Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 |
Citeertitel | Notitie handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2012 |
Geen
Wet kinderopvang
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-05-2013 | 06-06-2020 | Nieuwe regeling | 10-12-2012 KernPUNTEN, 22-05-2013 | 26-11-2012, nummer 3 |
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) regelt onder andere de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. De wet voorziet in landelijk uniforme kwaliteitseisen aan houders van kindercentra (kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang), gastouderbureaus, gastouderopvang en peuterspeelzalen.
De eisen dragen bij aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind en een veilige en gezonde omgeving. Gemeenten en GGD hebben een belangrijke taak bij het toezicht en het handhaven van de Wet kinderopvang. Gemeenten hebben op grond van de wet de plicht op verzoek van een houder een
besluit te nemen een voorziening voor kinderopvang op te nemen in het landelijk register Kinderopvang. De in dit register opgenomen voorzieningen staan onder toezicht van de toezichthouder GGD IJsselland.
Wanneer houders niet aan de verplichtingen van de wet voldoen beschikt de gemeente over een reeks van instrumenten om de naleving van de wettelijke eisen te bevorderen en zo nodig af te dwingen.
Dit handhavingsbeleid is bedoeld om inzicht te geven in het beleid dat wordt gevoerd bij handhaving van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Het toezicht op naleving van de Wko wordt uitgevoerd door de GGD. Voor de verschillende vormen van kinderopvang: dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouderopvang en peuterspeelzalen zijn toetsingskaders voor de controle vastgesteld. Daarnaast zijn er voorgeschreven modellen voor de wijze van rapporten door de GGD.
Met de GGD zijn afspraken gemaakt over de invulling van de toezichthoudende rol en de handhavende taak van de gemeente (zie bijlage 1). De GGD controleert o.a. nieuw gemelde voorzieningen, voert de jaarlijks verplichte controles uit, verricht zo nodig herinspecties (incidenteel onderzoek) en kan wanneer gewenst in overleg met de gemeente incidentele controles uitvoeren. Bovendien kan de GGD worden ingeschakeld voor een onderzoek bij een vermoeden van niet gemelde kinderopvang.
1.2 Samenwerking en integraliteit
De gemeenten binnen de regio IJsselland stemmen het handhavingsbeleid op elkaar af. Dit bevordert efficiënte werkprocessen voor de GGD en duidelijkheid naar ondernemers in de kinderopvang, die soms ook gemeentegrens overschrijdend werken.
Bij een verzoek tot registratie van een nieuw kindercentrum wordt overigens naast melding aan de GGD ook een melding gedaan aan de afdeling Ontwikkeling en Grondzaken in verband met het bestemmingsplan, en aan de brandweer in verband met handhaving van de brandveiligheids-voorschriften.
2 Afwegingsmodel handhaving kinderopvang
Het is belangrijk om vast te leggen hoe de gemeente met overtredingen omgaat. Voor de gemeente is transparantie van belang om consequent te kunnen optreden bij bepaalde overtredingen. Prioriteiten stellen is daarom nodig. Om op dit punt beleidsmatig en afgewogen te werk te gaan wordt gebruik gemaakt van het afwegingsmodel kinderopvang en peuterspeelzalen (zie bijlage 2).
Het afwegingsmodel is de basis voor het handhavingsbeleid en houdt rekening met het negatieve effect dat zich kan voordoen bij een overtreding. In bijlage 2 zijn afwegingsmodellen voor de verschillende vormen van kinderopvang die de wet onderscheidt en die bij het handhavingsbeleid van de gemeente Dalfsen worden toegepast: dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, gastouderopvang en peuterspeelzalen. De gemeente Dalfsen volgt, evenals de andere gemeenten binnen regio IJsselland, het model VNG-afwegingsmodel (versie 2012) met als opmerking dat (evenals in 2008 en 2011) op enkele punten de prioriteiten hoger liggen en anderzijds de hersteltermijnen op enkele punten langer zijn. De hersteltermijn gaat wel in op het moment van constatering van de overtreding. De gehanteerde hersteltermijnen sluiten aan bij het tot op heden gevoerde beleid.
Met dit model kan onderbouwd worden weergeven welke overtredingen prioriteit verdienen, welke hersteltermijn bij welke overtreding wordt gehanteerd en welke handhavingsmaatregelen bij de betreffende overtreding van toepassing kunnen zijn.
