Organisatie | Stichtse Vecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel schending inlichtingenplicht |
Citeertitel | Beleidsregel schending inlichtingenplicht |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-05-2013 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 12-03-2013 Vechtstroom, 08-05-2013 | Beleid |
Beleidsregel schending inlichtingenplicht
Beleidsregel in verband met invoering van de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving’
Waarschuwing in plaats van boete
Een waarschuwing als bedoeld in artikel 18a lid 4 van de wet wordt gegeven als een belanghebbende gegevens, die van belang zijn voor de bijstandverlening, niet tijdig* heeft verstrekt.
* tijdig wil zeggen dat gegevens uit eigen beweging uiterlijk binnen veertien dagen zijn verstrekt of op verzoek tijdens een gegeven hersteltermijn.
Verlaging boete in verband met verminderde verwijtbaarheid
De standaardboete wegens schending van de inlichtingenplicht wordt gematigd als de gedraging de belanghebbende niet geheel kan worden verweten. Dit is altijd een individuele afweging, zodat er geen normering in beleidsregels wordt vastgelegd. Van verminderde verwijtbaarheid is in ieder geval sprake als:
belanghebbende in onvoorziene en ongebruikelijke omstandigheden verkeerde die emotioneel zeer belastend waren;
belanghebbende niet over zijn normale geestelijke vermogens beschikte;
belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste gegevens heeft verstrekt voordat de schending van de inlichtingenplicht is geconstateerd;
belanghebbende kan aantonen of aannemelijk maken dat hij onvoldoende op de hoogte was van de op hem rustende inlichtingenverplichting.
Als matiging wordt toegepast in verband met verminderde verwijtbaarheid, dan wordt de boete verlaagd met een percentage van 25, 50 of 75%, met dien verstande dat de boete tenminste € 150 bedraagt.
Verlaging boete in verband met bijzondere omstandigheden van persoon of gezin
Bij de bepaling van de hoogte van de boete worden de omstandigheden van de persoon en het gezin mede in aanmerking genomen. Daarbij wordt in ieder geval rekening gehouden met de gevolgen van de boeteoplegging voor ten laste komende kinderen en gevolgen voor de gezondheid van belanghebbende of gezinsleden.
Volgorde inning vorderingen in verband met schending inlichtingenplicht
Als een boete wordt opgelegd naast terugvordering van verstrekte uitkering, dan wordt in beginsel eerst de boete geïnd. Dit is slechts anders als belanghebbende geen uitkering meer ontvangt en de boete niet kan worden geïnd doordat vorderingen van andere schuldeisers preferent zijn.
Uitleg werkwijze bij boete schending inlichtingenplicht.
De WWB is gewijzigd vanwege de wet “Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” ook wel genoemd de “Fraudewet”. Deze wet raakt de totale sociale zekerheid. Maar wat betekent het voor de uitvoering van de WWB? Hierbij een overzicht van de wijzigingen in wet- en regelgeving en van de gevolgen voor de uitvoering.
Tot 1 januari 2013 werd er bij schending van verplichtingen een maatregel opgelegd in de vorm van een percentage van de uitkering. Vanaf 1 januari 2013 wordt een boete opgelegd bij een verwijtbare schending van de inlichtingenplicht.
Dit zijn de belangrijkste verschillen:
2. Wanneer is er sprake van schending inlichtingenplicht?
Er is sprake van schending van de inlichtingenplicht als de klant informatie die van invloed kan zijn op zijn arbeidsinschakeling (bijvoorbeeld papieren over arbeidsmarktactiviteiten, sollicitaties) of op het recht op bijstand niet of niet behoorlijk nakomt. Er is in ieder geval geen schending van de inlichtingenplicht als:
Let op: In dit kader wordt niet de strafrechtelijke definitie van fraude gehanteerd, waarbij ook een zekere opzet is vereist. Het enkele feit dat iemand redelijkerwijs had kunnen weten dat hij de gevraagde gegevens had moeten verstrekken, maar dit toch niet heeft gedaan, is in beginsel voldoende voor het opleggen van een boete.
De hoogte van de boete is in de wet vastgelegd en bedraagt 100% van het netto fraudebedrag met een minimum van € 150. Deze minimale boete wordt opgelegd als er sprake is van (verwijtbare) schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag of lager dan het minimale boetebedrag. Bij het totaal ontbreken van een benadelingsbedrag kan worden besloten tot het geven van een waarschuwing. Dit is maatwerk; richtlijn hierbij is het ontbreken van de opzet tot behalen van financieel voordeel.
Als er sprake is van uitkeringsfraude, dan kan dit worden afgehandeld door middel van een bestuursrechtelijke afdoening (bestuurlijke boete) of een strafrechtelijke afdoening (strafvervolging door het OM). Een en ander is onder meer afhankelijk van het benadelingsbedrag. De aangiftegrens (>€ 50.000) wordt gevormd door het bedrag aan uitkering dat onterecht is betaald. De aangiftegrens is verhoogd van € 10.000 naar € 50.000. Ook de straffen zijn verhoogd.
