HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
De Wet: de Algemene Wet Bestuursrecht;
- b.
De raad: de gemeenteraad van Sliedrecht;
- c.
Burgemeester en wethouders: het college van
burgemeester en wethouders van Sliedrecht;
- d.
Algemene Subsidieverordening: het wettelijk
voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, van de wet;
- e.
Subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de
wet;
- f.
Boekjaar: het kalenderjaar;
- g.
Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald
tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van
subsidies;
- h.
Programma: een jaarlijks door burgemeester en
wethouders vast te stellen staat, met een overzicht van hun
besluiten tot subsidieverlening over één of meer boekjaren en
van de afgewezen subsidieaanvragen voor het desbetreffende jaar;
- i.
Activiteit: de prestatie op basis waarvan subsidie
wordt ontvangen of kan worden ontvangen;
- j.
Activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten
waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde
doelstellingen met vermelding per activiteit van de daarvoor
benodigde personele en materiële middelen;
- k.
Activiteitenverslag: een door de subsidieontvanger in
te dienen verslag, dat de aard en omvang van de activiteiten
waarvoor subsidie werd verleend, de in verband daarmee gemaakte
kosten en ontvangen inkomsten beschrijft en een verklaring voor
de (eventueel) niet gerealiseerde activiteiten bevat;
- l.
Beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene
regel als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de wet;
- m.
Deelverordening: een verordening waarin voor
afzonderlijke subsidieterreinen bijzondere bepalingen worden
vastgelegd, die in rangorde boven de algemene bepalingen gaan;
- n.
Activiteitsubsidie: een incidentele subsidie voor de
uitvoering van een eenmalige activiteit, die wordt verleend
binnen vooraf vastgestelde beleidskaders en criteria;
- o.
Budgetsubsidie: een voor één of meer boekjaren
verleende subsidie, waarbij meetbare activiteiten of prestaties
worden gekoppeld aan de te verlenen subsidie, waarbij de
subsidieontvanger, met in achtneming van het bepaalde in deze
verordening vrij is in de wijze waarop deze wordt aangewend;
- p.
Waarderingssubsidie: een voor één of meer boekjaren
of incidenteel verleende subsidie, die waardering uit voor het
louter bestaan van de subsidieontvanger in relatie met één van
zijn activiteiten, waarbij in beginsel geen verband bestaat
tussen de kosten die de aanvrager voor een activiteit maakt en
de hoogte van de subsidie die hij ter stimulering ontvangt;
- q.
Exploitatiesubsidie: een voor één of meer boekjaren
verleende subsidie, die wordt verstrekt als subsidie in bepaalde
kosten van een organisatie om activiteiten tot stand te brengen
dan wel in stand te houden;
- r.
Organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht,
die zich zonder winstoogmerk activiteiten ten doel stelt of mede
ten doel stelt ter behartiging van belangen van ideële of
materiële aard, of een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid
die is ingeschreven in het verenigingsregister;
- s.
Contributie: een geldelijke bijdrage van de gemeente
aan een organisatie teneinde bij die organisatie aangesloten te
kunnen zijn ter verkrijging van een tegenprestatie;
- t.
Donatie: een geldelijke bijdrage van de gemeente aan
een organisatie, welke bijdrage een eenzijdig karakter heeft,
voor welke de organisatie geen directe tegenprestatie behoeft te
leveren en waaraan geen voorwaarden worden verbonden.
- u.
Egalisatiereserve: de middelen die nodig zijn om niet
in financiële problemen te komen indien zich tegenvallers
voordoen. Tegenover de egalisatiereserve staan geen
verplichtingen.
- v.
Bestemmingsreserve: een reserve waaraan een bepaalde
bestemming is gegeven.
- w.
Voorziening: een schatting van de voorziene lasten in
verband met risico’s en verplichtingen, waarvan de omvang en/of
het tijdstip van optreden min of meer onzeker is, en die
oorzakelijk samenhangen met de voorafgaande periode.
Artikel 2 Reikwijdte
- 1.
Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen
van de gemeente Sliedrecht voor activiteiten welke liggen op de
beleidsterreinen: algemeen bestuur, democratie en internationale
betrekkingen, openbare orde en veiligheid, verkeer, vervoer en
waterstaat, volkshuisvesting, economische zaken, onderwijs, welzijn,
cultuur, sport en recreatie, sociale voorzieningen en
maatschappelijke dienstverlening, volksgezondheid en milieu.
- 2.
Deze verordening is niet van toepassing voorzover bij of krachtens
wettelijk voorschrift daarvan wordt afgeweken.
- 3.
Deze verordening is niet van toepassing op gelden die ingevolge
regelingen van het rijk of provincie door bemiddeling van de
gemeente kunnen worden verstrekt, noch op instellingen als bedoeld
in artikel 70 van de Woningwet.
- 4.
Deze verordening is niet van toepassing op contributies en donaties.
Artikel 3 Beslissend orgaan
Besluiten ter uitvoering van deze verordening worden genomen door
burgemeester en wethouders, tenzij in deze verordening anders is
bepaald.
Artikel 4 Subsidieplafond
- 1.
De raad is bevoegd, voor één of meer beleidsterreinen of onderdelen
daarvan, subsidieplafonds vast te stellen.
- 2.
Tenzij de raad daarvan bij afzonderlijk besluit afwijkt, gelden als
subsidieplafond de in de gemeentebegroting of wijzigingen daarvan
per onderwerp opgenomen inkomensoverdrachten.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen hoe het beschikbare bedrag
wordt verdeeld, voorzover verdeling niet reeds bij deelverordening
door de raad is geregeld.
Artikel 5 Nadere regels
- 1.
De raad kan nadere regels stellen in een op deze verordening
gebaseerde deelverordening.
- 2.
In een deelverordening wordt opgenomen welke activiteiten op basis
van de nadere regels voor subsidie in aanmerking komen, de beoogde
doelstelling van de subsidie en specifieke voorschriften en
voorwaarden.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze
verordening en deelverordeningen beleidsregels vaststellen, waarin
onder meer is opgenomen welke activiteiten in aanmerking komen voor
subsidie evenals de wijze van berekenen.
HOOFDSTUK 2 ALGEMENE EISEN
Artikel 6 Algemene criteria
- 1.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
deze naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate in het belang zijn van de gehele of een deel van de lokale
gemeenschap, althans in het belang van de gemeente Sliedrecht worden
geacht.
- 2.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
de activiteiten passen binnen het beleid van de gemeente.
- 3.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
die activiteiten niet ten doel hebben het uitdragen van
overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of
politieke aard.
- 4.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
die activiteiten niet uitsluitend of in hoofdzaak worden ontplooid
in het belang van een politieke partij, een vakorganisatie, een
bedrijf, een kerkgenootschap of een andere levensbeschouwelijke
instelling.
- 5.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
naar het oordeel van burgemeester en wethouders door de
subsidieaanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast alsmede
over een zodanige organisatorische opzet en over zodanig
gekwalificeerde medewerkers beschikt, dat burgemeester en wethouders
redelijkerwijs mag verwachten dat de beoogde doeleinden kunnen
worden bereikt.
- 6.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
de organisatie niet zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij
uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, tenzij
burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de te verrichten
activiteiten van dermate belang zijn dat van deze regel kan worden
afgeweken.
- 7.
Onder middelen van derden, zoals bedoeld in het vorige lid, worden
onder meer verstaan legaten, het eigen vermogen, subsidies van
derden en het batig exploitatiesaldo van naar het oordeel van
burgemeester en wethouders aan de subsidieaanvrager gelieerde
rechtspersonen.
- 8.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiering voor
zover de door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplafonds niet
worden overschreden.
Artikel 7 Eisen gesteld aan de subsidieontvanger
- 1.
Om voor een subsidie in aanmerking te komen dient een organisatie:
- a.
Een zodanige bestuursvorm te bezitten dat de deelnemers,
leden, vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid en de
besluitvorming betrokken worden;
- b.
