Organisatie | Maastricht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING INTERNE KLACHTBEHANDELING |
Citeertitel | Verordening interne klachtbehandeling |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
regeling vervangt de Verordening interne klachtbehandeling vastgesteld 21-09-2010
Gemeentewet, artikel 147; Algemene wet bestuursrecht, artikel 9:2
Klachtreglement
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2013 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 23-04-2013 Gemeenteblad 2013, C. no. 25-2013 | Volgno. 36-2013 |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASTRICHT,
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 26 maart 2013, team Concernzaken, no. 2013-12082;
gehoord de commissie Algemene Zaken;
gelet op het bepaalde in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;
mede gelet op het bepaalde in artikel 27 lid 1 onder j van de Wet op de ondernemingsraden;
De onderstaande Verordening interne klachtbehandeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 vast te stellen;
In deze verordening wordt verstaan onder:
ambtenaar: een ambtenaar of een daarmee op grond van diens werkzaamheid gelijk te stellen persoon in dienst van de gemeente (bijvoorbeeld uitzendpersoneel) in de uitoefening van zijn functie, alsmede een gewezen ambtenaar.
Artikel 3. Klachten over ambtenaren, niet zijnde een lid van het directieteam, de secretaris/algemeen directeur, de raadsgriffier of de medewerkers van de raadsgriffie.
Er is een klachtencommissie, die belast is met de behandeling van en de advisering over klachten over medewerkers als bedoeld in artikel 3. Het college kan uit een oogpunt van een bedrijfsmatige organisatie van het werk kiezen voor het vormen van meerdere “kamers” binnen de commissie die zijn toegesneden op de aard van de bij die kamers onder te brengen klachten.
Artikel 6. Klachten over een lid van het directieteam, de secretaris/algemeen directeur, de raadsgriffier, medewerkers van de raadsgriffie, een wethouder of de burgemeester
Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel
Aldus besloten door de raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van 23 april 2013.
Artikelsgewijze toelichting Verordening interne klachtbehandeling
De wijziging van de interne klachtenverordening vloeit in hoofdzaak voort uit de overgang van de externe klachtbehandeling van de Ombudscommissie Zuid-Limburg naar de Nationale Ombudsman. Een en ander is beschreven in het bij de verordening behorende voorstel van het college aan de raad tot wijziging van de op 21 september 2010 vastgestelde oude “Verordening interne klachtbehandeling”. De intrekking van genoemde “oude” verordening en de vaststelling van bijgaande gewijzigde nieuwe “Verordening interne klachtbehandeling” heeft plaatsgevonden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013.
In de artikelsgewijze toelichting zal, waar noodzakelijk, per artikel worden aangegeven wat de achtergrond is van de gewijzigde redactie van de in 2013 vastgestelde verordening, bezien in relatie tot de vorige in het jaar 2010 vastgestelde verordening.
Ten opzichte van de oude verordening is een nieuw lid 1 toegevoegd waarmee wordt aangegeven dat de behandeling en afdoening van klachten wordt bepaald door de regels uit hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) én het bepaalde in deze verordening. Dit is gebeurd om expliciet te duiden dat deze verordening (met bijbehorend reglement), aanvullend op hoofdstuk 9 van de Awb, een aantal zaken regelt m.b.t. tot klachtbehandeling in Maastricht; dit laat dus onverlet dat de algemene voorschriften uit de Awb op de klachtbehandelingsprocedure van toepassing blijven.
In lid 2 is grotendeels de tekst van het oude artikel 2 opgenomen. De tekst van de oude verordening stelde i.c. dat de verordening van toepassing was op klachten ingediend bij het college op basis van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Klachten kunnen evenwel op vele plekken worden ingediend binnen de gemeente, terwijl toch niet bedoeld zal zijn die klachten uit te zonderen. Vandaar dat ervoor is gekozen om aan te sluiten bij de terminologie uit artikel 9:1 van de Awb. Dit artikel spreekt van het indienen van klachten bij het bestuursorgaan betreffende gedragingen van dat bestuursorgaan; ingevolge artikel 9:2 Awb zijn gedragingen van een persoon die werkt onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan toe te rekenen aan dat bestuursorgaan. Door er in artikel 2 voor te kiezen dat het gaat om klachten die worden ingediend bij een gemeentelijk bestuursorgaan wordt bereikt dat klachten die bijv. bij de burgemeester of een specifiek organisatieonderdeel worden ingediend, ook naar de letter van de verordening, vallen onder de werkingssfeer van de verordening.
Het zal overigens duidelijk zijn dat het overgrote deel van de “bij de gemeente” (mondeling of schriftelijk) in te dienen klachten betrekking zullen hebben op ambtenaren omdat deze immers –uitzonderingsgevallen daargelaten- onder verantwoordelijkheid van het college van Burgemeester en Wethouders werken. Ook, al dan niet tijdelijk, ingehuurde krachten zoals ZZP-ers en arbeidscontractanten zijn werkzaam onder verantwoordelijkheid van het college en vallen dus onder de werkingssfeer van de verordening. De griffieambtenaren vallen onder de verantwoordelijkheid van de raad, dit is ook een gemeentelijk bestuursorgaan dus ook klachten over gedragingen van deze functionarissen vallen in principe onder de werkingssfeer van deze verordening. Verder vallen ook de leden van het college van Burgemeester en Wethouders onder de werkingssfeer van deze klachtenverordening, immers ook deze functionarissen werken onder verantwoordelijkheid van een gemeentelijk bestuursorgaan. Dat geldt ook voor de burgemeester, immers ook hier betreft het een gemeentelijk bestuursorgaan, waaraan gedragingen kunnen worden toegerekend
Voor de goede orde, raadsleden werken niet onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad; dit zou in strijd zijn met het stelsel van de wet waarin staat dat zij zonder last hun werk doen (Grondwet artikel 129 lid 6). Raadsleden dienen op grond van rechtstatelijke en democratische beginselen vrij hun werk te kunnen doen zodat eventueel tegen hen ingediende klachten niet onder de werkingssfeer van deze verordening vallen; raadsleden zijn in principe wel onderworpen aan het tuchtrecht van de voorzitter van de gemeenteraad zoals dat nader is geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad.
