Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2013 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De "Verordening rioolheffing 2012" van 27 oktober 2011, wordt ingetrokken met ingang van 01-01-2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2014 | intrekking | 28-11-2013 De Stad Nijkerk, 11-12-2013 | rvs. 2013-064/2 | |
01-01-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 20-12-2012 De Stad Nijkerk, 27-12-2012 | Rvs. nr. 2012-109/4 |
Artikel 2. Aard van de belasting.
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, verder te noemen: rioolheffing hemel- en grondwater.
Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht.
Met betrekking tot het eigenarendeel van de belastingen wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4. Zelfstandige gedeelten.
Indien gedeelten van een in artikel 3 van deze verordening bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5. Maatstaf van heffing rioolheffing afvalwater.
Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het gebruikersdeel verschuldigd voor zoveel zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle etmalen resteren.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel van de belastingen in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderdvijfenzestigste gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle etmalen resteren.
Artikel 11. Termijnen van betaling.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Belastingaanslagen waarvan de dagtekening in het desbetreffende heffingsjaar ligt en waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende heffingsjaar volle dan wel gedeeltelijke kalandermaanden resteren, et dien verstane dat het aantal maandelijks termijnen niet minder dan twee bedraagt. Voor de overige aanslagen geldt onverkort de in lid 1 neergelegde hoofdregel.
Bij invordering van rioolheffing kan voor artikel 6, lid twee van deze verordening kwijtschelding worden verleend.
Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.
Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van artikel 233a Gemeentewet nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.