Bij de toelating van leden of de benoeming van bestuursleden
niet te discrimineren;
- c.
Met inbegrip van de subsidie over voldoende financiële
middelen te beschikken om de gestelde doelen te kunnen
verwezenlijken;
- d.
Tenminste één jaar te hebben gefunctioneerd.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ontheffing
verlenen van het bepaalde in het eerste lid, onder c en onder d.
- 3.
Activiteiten komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
de organisatie niet een instelling is als bedoeld in artikel 70 van
de Woningwet.
Artikel 8 Wet en openbare orde
- 1.
Organisaties komen slechts in aanmerking voor subsidiëring voorzover
de organisatie niet een doel nastreeft dat strijdig is met de wet of
de organisatie niet in strijd met de wet of de openbare orde
handelt.
- 2.
Een eenmaal verleende subsidie kan op grond van handelingen in
strijd met de wet of de openbare orde worden teruggevorderd.
HOOFDSTUK 4 PROCEDUREVOORSCHRIFTEN
Artikel 13 Verzoek om subsidie
- 1.
De aanvrager die een verzoek om subsidie indient, neemt daarbij het
volgende in acht:
- a.
De aanvraag wordt schriftelijk bij burgemeester en
wethouders ingediend;
- b.
De aanvraag is ondertekend en bevat ten minste naam en adres
van de aanvrager, de dagtekening alsmede een aanduiding van
de subsidie die wordt gevraagd;
- 2.
De aanvrager die een verzoek om een activiteitsubsidie indient,
neemt daarbij naast de eisen gesteld in lid 1 van dit artikel
eveneens het volgende in acht:
- a.
De aanvraag wordt uiterlijk 3 maanden voor het tijdstip
waarop een aanvang met de activiteit wordt gemaakt,
ingediend;
- b.
De aanvraag is voorzien van een beschrijving van de
activiteit;
- c.
De aanvraag is voorzien van een begroting met daarin de
kosten en de baten van de activiteit waarvoor subsidie wordt
aangevraagd;
- d.
Overzicht van de financiële positie van de organisatie op
het tijdstip van de aanvraag, op basis van de balans en
rekening van baten en lasten van het voorafgaande jaar met
toelichting;
- e.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor
het bepaalde onder a.
- 3.
Naast de in paragraaf 4.2.8.2 van de wet genoemde verplichtingen
neemt de aanvrager die een verzoek om een budgetsubsidie indient
naast de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen, het
volgende in acht:
- a.
De aanvraag wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan
dat waarin het te subsidiëren activiteitenplan gerealiseerd
wordt of een aanvang neemt, ingediend;
- b.
Indien de organisaties reserves heeft of wil vormen is de
aanvraag voorzien van een overzicht welke reserves de
organisatie heeft of meent te moeten hebben, voor welke
doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag de
organisatie deze wenst te vormen;
- 4.
De aanvrager die een verzoek om een waarderingssubsidie indient,
neemt daarbij naast de in lid 1 van dit artikel genoemde
verplichtingen het volgende in acht:
- a.
Bij incidentele waarderingssubsidie wordt de aanvraag
uiterlijk 3 maanden voor het tijdstip waarop een aanvang met
de activiteit wordt gemaakt, ingediend;
- b.
Voorzover de aanvraag betrekking heeft op één of meer
boekjaren, wordt de aanvraag vóór 1 april van het jaar
voorafgaande ingediend;
- c.
De aanvraag is voorzien van een beschrijving van de
activiteit.
- 5.
Naast de in paragraaf 4.2.8.2 van de wet genoemde verplichtingen
neemt de aanvrager die een verzoek om exploitatiesubsidie indient
naast de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen, het
volgende in acht:
- a.
De aanvraag wordt vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan
dat waarin het te subsidiëren activiteitenplan gerealiseerd
wordt of een aanvang neemt, ingediend;
- b.