3.1 Fasering, handhaving in twee stappen
Uitgangspunt is dat bij handhaving gefaseerd wordt gehandeld. De 1e fase begint met de constatering van de overtreding, doorgaans op basis van rapportages van de GGD.
De GGD constateert op basis van de jaarlijkse inspecties of incidentele onderzoeken overtredingen en rapporteert die aan de gemeente, nadat de houder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze te geven op de door de GGD geconstateerde feiten. De GGD adviseert de gemeente in geval van geconstateerde tekortkomingen al dan niet te handhaven conform het gemeentelijk handhavingsbeleid.
De gemeente neemt op basis van deze aanbeveling actie door de houder schriftelijk te wijzen op zijn wettelijke verplichting. De wet biedt daartoe een aantal instrumenten zoals: een aanwijzing of een verbod van het college van burgemeester en wethouders om een instelling in exploitatie te laten gaan. Deze instrumenten kunnen al naar gelang de ernst van de overtreding worden ingezet. Een schriftelijke waarschuwing is ook een mogelijkheid, maar deze heeft geen wettelijke status.
De GGD kan in deze fase als zij oordeelt dat de kinderopvang zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan leiden ook zelf een schriftelijk bevel geven.
De gemeente heeft op basis van het afwegingsmodel met de GGD afspraken gemaakt over de hersteltermijnen. Bij een overtreding met prioriteit “hoog” geld een hersteltermijn van 3 maanden. Bij een overtreding met de prioriteit “gemiddeld” of “laag” geldt een hersteltermijn van 10 maanden. De herinspectie valt in dat geval samen met de volgende jaarlijkse inspectie. De hersteltermijn gaat in beginsel in vanaf de datum van de inspectie waarop de overtreding is vastgesteld.
Van de genoemde hersteltermijnen kan worden afgeweken bij:
Bij een combinatie van overtredingen wordt uitgegaan van de zwaarste overtreding. Maatwerk is natuurlijk wel uitgangspunt.
De 2e fase is het moment waarop de hersteltermijn is verlopen. Wanneer de houder de benodigde maatregelen om te voldoen aan de wettelijke eisen niet of onvoldoende heeft genomen komt de fase dat bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten worden ingezet. De wet biedt het college daartoe de volgende mogelijkheden: bestuursdwang, de last onder dwangsom, verbod (verdere) exploitatie, uitschrijving uit het register en de bestuurlijke boete. Voor deze fase geldt geen mandaat, het college moet hier een besluit over nemen.
In het kader van een transparant handhavingsbeleid is het van belang van te voren duidelijk te zijn over de omvang en de hoogte van de te nemen sanctiemaatregelen daar waar het gaat om een dwangsom/boete. In voorkomende gevallen zal na integraal ambtelijk overleg de hoogte van de sanctie worden bepaald. Uitgangspunten daarbij zijn de effectiviteit (op welke manier wordt de overtreding zo snel mogelijk ongedaan gemaakt), de aansluiting met andere handhavingssectoren en om eventueel economisch gewin van de overtreder te ontmoedigen.
3.3 Afspraken over niet gemelde kinderopvang
Een inspecteur van de GGD kan via een tip of “toevallig” op het spoor van niet-gemelde kinderopvang of van informele opvang van kinderen komen. Tussen de GGD en gemeenten zijn afspraken gemaakt hoe zelfstandig de GGD hierin opereert.
Ook bouwregelgeving en brandveiligheidseisen kunnen overtreden worden. Is dat het geval en wordt bovendien niet gemelde kinderopvang aangetroffen, dan kan het pand in afwachting van het onderzoek naar legalisatiemogelijkheden gesloten worden. Het primaat voor het legalisatieonderzoek ligt bij de ambtenaar bouw- en woningtoezicht, in samenwerking met medewerkers ruimtelijke ordening en de brandweer.
3.4 Andere acties om naleving te bevorderen
Oudercommissies en houders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij naleving van de wet. De ouders kunnen de kwaliteit van de kinderopvang volgen en bewaken door kennis te nemen van de controlerapporten van de GGD. De rapporten worden door de GGD automatisch openbaar gemaakt in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen dat voor ouders via internet te raadplegen is en daarnaast is de houder verplicht deze ter inzage te leggen voor ouders en personeel. Ouders en personeel kunnen de houder aanspreken op zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot de kwaliteit. Ouders kunnen richting de houder gebruik maken van de bepalingen over het behandelen van klachten.
