Organisatie | Terneuzen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening werkleeraanbod Wet investeren in Jongeren |
Citeertitel | Verordening werkleeraanbod WIJ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2012 | Onbekend | 17-12-2009 Zeeuws Vlaams Advertentieblad, 23 december 2009 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
HOOFDSTUK 2 Beleid en financien
Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de cliënt, het meest doelmatig is met het oog op het behalen van een startkwalificatie dan wel het inschakelen in arbeid.
Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen niet ouder dan 12 jaar van alleenstaande ouders, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.
Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat met het trajectplan van de jongere wordt beoogd. Het doel van de inzet van een voorziening is het behalen van een startkwalificatie door het volgen van scholing, het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid. Onder voorzieningen wordt ook verstaan de inzet van verschillende diagnostische instrumenten.
Artikel 5 Verplichtingen van de jongere
Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Artikel 6 Intrekken werkleeraanbod
Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongeren dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in artikel 5 en hem dit te verwijten valt.
Artikel 7 Budget en subsidieplafonds
.Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de specifieke voorziening, behoudens het gestelde in de wet.
Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.
Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 17 december 2009.
griffier, drs. T.A.M. Leeraert,
voorzitter, J.A.H. Lonink
Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB).
In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.
In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt al uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is:het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.
Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is bepaalt het college.
Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af.
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening.
Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kunnen in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.
In dit artikel staan voorzieningen die het college ter beschikking staan. De genoemde voorzieningen zijn geen statisch geheel. Het is denkbaar dat het college gaandeweg voorzieningen ontwikkelt, daarom is de omschrijving breed opgezet en kunnen alle mogelijke voorzieningen die een jongere op weg helpen naar een startkwalificatie of reguliere arbeid worden ingezet, zolang het binnen de geformuleerde visie valt. Het staat het college in beginsel vrij om zelf aan werkleeraanbod invulling te geven en daarbij ook te betrekken de mate waarin voorzieningen noodzakelijk geacht worden en feitelijk beschikbaar zijn. Voorbeelden van voorzieningen die onder de werking van dit artikel kunnen vallen zijn Work First, Leer Eerst, plaatsingskosten/plaatsingsfee, intensieve begeleiding, diagnostische instrumenten, training en cursussen, kosten van leermiddelen en jobhunting, bemiddeling, nazorg.
Artikel 5 Verplichtingen van de jongere
In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.
Artikel 6 Intrekken werkleeraanbod
Dit artikel vormt een herhaling van artikel 21 WIJ. De meerwaarde van opname van deze bepaling in de verordening werkleeraanbod is gelegen in de overweging dat intrekking van het werkleeraanbod complementair is aan het voeren van beleid m.b.t. de invulling het werkleeraanbod. Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening. Het college besluit slechts tot intrekking nadat de individuele situatie zorgvuldig afgewogen is.
De gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in een beleidsplan of de begroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoe is immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid WIJ. Wel kan de invulling van het werkleeraanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken om tot duurzame arbeidsparticipatie te komen.
Voor jongeren die geen startkwalificatie hebben en die niet kunnen of willen deelnemen aan een reguliere opleiding is een aanbod ontwikkeld dat Leer Eerst wordt genoemd omdat het behalen van een startkwalificatie van groot belang wordt geacht. Leer Eerst combineert werken, scholing en begeleiding op een op het individu aangepast niveau.
De uitvoering van deze voorziening is voorbehouden aan Dethon en het ROC Westerschelde. De reden hiervoor is dat er blijvende infrastructurele voorzieningen moeten worden opgezet. Het opstarten of voortbestaan mag niet in gevaar komen door een aanbestedingsprocedure of door een wisseling van exploitanten als gevolg van een aanbestedingsprocedure.
De uitvoering van het hier genoemde project en de voorziening Work First is een voorbehouden opdracht voor de Gemeenschappelijke Regeling Dethon. De reden voor het vastleggen van deze voorbehouden opdrachten in deze verordening is dat bij het opzetten van Work First en van een proefkas en opleidingskas voor de glastuinbouw een blijvende infrastructuur moet worden opgezet. Het opstarten of voortbestaan mag niet in gevaar komen door een aanbestedingsprocedure of door een wisseling van exploitanten als gevolg van een aanbestedingsprocedure.
De organisatievorm, de hoogte van de bijdrage en de wijze van exploitatie zal door het college nader worden vastgesteld.
Bij vraaggerichte trajecten waarbij werkgevers een baangarantie afgeven kan sprake zijn van bijzondere en unieke situaties die niet vooraf in een verordening kunnen worden geregeld. In dergelijke gevallen kan het college nadere besluiten nemen over de vorm en hoogte van een eventuele bijdrage.
Doel van de loonkostensubsidie is om jongeren, die door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt misschien minder productief zijn, sneller en makkelijker aan werk te helpen. Bijkomend doel is werkgevers die door een gebrek aan werkervaring van de genoemde personen huiverig zijn deze in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn te stimuleren tot het aangaan van een dienstverband. Door deze subsidiëring worden die financiële risico’s tijdelijk gecompenseerd. Uitgangspunt is dat belanghebbende, gedurende de periode dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt, aanvullende vaardigheden en werkervaring kan opdoen, zodat de afstand tot de arbeidsmarkt aan het eind van de subsidieperiode is verkleind.
Ten einde te voorkomen dat in het kader van Europese regelgeving sprake zou zijn van een aanmeldingsplichtige steunmaatregel is in lid 2 opgenomen dat het gaat om een generieke regeling. Dit betekent dat ieder bedrijf of onderneming ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op een loonkostensubsidie, uiteraard voor zover aan de overige bepalingen van dit artikel wordt voldaan.
Artikel 11 Persoonsgebonden re-integratiebudget
Een persoonsgebonden re-integratiebudget kan beschikbaar worden gesteld als een persoon op eigen initiatief met een voorstel komt. Het college moet vooraf goedkeuring verlenen aan het voorgestelde traject. Daarna kan de persoon zelf uitvoering geven aan de onderdelen opgenomen in het trajectplan. Bij dit trajectplan gelden dezelfde voorwaarden als bij alle andere trajectplannen. De persoon verstrekt zelf alle benodigde verantwoordingsinformatie. Het college kan in beleidsregels nadere voorwaarden vaststellen.
Artikel 12 Overige vergoedingen
Soms moeten extra kosten gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling of een traject. Het kan hier zowel trajecten gericht op arbeidsinschakeling als trajecten gericht op maatschappelijke participatie betreffen. Aantoonbare, reële kosten kunnen worden vergoed. Ook kan een stage vergoeding worden verstrekt. Het college kan ter nadere uitvoering van dit artikel beleidsregels vastleggen.
Artikel 13 Voorliggende voorzieningen
Dit artikel beoogt dubbele subsidiëring van dezelfde kosten uit verschillende bronnen te voorkomen.
De wet vraagt aan de gemeenteraad om het Werkleeraanbod in een verordening vast te leggen. De belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten zijn in de voorgaande artikelen vastgelegd. Het college kan nadere beleidsregels en een beleidsplan opstellen waarin de algemene uitgangspunten uit de verordening nader worden uitgewerkt.
Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.