Indien de organisaties reserves heeft of wil vormen is de
aanvraag voorzien van een overzicht welke reserves de
organisatie heeft of meent te moeten hebben, voor welke
doeleinden deze moeten dienen en tot welk bedrag de
organisatie deze wenst te vormen;
- 6.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde
gegevens en bescheiden nog andere gegevens, van belang voor de
beslissing op de aanvraag, moeten worden overlegd.
Artikel 14 Niet tijdig ingediend
Indien een aanvraag voor subsidie niet tijdig is ingediend, kunnen
burgemeester en wethouders besluiten deze buiten behandeling te laten
dan wel de aanvrager een sanctionering op te leggen.
Artikel 15 Niet volledig ingediend
Indien een aanvraag voor subsidie niet volledig is ingediend, kunnen
burgemeester en wethouders besluiten deze buiten behandeling te laten
danwel de aanvrager een sanctionering op te leggen, nadat de aanvrager
in de gelegenheid is gesteld de ontbrekende stukken alsnog aan te
leveren.
Artikel 16 Hersteltermijn
- 1.
Aan de aanvrager die niet tijdig of een incomplete aanvraag heeft
ingediend kan een hersteltermijn worden gegeven.
- 2.
Deze hersteltermijn bedraagt maximaal tot 3 weken na ontvangst van
de incomplete aanvraag met inachtneming van de uiterlijk gestelde
indieningtermijnen.
- 3.
De beslissingstermijn op een aanvraag wordt opgeschort tot op het
moment dat de aanvraag ontvangen of compleet is danwel tot op het
moment dat de hersteltermijn is verstreken.
Artikel 17 Sanctionering
- 1.
Het college van Burgemeester en Wethouders kan de volgende sancties
opleggen:
- a.
De subsidie te verlenen op dezelfde hoogte als het voorgaande
subsidiejaar;
- b.
De aanvraag in behandeling te nemen en een subsidie te verlenen,
maar op het te verlenen bedrag een korting op te leggen.
HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVERLENING
Artikel 18 Beslissingstermijn
- 1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het
bepaalde in deze verordening te beslissen op een aanvraag.
- 2.
Op een aanvraag wordt, zodra deze volledig is, uiterlijk binnen acht
weken beslist.
- 3.
In de gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het boekjaar
volgende op dat waarin de aanvraag is ingediend, vangt de in het
tweede lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop de
gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en
indien aan de orde, zonodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk
de Kroon is goedgekeurd.
Artikel 19 Begrotingsvoorbehoud
Voorzover subsidie wordt verleend ten laste van een begroting welke nog
niet is vastgesteld, vindt verlening plaats onder de voorwaarde dat
voldoende middelen ter beschikking worden gesteld.
Artikel 20 Subsidiegerechtigden
- 1.
Subsidies worden, behoudens het bepaalde in het volgende lid, alleen
verleend aan organisaties met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk
recht.
- 2.
In bijzondere gevallen, ter beoordeling van burgemeester en
wethouders, kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid
incidenteel verleende subsidies worden toegekend aan natuurlijke
personen, aan een groep van natuurlijke personen, dan wel aan een
rechtspersoon in oprichting, onverminderd het bepaalde in artikel
4:66 van de wet en het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze verordening.
- 3.
In die gevallen als bedoeld in het tweede lid vindt het bepaalde in
en krachtens deze verordening voorzover mogelijk overeenkomstig
plaats.
Artikel 21 Subsidievoorwaarden rijksoverheid, provincie of Europese Unie
(EU)
- 1.
In het geval de organisatie behalve subsidie van de gemeente een
subsidie van het Rijk, provincie of EU ontvangt en de bepalingen van
deze verordening wijken af van de voorwaarden waaronder men de
subsidie van het Rijk, provincie of EU ontvangt, gelden voor de
betreffende afwijkende bepalingen de voorwaarden van het Rijk,
provincie of EU.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het vorige lid
afwijken, als de gemeentelijke subsidie hoger is dan de subsidie van
het Rijk, provincie of EU.
Artikel 22 Vermogensontwikkeling
- 1.