Voorlichting speelt ook een belangrijke rol in het bevorderen van de naleving van de wetgeving. Het moment van een verzoek tot registratie, of liever nog het moment daaraan voorafgaand (als een ondernemer vooraf om informatie vraagt), is een goede aanleiding om de ondernemer op de hoogte te brengen van de wet- en regelgeving en van de consequenties die overtreding met zich meebrengen. Er is voor ondernemers die met kinderopvang zouden willen beginnen een brochure ‘Kwaliteit, toezicht en handhaving in de kinderopvang’ ontwikkeld (GGD Nederland, 2010).
Eén van de handhavingsinstrumenten is de bestuurlijke boete. Deze wordt geregeld in art. 72 t/m 86 van de Wko. Op grond van artikel 72 Wko is het college bevoegd voor een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Deze boetebeleidsregels hebben betrekking op overtredingen die in relatie staan met (het toezicht op) de kwaliteitsnormen en enkele andere verplichtingen.
De bestuurlijke boete is een instrument om de naleving van de Wet Kinderopvang te bevorderen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.
In het afwegingsmodel ‘Handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’ (zie bijlage 2)wordt beschreven in welke gevallen het college een bestuurlijke boete overweegt. Het herhaaldelijk overtreden van een kwaliteitseis met hoge prioriteit is een belangrijke afweging voor het college om een bestuurlijke boete op te leggen.
Een bestuurlijke boete is een punitieve sanctie, met andere woorden er is sprake van bestraffing. Hierdoor is het opleggen van een bestuurlijke boetes een met veel waarborgen omkleed proces, wat zorgvuldig moet worden doorlopen.
4.2 Procedurele aandachtspunten
De procedurele aandachtspunten hierbij zijn:
Het feit dat een bestuurlijke boete geldt als bestraffing heeft ook gevolgen voor een eventuele toetsing door een rechter. De feiten, de kwalificatie van de feiten, de schuldvraag, de bevoegdheid te beboeten, de redelijke termijn en de hoogte van de boete worden vol getoetst. De rechter heeft een wettelijke matigingsbevoegdheid maar kan (art. 8:69 Awb) eventueel ook besluiten tot een hogere boete dan door het bestuur bij beschikking is opgelegd.
Voordat een boete wordt opgelegd heeft er al eerder een traject van handhaving plaatsgevonden. Het kan zijn dat al eerder een overtreding en een handhavingstraject heeft plaatsgevonden of dat na een hersteltermijn een overtreding nog steeds niet beëindigd is. In dat geval kan door het college worden besloten een boete op te leggen.
Mogelijke stappen die voorafgaand aan een boetebesluit kunnen zijn gezet zijn:
Bovenstaande opsomming is niet voorgeschreven of uitputtend, maar geeft weer dat er al andere momenten zijn geweest waarop de houder op een overtreding is gewezen en de houder ook mogelijkheden heeft gehad de overtreding te beëindigen ofwel herhaling te voorkomen. Als dit niet tot een oplossing heeft geleid dan wel bij herhaling overtredingen plaats vinden kan dat reden zijn voor het college om te besluiten een bestuurlijke boete op te leggen met als overweging de houder voor het niet nakomen te bestraffen.
Het handhavings- en boetebeleid is als volgt in de organisatie neergezet. Het primaat voor de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving ligt bij de afdeling Welzijn en Onderwijs.
Gelet op de daarvoor benodigde en aanwezige expertise zal bij het opleggen van boetes of sancties bij de 2e fase van handhaving worden samen gewerkt met de afdeling Milieu en Bouwen. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de afdeling Welzijn en Onderwijs.
6 Verslaglegging en verantwoording
De gemeente is wettelijk verplicht verslag te doen over de uitvoering van toezicht en handhaving. Op basis van de wet is voor het verslag een model vastgesteld. Het jaarverslag wordt jaarlijks voor 1 juli volgend op het verslagjaar aan de gemeenteraad aangeboden en aan de Inspectie van het Onderwijs, die namens het Ministerie het tweedelijns toezicht houdt op de gemeenten.