T.o.v. de oude verordening zijn geen materiële wijzigingen opgetreden; wel is “de directieraad” vervangen door “het directieteam” en is het woord “sectormanager” vervangen door “(team)manager” waardoor duidelijk is dat een lid van de directieraad de behandeling van een klacht kan mandateren aan een manager of teammanager.
Met betrekking tot de kring van personen waarover de klachtencommissie kan adviseren wordt nadrukkelijk een koppeling gelegd met artikel 3 van de verordening waarin staat dat het gaat om ambtenaren, niet zijnde de leden van het directieteam, de secretaris/algemeen directeur, de raadsgriffier of de medewerkers van de raadsgriffie. Als een klacht op een van de binnen deze laatst benoemde categorie van medewerkers betrekking heeft (bijv. een wethouder) is de commissie dus niet aan zet en dient de klachtenafwikkeling verder plaats te vinden binnen de kaders van de wetgeving (met name hoofdstuk 9 Awb) en het gestelde in deze verordening (zie met name artikel 6). Aan lid 1 is de zinsnede toegevoegd dat het college het aandachtsgebied van de klachtencommissie kan verdelen over meerdere “kamers”; feitelijk is het reeds zo dat er thans een “kamer” is voor de behandeling van klachten betrekking hebbende op sociale zaken en WMO en een kamer die betrekking heeft op overige zaken. In het nieuwe reglement is daartoe nu een bepaling opgenomen.
In artikel 4 lid 3 is het woord “ de directieraad” vervangen door “het directieteam”.
Artikel 5 lid 1 was eerst facultatief geredigeerd “het college kan een klachtreglement vaststellen”. Dit is nu imperatief geformuleerd tegen de achtergrond van artikel 4. In artikel 4 geeft de raad immers de opdracht aan het college een klachtencommissie in het leven te roepen zodat het logisch is dat daarbij een verplicht vast te stellen klachtreglement hoort. Verder is aan lid 1 toegevoegd “,met inachtneming van het bepaalde in deze verordening,”. Aldus wordt onderstreept dat de door de raad gekozen systematiek in takt blijft: er wordt gekozen voor de behandeling van klachten -voor de kring van personen als bedoeld in artikel 3- door een klachtcommissie met advies van deze commissie aan een directielid die namens het college beslist. Tevens wordt aldus bevestigd dat er een aparte regeling is voor de behandeling van klachten voor functionarissen zoals omschreven in artikel 6 waarbij in de feitelijke behandeling van deze zaken voor maatwerk kan worden gekozen (binnen de kaders van de Awb, met name hoofdstuk 9, en het bepaalde in deze verordening).
In artikel 5 lid 2 is toegevoegd dat het college bij de samenstelling, benoeming, taak en werkwijze van de klachtencommissie ook aandacht kan besteden aan de inrichting van zogenaamde “kamers” zoals eerder geduid in artikel 4.
De redactie van dit artikel is ongewijzigd met dien verstande dat de term “de directieraad” is vervangen door “het directieteam”.
Dit is een nieuw artikel, gebaseerd op 9:12 Awb. In lid 1 wordt –voor alle duidelijkheid- aangegeven dat het bestuursorgaan klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis stelt van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, zijn oordeel daarover alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt. Dit moet in principe binnen 6 weken gebeuren met een verdagingsmogelijkheid van 4 weken; daar waar de klachtencommissie advies uitbrengt is de beslistermijn 10 weken. Overigens is verder uitstel mogelijk indien klager daarmee schriftelijk instemt.
In lid 2 wordt bepaald dat bij de kennisgeving als bedoeld in lid 1 wordt vermeld dat klager vervolgens een gemotiveerd verzoekschrift kan indienen bij de Nationale Ombudsman. Dit lid is opgenomen omdat een verwijzing naar een ombudsman in de oude verordening ontbrak en alleen was opgenomen in het reglement dat evenwel slechts van toepassing is op te behandelen klachten tegen de kring van medewerkers als bedoeld in artikel 3.
In lid 1 is de term “de betreffende sector” vervangen door “het betreffende organisatieonderdeel” en wordt niet meer gesproken van “sector” maar van “dat organisatieonderdeel”.
In lid 2 is de term “de sector” gewijzigd in “de verantwoordelijke (team)manager”.
Aangegeven is dat de verordening met terugwerkende kracht in werking treedt tot 1 januari 2013, dit om reden dat de Ombudscommissie Zuid-Limburg per die datum heeft opgehouden te bestaan en de gemeente Maastricht tegelijkertijd is aangesloten bij de Nationale Ombudsman. Voorts is opgenomen dat de op 21 september 2010 vastgestelde oude verordening per gelijke datum (1 januari 2013) is ingetrokken.