling

Ingeval in de woning een ander (of meerdere anderen) zijn hoofdverblijf heeft zonder dat sprake is van een gezin, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten, maar ook een krant). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van de belanghebbende zelf.

Zolang er geen sprake is van een gezinssituatie moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de Toeslagenverordening is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm als één of meer anderen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

lid 3 en lid 4 afwijkende regeling alleenstaanden van 21 en 22 jaar

Artikel 29 WWB geeft het college de bevoegdheid om een verlaging (lagere toeslag) toe te passen indien het college van oordeel is, dat gezien de hoogte van het wettelijk minimumjeugdloon er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het wettelijk minimumjeugdloon voor een 21-jarige lager is dan dat voor een 22-jarige ligt het voor de hand om voor een 21-jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22-jarige. De alleenstaande van 21 jaar die kosten deelt heeft al geen recht op een toeslag vanwege de leeftijd en de kostendeling is dus niet van invloed. Voor de alleenstaande van 22 jaar die geen kosten deelt geldt een toeslag van 10%, voor die alleenstaande die wel kosten deelt (tweede lid van toepassing) wordt een verlaging van 10% wel redelijk geacht, zodat per saldo er geen toeslag voor de alleenstaande kostendeler van 22 jaar geldt.

Artikel 4 Verlagingen gehuwdennorm

In de gehuwdennorm is reeds rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Indien in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. De systematiek van verlagingen in geval van gehuwden heeft dezelfde uitgangspunten als de toeslagensystematiek bij alleenstaande en alleenstaande ouders.

Artikel 5 Geen woonkosten

Als aan een woning geen woonkosten verbonden zijn, is sprake van lagere bestaanskosten dan in andere gevallen. Artikel 27 WWB opent om die reden de mogelijkheid om de norm of de toeslag te verlagen. Dat is in artikel 6 gerealiseerd. Dit artikel leidt ertoe dat de norm of toeslag met 15% wordt verlaagd als de belanghebbende geen woonkosten heeft. Dat kan zich voordoen bij krakers, of als de woonkosten worden betaald door een derde, bijvoorbeeld de ouders of de ex-partner. Onder woonkosten wordt in dit verband verstaan de huur of, als men een eigen woning bewoont, de verschuldigde hypotheekrente en de aan het eigendom verbonden zakelijke lasten alsmede een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud (CRvB 6 november 2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW).

Wordt de norm of toeslag verlaagd omdat de belanghebbende geen woonlasten heeft en is hij daarnaast medebewoner, zodat de toeslag ook nog eens vanwege kostendeling verlaagd wordt, dan kan dit spoedig als een te ver gaande vorm van verlaging van de uitkering worden aangemerkt, gelet op het totale effect van de dubbele verlaging (zie CRvB 27 mei 2008, LJN: 2698). Op grond van het individualiseringsbeginsel zal de verlaging dan beperkt moeten worden.

Wordt er geen woning bewoond, dat is het geval bij dak- en thuislozen die zwerven, dan is de verlaging 20%. Er wordt dan dus geen toeslag verleend. Onder deze categorie vallen ook diegenen die in de betreffende bijstandsverlenende gemeente een briefadres hebben of een tijdelijk door de gemeente ter beschikking gesteld adres.

Artikel 6 Recente beëindiging van onderwijs/opleiding

Degene die recentelijk het onderwijs of de beroepsopleiding heeft beëindigd, waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, ontvangt gedurende maximaal zes maanden een uitkering die niet noemenswaardig afwijkt van de ontvangen WSF/WTS. De verlaging kan slechts plaatsvinden in de periode van een half jaar na de beëindiging van de scholing of de beroepsopleiding. De reden hiervoor is dat de omstandigheden en mogelijkheden van belanghebbende een zekere periode nog vergelijkbaar zijn met die van studerenden. Daarnaast moet voorkomen worden dat de hoogte van de bijstandsuitkering een belemmering vormt voor het aanvaarden van een dienstbetrekking.

De verlaging voor schoolverlater mag op grond van artikel 30 lid 2 onderdeel b van de wet niet gelijktijdig met de verlaging in verband met de leeftijd van 21 of 22 jaar voor een alleenstaande worden toegepast.

Artikel 7 Anti-cumulatie

De verlagingen zien op verschillende omstandigheden en kunnen elk afzonderlijk als redelijk worden aangemerkt. Om te voorkomen dat cumulatie ervan tot een te grote verlaging zou leiden die per saldo als onredelijk wordt beschouwd, is met deze bepaling gewaarborgd wat de minimale bijstand is. Per saldo kan er nooit meer dan een verlaging van 35% op de bijstandsnorm worden toegepast. Deze bepaling laat de mogelijkheid voor individualisering van de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 van de wet overigens wel ongemoeid.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Niet alle zich mogelijk in de praktijk voordoende situaties kunnen in een verordening worden vastgelegd. Vandaar dat, naast de afstemmingsverplichting van artikel 18, eerste lid, van de wet WWB, het college de bevoegdheid krijgt, hierin te voorzien.

Artikel 9 Citeertitel

“Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013” is de officiële naam waarmee deze verordening kan worden aangehaald.

Artikel 10 Intrekking inwerkingtreding

De bestaande verordening wordt ingetrokken.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.