Burgemeester en wethouders zijn, voorzover niet nader bepaald in
deze verordening of in deelverordeningen, bevoegd maximumbedragen
vast te stellen voor:
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk instemming verlenen
voor het vormen en aanhouden van één of meer reserves en
voorzieningen.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening rekening
houden met de omvang van de vermogensbestanddelen zoals genoemd in
het eerste lid.
Artikel 23 Egalisatiereserve
- 1.
Het is de gesubsidieerde organisatie toegestaan een
egalisatiereserve te vormen van maximaal 10% van het
exploitatietotaal van de organisatie.
- 2.
De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt niet meer
dan 20 % van het maximum bedrag genoemd in lid 1. van dit artikel.
- 3.
Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in
artikel 6, zesde lid, blijven bestemmingsreserves, voorzover
burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 22 eerder
instemming hebben verleend, buiten beschouwing.
- 4.
Voor de toepassing van dit artikel blijven bestemmingsreserves,
voorzover burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 22
eerder instemming hebben verleend, buiten beschouwing.
- 5.
Burgemeester en wethouders kunnen zo nodig in voorkomende gevallen
van het bepaalde in het eerste lid afwijken.
Artikel 24 Bestemmingsreserves
- 1.
Bestemmingsreserves zijn eigen middelen die gereserveerd worden voor
vooraf bepaalde doelen, ter vervanging van vaste activa.
- 2.
Het is de gesubsidieerde organisatie toegestaan bestemmingsreserves
te vormen.
- 3.
Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in
artikel 6, zesde lid, blijven bestemmingsreserves, voorzover
burgemeester en wethouders daartoe op grond van artikel 22 eerder
instemming hebben verleend, buiten beschouwing.
- 4.
Burgemeester en wethouders geven instemming voor de vorming van een
bestemmingsreserve, indien naar het oordeel van burgemeester en
wethouders de noodzaak daartoe is aangetoond.
- 5.
De met instemming van burgemeester en wethouders gevormde
bestemmingsreserves mogen slechts worden aangewend voor het doel
waarvoor ze zijn gevormd.
Artikel 25 Voorzieningen
- 1.
Het is de gesubsidieerde organisatie toegestaan tot vorming van
voorzieningen over te gaan, indien zij hiervoor toestemming hebben
gekregen van burgemeester en wethouders;
- 2.
Indien een organisatie tot vorming van een voorziening wil overgaan,
legt zij dit schriftelijk, tegelijk met de subsidieaanvraag, ter
instemming aan burgemeester en wethouders voor. Als de in het vijfde
lid genoemde risico's of verplichtingen in de loop van het
subsidiejaar ontstaan, verzoekt de organisatie schriftelijk aan
burgemeester en wethouders om met de vorming van de voorziening in
te stemmen.
- 3.
Voor de bepaling van de beschikbare eigen middelen als bedoeld in
artikel 6, zesde lid, blijven voorzieningen, voorzover burgemeester
en wethouders daartoe op grond van artikel 22 eerder instemming
hebben verleend, buiten beschouwing.
- 4.
Burgemeester en wethouders geven instemming voor de vorming van een
voorziening, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders
de noodzaak daartoe is aangetoond.
- 5.
Voorzieningen kunnen slechts voor instemming in aanmerking komen als
zij gevormd worden ten behoeve van:
- a.
Verplichtingen of risico's, waarvan de omvang op de
balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs wel is in te
schatten;
- b.
Bestaande risico's als gevolg van te verwachten
verplichtingen of verliezen, waarvan de omvang
redelijkerwijs is te schatten;
- c.
Een gelijkmatige verdeling van bepaalde lasten over een
aantal jaren.
- 6.
Burgemeester en wethouders kunnen aan een verzoek tot instemming met
de vorming van een voorziening de voorwaarde verbinden dat vooraf
een meerjarenplan en begroting wordt toegezonden.
- 7.
De met instemming van burgemeester en wethouders gevormde
voorzieningen mogen slechts worden aangewend voor het doel waarvoor
ze zijn gevormd.
Artikel 26 Weigeringsgronden
- 1.
