Organisatie | Sint-Michielsgestel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening onkostenvergoeding wethouders |
Citeertitel | Verordening Onkostenvergoeding Wethouders |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | onkosten, vergoeding, wethouder |
Geen
Rechtspositiebesluit wethouders
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-06-1997 | 01-01-1996 | Nieuwe regeling | 29-05-1997 De Brug, 05-06-1997 | Index, 1.602 |
De wethouders ontvangen per kalenderjaar een tegemoetkoming in de overige kosten verbonden aan het wethoudersambt ten bedragen van 100% van de bedragen, zoals vermeld in artikel 25, lid 2, van het Rechtspositiebesluit Wethouders, zoals deze gelden voor de inwonersklasse in welke de gemeente Sint-Michielsgestel is ingedeeld.
De wethouder die in de loop van het kalenderjaar is benoemd danwel het wethouderschap heeft beëindigd als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Rechtspositiebesluit Wethouders, ontvangt de vergoeding, bedoeld in lid 1, naar evenredigheid met de periode van uitoefening van het ambt in bedoeld kalenderjaar.
Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 29 mei 1997.
De onkostenvergoeding voor wethouders is gebaseerd op een circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken van 18 oktober 1991 (BW91/U1124). Vervolgens is de vergoeding vastgelegd in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van 17 september 1992. Op basis van deze regelingen is een en ander verwoord in hoofdstuk 3, paragraaf 3, van het Rechtspositiebesluit Wethouders.
Hierin wordt de mogelijkheid geboden dat de gemeenteraad een verordening vaststelt. Dit kan voor een viertal onderdelen, te weten:
Reiskostenvergoeding woon-werkverkeer
Het Rechtspositiebesluit bepaalt dat er geen reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer wordt verstrekt, indien de afstand tussen de woning en het gemeentehuis 10 kilometer of minder bedraagt. Vervolgens wordt de vergoeding gemaximeerd op de bedragen zoals genoemd in artikel 12 van het Verplaatsingkostenbesluit 1989. Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of het aanbeveling verdient een dergelijke vergoeding voor wethouders toe te kennen. Hiervoor is het volgende van belang. Het ambtelijk personeel heeft in principe een woonplicht binnen het vastgestelde woongebied. Dit woongebied is vastgesteld op het grondgebied van de gemeente Sint-Michielsgestel en de daaraan grenzende gemeenten. Ontheffing van deze woonplicht is mogelijk. In de praktijk komt het erop neer dat de woonplicht (en de eventueel daaruit voortvloeiende verhuisplicht) alleen toegepast wordt wanneer dit in het licht van de functie welke belanghebbende vervult, noodzakelijk is. In dat geval wordt voor een bepaalde periode een reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer toegekend. Verder ontvangen diverse personeelsleden een dergelijke reiskostenvergoeding op grond van de Sociale Leidraad bij de Gemeentelijke Herindeling. Ook deze vergoeding is van tijdelijke aard (maximaal 5 jaren). De conclusie, welke hieruit getrokken kan worden, is dat het ambtelijk personeel geen vaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer ontvangt. Derhalve ligt het niet voor de hand om dit ten aanzien van wethouders wel te doen.
Artikel 23 van het Rechtspositiebesluit Wethouders biedt vervolgens de mogelijkheid voor vergoeding van reiskosten welke ten behoeve van de gemeente gemaakt zijn (niet zijnde reiskosten voor het woon-werkverkeer). Dit geldt eveneens voor de gemaakte verblijfkosten. De reiskosten kunnen dan vergoed worden overeenkomstig maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 7 van het Reisbesluit Binnenland. Momenteel is dit ƒ 0,60 per kilometer.
De verblijfkosten worden op declaratiebasis vergoed. Het rechtspositiebesluit geeft hiervoor geen maxima aan. Dit kan door de raad wel gebeuren. In de raadsverordening kunnen vervolgens ook regels opgenomen worden omtrent het overleggen van bewijsstukken, de wijze van uitbetaling en dergelijke.
Voorgesteld wordt deze reis- en verblijfkosten volledig op declaratiebasis te vergoeden.
Het Rechtspositiebesluit Wethouders biedt vervolgens de mogelijkheid dat een tegemoetkoming wordt verstrekt in de kosten van kinderopvang. De kinderopvang moet dan wel verband houden met het wethouderschap. Onder de vergoeding vallen de kosten van kinderopvang zowel tijdens kantooruren, als tijdens avonduren. De vraag of een dergelijke vergoeding toegekend moet worden, staat uiteraard los van de vraag of dit al dan niet op de huidige wethouders van toepassing is.
Ook met betrekking tot de kosten van kinderopvang kan er weer een vergelijking worden getrokken met het ambtelijk personeel. Het personeel kent geen vergoedingsregeling voor de kosten van kinderopvang. Als er een reden zou zijn om een dergelijke vergoeding aan wethouders mogelijk te maken, zou deze reden in principe ook voor het ambtelijk personeel gelden.
Tenslotte biedt het Rechtspositiebesluit Wethouders de mogelijkheid tot vergoeding van overige kosten welke aan het wethouderschap zijn verbonden. De hoogte van laatstgenoemde vergoeding is gerelateerd aan het inwonersaantal van de gemeente. Artikel 25 noemt de maximale bedragen voor de vergoeding. Deze worden jaarlijks per 1 januari door de minister van Binnenlandse Zaken herzien aan de hand van de consumentenprijsindex.
In 1991 hebben het ministerie van Binnenlandse Zaken en de VNG een enquête gehouden onder wethouders in Nederland. Hierbij kwam een inzicht in de diverse kostenbestanddelen welke wethouders doorgaan hadden. De resultaten vormden de basis voor de toen nog vast te stellen AMvB. De aan de volgende onderdelen verbonden kosten maken aldus deel uit van de onkostenvergoeding aan wethouders:
Met ingang van 1 januari 1996 bedraagt het maximale vergoedingsbedrag voor de hierboven genoemde overige kosten ƒ 7.891,-- per jaar voor een full-time wethouder in een gemeente van onze inwonersklasse (vanaf 18.001 inwoners). Indien het een wethouder betreft die het wethouderschap in deeltijd uitoefent in een gemeente, waar een full-time wethouderschap mogelijk is, ontvangt de desbetreffende wethouder een aan zijn deeltijd evenredige onkostenvergoeding (artikel 26, lid 2, van het Rechtspositiebesluit Wethouders).