Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2013 |
Citeertitel | Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-05-2013 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 28-01-2013 KernPUNTEN, 22-05-2013 | 10-12-2012, nummer 123 |
De raad van de gemeente Dalfsen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 december 2012, nr.123;
gelet op artikel 149 van de gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen nadere eisen te stellen aan de inrichting van peuterspeelzalen;
vast te stellen de ‘Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2013’
Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2013
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 28 januari 2013.
De raad voornoemd,
de voorzitter, de griffier,
Drs. H.C.P. Noten N.A. IJnema Msc.
Toelichting op de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2012
Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wet) in werking getreden. Het doel van deze Wet is om jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilig en stimulerende omgeving te bieden.
Eén van de onderliggende doelstellingen van de nieuwe Wet is de regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren met de kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang.
Echter, in de kwaliteitseisen zijn geen eisen opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen. Gemeenten leggen eisen met betrekking tot de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen vast in een gemeentelijke verordening. De gemeente Dalfsen doet dit in de verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2012.
Bij het opstellen van de verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Dalfsen 2012 is aangesloten bij het model van de VNG. Dit model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de brancheorganisaties tot stand gekomen.
Kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen kan niet zonder het stellen van kwaliteitseisen. Eisen betreffende ruimte en inrichting vormen hier een essentieel onderdeel van. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de cognitieve, de sociaal-emotionele en de motorische vaardigheden. De opvoeding door de ouders legt daarvoor de basis, maar ook de rest van de omgeving waarin het kind opgroeit, is van belang. Veel kinderen brengen enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra. Ze moeten daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben.
Bestaande eisen over veiligheid en gezondheid die algemeen geldend zijn en volgen uit andere wet- en regelgeving zoals bouwvoorschriften, brandveiligheidsvoorschriften, eisen aan speeltoestellen, keukenhygiëne en dergelijke zijn van kracht.
In deze verordening is het kader voor het toezicht en de wijze van vastleggen van de onderzoeksresultaten van een inspectie beschreven. Op de handhaving zijn de algemene handhavingsbevoegdheden uit de Awb van toepassing.
Deze bepaling spreekt voor zich.
In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5m² bruto oppervlak speelruimte aanwezig moet zijn. Dit is de vloeroppervlakte inclusief eventuele speeltoestellen, speelhoeken en alle andere voorwerpen of materialen die door de kinderen worden gebruikt om te spelen. Het gaat om het totale aantal vierkante meters die beschikbaar zijn voor de kinderen in de groepsruimten om te spelen. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen spelen.
Speelruimtes dienen passend te zijn ingericht voor spelen en rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient rekening te worden gehouden met zowel het aantal kinderen dat van een ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de kinderen die naar de peuterspeelzaal gaan. Dit is de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs.
Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie ‘bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.
Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal moet zijn.. Evenals de binnenruimte moet de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Ook voor de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening moet worden gehouden met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig kind uit minimaal 3m² bruto oppervlakte. Dit is de vloeroppervlakte inclusief eventuele speeltoestellen en alle andere voorwerpen/materialen die door de kinderen worden gebruikt om te spelen. Met aanwezig kind wordt gedoeld op in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
Dit artikel maakt burgemeester en wethouders (hierna B&W) verantwoordelijk voor de naleving van deze verordening. B&W wijzen de directeur van de GGD aan als toezichthouder. Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. In de gemeente Dalfsen is dit de GGD IJsselland. De directeur van de GGD IJsselland oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
In dit artikel worden drie soorten van onderzoek onderscheiden. In de eerste plaats onderzoekt de toezichthouder naar aanleiding van een aanvraag voor de exploitatie van een peuterspeelzaal of aan de voorschriften uit deze verordening zal worden voldaan. Daarnaast voert de toezichthouder jaarlijks regulier onderzoek uit bij bestaande peuterspeelzalen. Voorts beschikt de toezichthouder op grond van lid 3 over de mogelijkheid om incidenteel onderzoek te verrichten naar de naleving van de voorschriften uit deze verordening.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
De resultaten van het onderzoek uit artikel 5 worden door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd in een inspectierapport.
De toezichthouder zendt het ontwerp-inspectierapport aan de houder van de peuterspeelzaal. De houder wordt hiermee in de mogelijkheid gesteld om een reactie te geven op de inhoud van het rapport.
De toezichthouder voegt de reactie van de houder als bijlage bij het rapport. De houder zorgt er voor dat zowel ouders van kinderen in de peuterspeelzaal als het personeel inzage hebben in het inspectierapport van de toezichthouder.
Uiterlijk 3 weken na ontvangst stelt de toezichthouder het inspectierapport vast en maakt het rapport openbaar door middel van publicatie op het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
Van deze vaststelling worden burgemeester en wethouders door de toezichthouder schriftelijk op de hoogte gebracht.
Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin toepassing van een artikel van de verordening een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, artikel 2 en 3 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van burgemeester en wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.