Naast de in artikel 4:25, tweede lid, van de Wet en artikel 4:35 van
de Wet genoemde weigeringsgronden kan de subsidie worden geweigerd
indien voldoende redenen bestaan om aan te nemen dat:
- a.
Niet voldaan wordt aan de algemene eisen zoals gesteld in
hoofdstuk 2 en de voorwaarden zoals opgenomen in deze
verordening en in de nadere gestelde regels;
- b.
De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor
het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
- c.
De behoefte aan de activiteit, investering of voorziening niet
kan worden aangetoond.
Artikel 27 Indexering
- 1.
Indien een subsidie voor meer dan één boekjaar wordt verleend kunnen
burgemeester en wethouders in de beschikking tot subsidieverlening
bepalen dat de subsidie jaarlijks wordt geïndexeerd.
- 2.
Indien de subsidie wordt geïndexeerd delen burgemeester en
wethouders de organisatie voor 1 februari voorafgaande aan het
subsidiejaar de wijzigingen en de indexpercentages voor dat
subsidiejaar schriftelijk mede.
- 3.
Wanneer geïndexeerd wordt, wordt het percentage zoals vermeld in de
gemeentelijke kadernota of de in de uitvoeringsovereenkomst
opgenomen wijze van indexeren gehanteerd.
HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 28 Activiteiten
De subsidieontvanger is gehouden de activiteiten te verrichten zoals
deze opgenomen zijn in de beschikking tot subsidieverlening en/of de
uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 29 Financiële administratie
- 1.
De financiële administratie van een organisatie wordt op een
inzichtelijke wijze gevoerd.
- 2.
De subsidieontvanger is verplicht zich, voor wat betreft de
inrichting van de financiële administratie van aan de activiteiten
verbonden uitgaven en inkomsten, te richten naar de aanwijzingen van
burgemeester en wethouders.
- 3.
De subsidieontvanger is verplicht aan burgemeester en wethouders of
aan de door hen daartoe aangewezen ambtenaren, accountant of leden
van de rekenkamer inzage te verlenen in de administratie en alle
gewenste inlichtingen te verstrekken, voorzover dit naar het oordeel
van burgemeester en wethouders nodig is in verband met de
subsidieverlening of de subsidievaststelling.
Artikel 30 Fysieke controle
- 1.
Voor, tijdens en na afloop van de realisatie van een door de
gemeente gesubsidieerde activiteit of voorziening kunnen
burgemeester en wethouders, de door hen aangewezen ambtenaren of een
door hen aan te wijzen accountant bij de organisatie of ter plaatse
van de activiteit of de voorziening een fysieke controle instellen.
- 2.
Van deze fysieke controle wordt een verslag opgemaakt.
- 3.
Een kopie van het verslag wordt aan de organisatie toegezonden.
Artikel 31 Review accountant
Naast het in artikel 29 en 30 bepaalde kan burgemeester en wethouders de
externe accountant van de gemeente bij de accountant van de
gesubsidieerde organisatie een accountantsreview laten instellen.
Artikel 32 Bescheiden
- 1.
De subsidieontvanger is verplicht voor de subsidievaststelling een
overzicht van de verrichtte activiteiten in relatie tot het
goedgekeurde activiteitenplan te verstrekken, alsmede de rekening en
verantwoording met toelichting over het betreffende boekjaar.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat naast de genoemde
gegevens en bescheiden nog andere gegevens, van belang voor de
vaststelling van de subsidie, moeten worden overlegd.
Artikel 33 Informatieplicht
De subsidieontvanger is verplicht, naast het bepaalde in artikel 29 en
30, alle overige informatie te verschaffen en medewerking te verlenen
aan onderzoeken welke door burgemeester en wethouders nodig worden
geacht.
Artikel 34 Vermogensvorming
- 1.
In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet
is de subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een
vergoeding voor de vermogensvorming verschuldigd, tenzij
burgemeester en wethouders hiervan afzien.
- 2.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van
de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het
tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande
dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of
beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als
schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
- 3.
Voorzover het onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling
door een onafhankelijk deskundige.