Aan het opleggen van een boete is een aantal formele vereisten gekoppeld. Zo moet er een boeterapport worden opgesteld en moet de betrokkene in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen. In beginsel mag de boete niet worden opgelegd door dezelfde persoon die de schending van de inlichtingenplicht constateert, bijvoorbeeld de casemanager. Hiervan kan worden afgeweken als er sprake is van een maximale boete van € 340. Omdat niet altijd op voorhand vaststaat hoe hoog de boete zal zijn, is er vooralsnog voor gekozen om bij schending van de inlichtingenplicht altijd de boete te laten opleggen door een apart te benoemen boeteambtenaar. Als er sprake is van mondeling horen, dan geldt het zwijgrecht (cautie). De betrokkene moet op deze cautie gewezen worden voordat het verhoor start. Iedere verklaring die door betrokkene is gegeven voordat de cautie is afgegeven kan niet worden meegenomen bij het opleggen van een boete!
Knip casemanager - boeteambtenaar
De casemanager (of handhaver) constateert een boetewaardige gedraging. Deze onderzoekt de fraude op feiten (wat, hoe en wanneer). Gedurende dit onderzoek hoeft de cautie niet gegeven te worden. Anders gezegd: de casemanager beoordeelt alleen of er sprake is van schending inlichtingenplicht en stelt hierbij niet de waarom-vraag.
De casemanager maakt een rapport van bevindingen rondom de schending van de inlichtingenplicht. Er wordt een werkproces aangemaakt voor de berekening van de terugvordering en voor het boete-onderzoek. Het dossier wordt hierna overgedragen aan de boeteambtenaar.
De boeteambtenaar beoordeelt de oplegging van de boete. Als iedere verwijtbaarheid ontbreekt of er is sprake van overmacht, dan legt deze geen boete op. Daarnaast kan de boete worden gematigd als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. In de wet zijn hiervan wat voorbeelden opgenomen die erg lijken op het ontbreken van iedere verwijtbaarheid. In de beleidsregels zijn deze uitgewerkt. De mogelijkheid tot matiging is dus sterk afhankelijk van de individuele situatie van de overtreder en vraagt om maatwerk.
Wanneer de overtreder (vanaf 1 januari 2013) binnen vijf jaar na de eerste overtreding weer de inlichtingenplicht schendt (en er de eerste keer ook een boete is opgelegd!), dan wordt er een recidiveboete opgelegd. Deze is 1,5 x het netto fraudebedrag. De boete wordt de eerste drie maanden als volgt verrekend (dit heet “robuuste incasso”):
Als er nog een lopende uitkering is, moet de gemeente de boete en terugvordering verrekenen met deze uitkering. De volgorde is dan dat eerst de boete en hierna de terugvordering zullen worden verrekend. Dit omdat tijdens verrekening beide preferent zijn en na beëindiging van de uitkering de terugvordering een preferente en de boete een concurrente vordering is.
Schending inlichtingenplicht in 2012 en gestopt vóór 1 januari 2013 | |
Schending inlichtingenplicht in 2012 en loopt door tot en met | |
Schending inlichtingenplicht in 2012 en loopt door na 31 januari 2013* | |
* Dit is de uitleg, zoals wij die hieraan geven, conform het wettelijke overgangsrecht. Er zijn hierover verschillende interpretaties in het land. Mocht de Centrale Raad hierop een andere uitleg geven, dan zal deze uitleg heroverwogen worden.
9. Recidive andere sociale zekerheidsuitkering
De aanscherpingswet geldt voor de totale sociale zekerheid in Nederland. Wanneer er sprake is van recidive bij een andere uitkering (bijvoorbeeld WW, AOW) dan wordt deze uitkering verrekend gedurende maximaal 5 jaar zonder de beslagvrije voet in acht te nemen!
Als er geen ander inkomen in het gezin is, dan geldt de WWB als vangnet. In de verordening is hiervoor een maatregel opgenomen van 100% gedurende één maand vanwege het door eigen toedoen verliezen van een passende en toereikende voorliggende voorziening.
Door de verstrekking van de bijstand heeft deze persoon een te hoog bruto jaarinkomen om in aanmerking te kunnen komen voor toeslagen. Om te voorkomen dat deze mensen hun vaste lasten niet kunnen betalen wordt er een bedrag vrijgelaten in de voorliggende voorziening (WW of AOW) ter hoogte van deze toeslagen. Dit bedrag is voor de WWB uitgezonderd als middel en mag dus niet gekort worden op de bijstand.
10. Schending inlichtingenplicht bij de aanvraag
Als de uitkering niet wordt toegekend vanwege een schending van de inlichtingenplicht kan de gemeente besluiten een boete op te leggen. Dit kan heel erg effectief zijn vanwege het preventieve effect dat een dergelijke boete heeft. Toch wordt ervoor gekozen om alleen bij opzet of bij het ontstaan van een financiële benadeling (bijvoorbeeld een verstrekt voorschot) een boete op te leggen.