Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2002 |
Citeertitel | Verordening rioolrechten 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
de Gemeentewet, art. 229 lid 1 sub a
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-01-2003 | Onbekend | 02-11-2001 Onbekend | Onbekend |
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeel-ten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiks-periode naar het eigendom is toegevoerd of is gepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Indien de belastingplichtige aantoont dat een substantieel deel van de voor de bere-kening van het recht in aanmerking te nemen hoeveelheid afvalwater niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt op verzoek van de belastingplichtige voor de berekening van de aanslag de hoeveelheid afgevoerd water verminderd met de op ander wijze afgevoerde hoeveelheid afvalwater.
Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor elke volle eenheid van een kubieke meter afvalwater € 0,32
Artikel 7 Voorlopig gevorderde bedragen
Na de aanvang van het belastingjaar kunnen van de belastingplichtige maandelijks voorlopige bedragen worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de ver-schuldigde rioolrechten over het belastingjaar vermoedelijk worden vastgesteld.
Als kennisgeving van voorlopige gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota of afrekennota van het nutsbedrijf of de kennisgeving op andere wijze van betaling van de voorschotbedragen.
Het recht wordt geheven bij wege van een gedagtekende, schriftelijke kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekennota van het nutsbedrijf. Als dagteke-ning van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekennota. Ingeval aan de belastingplichtige geen afrekennota wordt verzonden, wordt als kennisgeving van het gevorderde bedrag aangemerkt de door de gemeente verzonden schriftuur.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht, nog volle kalen-dermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 12 Verzenden van aanslagen
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 199 (Stbl. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stbl. 1994, 762) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeente ambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 13 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen als bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stbl. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet,gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel
De “Verordening rioolrechten 1997” van 2 december 1996 alsmede de eerste wijziging van 24 februari 1997 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoem-de datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.