- 4.
Burgemeester en wethouders stellen de vergoeding na overleg met de
subsidieontvanger vast.
- 5.
Burgemeester en wethouders houden hierbij rekening met de mate
waarin de subsidie heeft bijgedragen tot vermogensvorming.
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de
vermogenswaardevermeerdering geheel ten goede komt aan de gemeente,
voor zover deze is veroorzaakt door de subsidieverstrekking.
Artikel 35 Toestemming
- 1.
Tenzij burgemeester en wethouders hiervan, geheel of gedeeltelijk,
bij de subsidieverlening ontheffing verlenen, behoeft de organisatie
de in artikel 4:71, eerste lid van de wet bedoelde toestemming van
burgemeester en wethouders.
- 2.
Tenzij burgemeester en wethouders hiervan, geheel of gedeeltelijk,
ontheffing verlenen, behoeft de organisatie toestemming van
burgemeester en wethouders om bedragen om niet aan derden ter
beschikking te stellen.
Artikel 36 Batig saldo bij liquidatie
Indien de organisatie rechtens of feitelijk ophoudt te bestaan is zij
verplicht dat deel van het dan aanwezige vermogen, waaronder begrepen de
reserves en voorzieningen, dat met de gemeentelijke subsidies is
opgebouwd aan de gemeente te restitueren.
HOOFDSTUK 7 SUBSIDIEVASTSTELLING
Artikel 37 Termijn aanvraag
- 1.
Een organisatie waaraan subsidie is verleend dient binnen 12 weken
na realisering van de gesubsidieerde activiteit of voorziening een
verzoek in als bedoeld in artikel 4:44 van de wet.
- 2.
Voorzover subsidie voor één of meer boekjaren is verleend, wordt de
aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen 6 maanden na afloop
van het boekjaar ingediend.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen in voorkomende gevallen ontheffing
verlenen en een ander tijdstip bepalen.
Artikel 38 Termijn van vaststelling
- 1.
Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag tot
vaststelling van de subsidie binnen drie maanden na ontvangst van de
aanvraag.
- 2.
Burgemeester en wethouders stellen het subsidiebedrag voor één of
meer boekjaren definitief vast, zo mogelijk, voor 1 oktober van het
jaar volgend op het boekjaar waarvoor de subsidie is verleend.
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen zo nodig in voorkomende gevallen
een andere termijn bepalen en doen daarvan mededeling aan de
betreffende organisatie.
Artikel 39 Ambtshalve vaststelling
Voorzover na de datum, op of waarvoor een aanvraag tot vaststelling van
de subsidie gedaan kan worden geen aanvraag is ingediend, kan de
subsidie ambtshalve worden vastgesteld.
Artikel 40 Jaarrekening
Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een organisatie verplicht
is een jaarrekening op te stellen, als bedoeld in artikel 4:75, tweede
lid, van de wet.
Artikel 41 Financieel verslag
Voorzover de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate
ontleent aan de subsidie is artikel 4:76 van de wet van toepassing op
het financiële verslag.
Artikel 42 Vrijstelling en ontheffing
- 1.
Voor subsidies, die een bedrag van € 50.000,-- niet te boven gaan,
wordt vrijstelling verleend van de verplichtingen, bedoeld in
artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet.
- 2.
Organisaties die een subsidie ontvangen van € 50.000 tot € 100.000
wordt vrijstelling verleend van de verplichtingen, bedoeld in
artikel 4:78, eerste tot en met vierde lid, van de wet en overleggen
jaarlijks een beoordelingsverklaring welke door een accountant is
afgegeven;
- 3.
Organisaties die een subsidie ontvangen van meer dan € 100.000
overleggen jaarlijks een schriftelijke accountantsverklaring.
Artikel 43 Controleverplichtingen
- 1.
Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de wet, onderzoekt de
accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden
verplichtingen.
- 2.
Burgemeester en wethouders stellen een aanwijzing over de reikwijdte
en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:78,
tweede lid van de wet, vast.
