Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de rekenkamer 2004 |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke rekenkamer 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 81a
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-05-2004 | 11-06-2008 | Onbekend | 12-04-2004 Onbekend | Onbekend |
Ten aanzien van drie van de leden geldt het volgende: Eén van de leden van de rekenkamer is ingevolge artikel 58 van de Wet op de Registeraccountants ingeschreven in het accountantsregister, één heeft de hoedanigheid van meester in de rechten en één is een aan een universiteit afgestudeerde bestuurskundige.
Artikel 7 de bevoegdheden van de rekenkamer
Met betrekking tot de bevoegdheden van de rekenkamer zijn de artikelen 182 tot en met 185 van de wet van toepassing verklaard.
De verordening op de ambtelijke bijstand 2003 is van overeenkomstige toepassing op de ambtelijke bijstand aan de rekenkamer.
De raad kan de rekenkamer een gemotiveerd verzoek doen tot het in stellen van een onderzoek. De rekenkamer bericht de raad binnen een maand of en in hoeverre aan dat verzoek zal worden voldaan. Indien de rekenkamer niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Artikel 12 Vergaderingen, beslotenheid en geheimhouding en besluitvorming
De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren of daarvan kennis dragen, in acht genomen totdat de rekenkamer dan wel de raad haar opheft. Betreft het stukken waarover door andere organen geheimhouding is opgelegd, of het verslag van de behandeling van zulke stukken, blijft de geheimhouding gehandhaafd tot het betreffende orgaan de geheimhouding opheft.
Vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad van Leiderdorp op 12 april 2004,
de voorzitter,M.Zonnevylle
de griffier,mw. J.C. Zantingh
Toelichting Artikelsgewijze toelichting
Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven. In deze verordening is gekozen om de begrippen doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid (die in artikel 182 van de Wet zijn genoemd) niet in artikel 1 op te nemen. Wel wordt in deze toelichting uiteengezet wat onder deze termen wordt verstaan. Doelmatigheid is de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt. Bij doeltreffendheid gaat het er om of het resultaat van het beleid beantwoordt aan wat er met het beleid werd beoogd en de gestelde beleidsdoelen worden verwezenlijkt. Bij rechtmatigheid gaat het om het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving. Het gaat dan vooral om wet- en regelgeving die direct van belang is voor de rechtmatigheid van de totstandkoming van de gemeentelijke baten en lasten.
De raad kan op grond van de Wet een gemeentelijke rekenkamer instellen. De rekenkamer bestaat echter niet ex lege; de raad moet haar uitdrukkelijk instellen (artikel 81a). Daarin voorziet het eerste lid. Verder moet de raad bepalen hoeveel leden de kamer zal hebben (artikel 81b).
In deze verordening wordt er van uitgegaan dat beslissingen van de raad over de rekenkamer worden voorbereid door het presidium van de raad, die hier wordt aangeduid als het presidium.
De raad stelt dat het presidium het aanspreekpunt is voor de rekenkamer. Het presidium treedt als 'ontvanger' van de rekenkameronderzoeken op en onderhoudt ook de overige contacten met de rekenkamer.
Het eerste lid bevat, naast een herhaling van artikel 81c, eerste lid, van de Wet, de bepaling dat de leden van de rekenkamer worden benoemd op de voordracht van het presidium.
Op grond van artikel 81e zullen de leden van de rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 4 bepaalt dat het presidium de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via het presidium de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de Wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.
Op grond van artikel 81 c, tweede lid van de Wet benoemt de raad de voorzitter van de rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzittersschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen.
Het vierde lid behoeft geen nadere uitleg.
Het gestelde in dit eerste lid beoogt het garanderen van de onafhankelijkheid van de leden van de rekenkamer. Overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is bij andere overheidsorganen, wordt een verplichting opgelegd tot publicatie van de door de leden van de rekenkamer vervulde nevenfuncties, ongeacht of ze betaald zijn of niet.
Om tot een goed oordeel te kunnen komen over de doelmatigheid en rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid, is het nodig dat de in dit tweede lid genoemde deskundigheden in de rekenkamer zijn vertegenwoordigd. Deskundigheid staat voorop. Niettemin ligt het voor de hand inwoners van Leiderdorp in de rekenkamer te benoemen. Hiervan kan worden afgeweken als een als zeer deskundig bekend staand persoon beschikbaar is, en de enige hinderpaal voor benoemen in de rekenkamer het inwonerschap van Leiderdorp is.
Het derde lid voorziet dat de algemene regel niet tot een onwerkbaar keurslijf verwordt.
Het vierde lid behoeft geen nader uitleg.
Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.
In de Wet zijn de bevoegdheden van de rekenkamer uitvoerig bepaald. Door te verwijzen naar deze bepalingen wordt voorkomen dat het dubbelop geregeld wordt.
De rekenkamer is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het aan haar ter beschikking gestelde budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Deze zelfstandigheid van de rekenkamer ten opzichte van de raad is een borg voor een behoorlijke uitvoering van haar taak. De rekenkamer is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.
Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.
De onafhankelijkheid van de rekenkamer blijkt onder andere uit het feit dat zij zelfstandig bepaalt welke onderzoeken zullen worden ingesteld. De rekenkamer kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Dit verzoek van de raad wordt in artikel 182, tweede lid van de Wet expliciet genoemd. Doordat deze mogelijkheid van uitdrukkelijk in de Wet is genoemd, wordt er een bepaalde gewicht toegekend aan het verzoek van de raad. Indien de rekenkamer niet voldoet aan een goed gemotiveerd verzoek van de raad zal zij daarvoor goede gronden aanvoeren.
Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.
De stukken die de rekenkamer produceert zijn in beginsel openbaar. Gedurende de tijd dat de stukken tot stand komen, is het in verband met de zorgvuldige besluitvorming binnen de rekenkamer nodig dat de rekenkamer de gelegenheid heeft zich in de vertrouwelijkheid van de eigen boezem op de productie van die stukken voor te bereiden. Ook het overleg met degenen, die zij om informatie vraagt kan onder omstandigheden vragen om vertrouwelijkheid. Dat geldt vanzelfsprekend in beginsel niet voor haar overleg met de raad, tenzij zich daarbij bijzondere omstandigheden voordoen, zoals ook overigens in overeenstemming is met de verordening voor de vergadering van de raad.
Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) ontwerponderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt de verantwoordelijke wethouder of het college de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de rekenkamer verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de rekenkamer een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.