Het jaarverslag kan aanleiding geven om het handhavingsbeleid te evalueren en aan te passen. Het veelvuldig voorkomen van herhaalde overtredingen kan bijvoorbeeld aanleiding zijn om de bestuurlijke boete in een eerder stadium op te leggen om recidive te voorkomen.
Bijlage 1 Afspraken GGD IJsselland - gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Hattem, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle (2011)
Inzake toezicht en handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
GGD taken af te stemmen met de gemeente:
Voor de afspraken tussen GGD en gemeenten gelden de volgende algemene kaders:
Onderzoek na verzoek tot registratie kindercentrum (dagopvang ofbuitenschoolse opvang)/gastouderbureau/voorziening voor gastouderopvang (art. 1.62 lid 1): afspreken hoe gemeente geïnformeerd wordt of al dan niet kunnen starten van exploitatie:
Na de start van de exploitatie controleert de GGD het nieuw geopende kindercentrum of gastouderbureau (dit onderzoek is gebaseerd op art. 5 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang). Uitgangspunt is dat dit onderzoek plaatsvindt binnen 3 maanden na besluit tot registratie, of zoveel later als de werkelijke exploitatie later is gestart. De GGD vraagt bij het onderzoek verzoek tot registratie naar de datum van exploitatie.
Nader onderzoek (Art. 1.62 lid 3) : afspreken wanneer dit onderzoek plaats vindt en wie initiatief neemt (art. 6 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang):
Wanneer bij een onderzoek tekortkomingen worden geconstateerd wordt aan de instelling een hersteltermijn gegeven. De GGD controleert na afloop van de termijn (bijv. bij risico-inventarisatie en verklaringen omtrent het gedrag veelal schriftelijk) of inmiddels aan de eisen wordt voldaan (art. 8 Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang). Dit noemen wij een herinspectie.
Klachten en signalen: afspreken hoe er om wordt gegaan met klachten en signalen en wanneer dit tot onderzoek leidt:
Als er klachten/signalen bij de gemeente worden gemeld dan besluit deze (zo nodig na overleg met de GGD) of er aan de GGD een opdracht wordt gegeven voor een bepaald onderzoek. Als de klager een ouder is, is het van belang of men reeds intern geklaagd heeft en wat het resultaatdaarvan was (de houder moet schriftelijk reageren op een klacht).
· Overleg met GGD om na te gaan of deze klachten o.g.v. eerdere bezoeken bekend zijn.
· Als er voldoende aanleiding is te vermoeden dat er echt iets mis is in overleg met GGD bepalen of dit voldoende spoedeisend is om vooruitlopend op een volgende periodiek onderzoek een extra onderzoek in te stellen (art. 1.62 lid 3), dan wel bij het eerstvolgende periodieke onderzoek mee te nemen.
Opsporing: beleid niet gemelde opvang (art 4, derde lid Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang)
Als er meldingen of signalen binnenkomen die duiden op (een vermoeden van) illegale opvang beoordeelt de gemeente of actie wordt ondernomen richting GGD en in overleg wordt bepaald wat de vervolgactie is:
· onderzoeken of er sprake is van registratieplichtige kinderopvang
· zo ja, vervolgopdracht onderzoek doen zoals genoemd in art. 1.62 lid 1
Handhaving: beleid ontwikkelen aan de hand van afwegingsmodel handhaving VNG
Het handhavingsbeleid valt uiteen in twee fasen:
De GGD benoemt in het inspectierapport welke overtredingen van de wet hebben plaatsgevonden en welke acties de instelling moet ondernemen om aan de wettelijke eisen te voldoen. GGD geeft in de rapportage bij “advies gemeenten” aan bij elke overtreding welke verbeteractie voor welke datum verwacht wordt en in welke vorm de GGD hierover geïnformeerd wil worden (om het vervolgens te kunnen controleren). De GGD geeft adviezen aan de gemeente voor hersteltermijnen.
De gemeente schrijft, indien de GGD tekortkomingen constateert, op basis van het ontvangen inspectierapport de instelling aan en geeft aan welke maatregelen binnen welke termijn de instelling moet nemen. De gemeente kan dat doen in de vorm van een waarschuwing, aanwijzing of bevel. De gemeente kan in deze brief de algemene sancties benoemen bij niet tijdige naleving dan wel reeds met name genoemde concrete sancties benoemen bij niet tijdige naleving.
Bijlage 2 Afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2012
afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2012