Artikel 44 Vaststelling budgetsubsidie
Onverminderd het bepaalde over subsidievaststelling worden de volgende
regels met betrekking tot budgetsubsidie in acht genomen:
- 1.
Voorzover de subsidieontvanger de in de beschikking tot
subsidieverlening opgenomen activiteiten realiseert tegen een
lager bedrag dan is verleend, wordt bij de vaststelling van de
subsidie uitgegaan van het verleende bedrag;
- 2.
Voorzover de subsidieontvanger de in de beschikking tot
subsidieverlening opgenomen activiteiten realiseert tegen een
hoger bedrag dan is verleend, dekt de subsidieontvanger de extra
kosten uit eigen middelen;
- 3.
Voorzover de subsidieontvanger meer werkzaamheden realiseert dan
in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, dekt zij de
kosten van de extra activiteiten uit eigen middelen;
- 4.
Voorzover de subsidieontvanger minder werkzaamheden realiseert
dan in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, wordt bij
de vaststelling van de subsidie uitgegaan van een niveau dat
overeenkomt met het lagere prestatieniveau;
- 5.
Voorzover de subsidieontvanger, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders, naar aard en hoedanigheid andere
werkzaamheden realiseert dan in de beschikking tot
subsidieverlening opgenomen, wordt bij de subsidievaststelling
gehandeld overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid;
- 6.
Subsidieontvanger kan niet bestede subsidies, voorzover deze op
grond van het eerste lid mogen worden behouden, naar eigen
inzicht aanwenden voor het verrichten van activiteiten ter
verwezenlijking van de doelstelling van de organisatie of
reserveren, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 22.
- 7.
Wanneer achteraf blijkt dat voldoende eigen middelen aanwezig
waren in het betreffende boekjaar kan burgemeester en wethouders
besluiten de subsidie in te trekken of te wijzigen.
Artikel 45 Schenkingen, erfstellingen en legaten
Gedurende het boekjaar ontvangen schenkingen, erfstellingen en legaten
van natuurlijke personen blijven bij de vaststelling van de subsidie
buiten beschouwing.
HOOFDSTUK 10 BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 51 Het programma
Burgemeester en wethouders verstrekken jaarlijks aan de raad een
overzicht van hun besluiten tot:
- a.
Subsidieverlening voor één of meer boekjaren;
- b.
Afwijzing van subsidieaanvragen.
Artikel 52 Toezichthouders
Burgemeester en wethouders kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel
5: 11 van de Algemene Wet Bestuursrecht aanwijzen die zijn belast met
het toezicht op de naleving van de voorwaarden en verplichtingen die aan
een subsidieontvanger zijn opgelegd.
HOOFDSTUK 11 OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 53 Hardheidsclausule
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van subsidie
ontheffing verlenen van de bepalingen van deze verordening als
onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of
bijzondere hardheden zou leiden.
- 2.
Bij de vaststelling van de subsidie kunnen burgemeester en
wethouders afwijken van de in deze verordening genoemde bepalingen,
als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot
onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden.
Artikel 54 Uitleg van de verordening
Bij twijfel over de uitleg van deze verordening, en in de gevallen
waarin de verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en
wethouders.
Artikel 55 Overgangsrecht
- 1.
Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de
inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.
- 2.
Vaststelling van voor inwerkingtreding van deze verordening
verleende subsidies vindt plaats overeenkomstig de voor
inwerkingtreding van deze verordening geldende bepalingen.
- 3.
Deze verordening is van toepassing op alle aanvragen voor
subsidieverlening, ongeacht de datum van indiening, met betrekking
tot subsidies die worden verleend voor een tijdstip of periode
gelegen op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 56 Slotbepalingen
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010:
- 2.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Algemene
Subsidieverordening Sliedrecht 2010'.
- 3.
Met inwerkingtreding van deze verordening komen te vervallen:
- a.
De Algemene Subsidieverordening Sliedrecht 2003
- b.
De deelverordening Investeringssubsidies Sliedrecht
2003;
- c.
De deelverordening Exploitatiesubsidies Sliedrecht
2003.