Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Holland

Uitvoeringsregeling subsidie waterbewust Noord-Holland 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Holland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingUitvoeringsregeling subsidie waterbewust Noord-Holland 2013
CiteertitelUitvoeringsregeling subsidie waterbewust Noord-Holland 2013
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpzoetwater, watervoorziening, hergebruik water, waterbesparing

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Noord-Holland, 2011, art. 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-05-201308-05-2015nieuwe regeling

02-04-2013

Provinciaal blad, 2013, 45

125414-155758

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidie waterbewust Noord-Holland 2013

Gedeputeerde staten van Noord-Holland;

 

Besluiten vast te stellen:

 

Uitvoeringsregeling subsidie waterbewust Noord-Holland 2013

Artikel 1
  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten waardoor de subsidieaanvrager minder afhankelijk wordt van het watersysteem en meer zelfvoorzienend wordt in de watervoorziening.

  • 2.

    Indien de activiteit bestaat uit draineerwerkzaamheden of irrigatieapparatuur en irrigatiewerkzaamheden, wordt de subsidie uitsluitend verstrekt indien de toepassing van de maatregel leidt tot een daling van het waterverbruik met ten minste 25 %.

Artikel 2

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    landbouworganisaties;

  • b.

    landbouwverenigingen;

  • c.

    ondernemingen die in de primaire productie van de in Bijlage I van het EG-verdrag vermelde landbouwproducten actief zijn;

  • d.

    micro-,kleine- en middelgrote ondernemingen;

  • e.

    verenigingen van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen.

Artikel 3

Subsidies van minder dan € 5.000,- worden niet verstrekt.

Artikel 4

Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 5
  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt niet behandeld indien met de uitvoering is gestart voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 2.

    Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

    • a.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • b.

      een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een inhoudelijke beschrijving van de activiteit;

    • d.

      een beschrijving van het huidige watergebruik, de effecten en concrete resultaten die met het uitvoeren van het project worden beoogd;

    • e.

      de start- en einddatum van het project;

    • f.

      een overzicht met de benodigde vergunningen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid bevat de aanvraag om subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, documentatie waaruit blijkt dat het waterverbruik met 25% ten opzichte van het waterverbruik op het moment van de subsidieaanvraag daalt.

  • 4.

    Indien de subsidieaanvrager deel uit maakt van een samenwerkingsverband bevat de aanvraag om subsidie tevens

    • a.

      een document waaruit blijkt dat het project de instemming heeft van alle deelnemers in het samenwerkingsverband, en

    • b.

      een document waaruit blijkt dat de aanvrager gemachtigd is de aanvraag te doen, alle correspondentie te voeren en de subsidie namens ondergetekenden te ontvangen.

Artikel 6

Gedeputeerde staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 7
  • 1.

    Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2.

    Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3.

    Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de laagste projectkosten als eerste in behandeling genomen.

  • 4.

    Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

Artikel 8

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de activiteit niet financieel haalbaar is;

  • b.

    de activiteit niet in de provincie Noord-Holland wordt uitgevoerd, of;

  • c.

    de maatregel wordt uitgevoerd om aan een wettelijke verplichting te voldoen.

Artikel 9
  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de direct aan de uitvoering van de activiteit toe te rekenen kosten.

  • 2.

    Subsidie wordt niet verstrekt voor:

    • a.

      de aankoop van gronden;

    • b.

      de kosten van beheer en onderhoud;

    • c.

      leges.

Artikel 10
  • 1.

    Indien de subsidieontvanger een kleine onderneming of micro-onderneming is, bedraagt de subsidie 55% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 100.000,-.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger een vereniging van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen of een middelgrote onderneming is, bedraagt de subsidie 45% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 100.000,-.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger een landbouw onderneming, landbouwvereniging of landbouworganisatie is, bedraagt de subsidie 40% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 100.000,-.

Artikel 11

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    binnen twee jaar na ontvangst van de subsidiebeschikking de activiteit te hebben afgerond, en

  • b.

    12 maanden nadat de activiteit is uitgevoerd aan gedeputeerde staten de behaalde resultaten en effecten van de activiteit te melden.

Artikel 12
  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2.

    Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 13
  • 1.

    Deze regeling treedt in werking 30 dagen na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    Deze regeling vervalt op 31 december 2015.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling subsidie waterbewust Noord-Holland 2013.

Haarlem, 2 april 2013

Gedeputeerde staten van Noord-Holland,

J.W. Remkes, voorzitter.

G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.

TOELICHTING BIJ DE REGELING

Algemeen

Het doel van deze regeling is om bedrijven (landbouw, MKB) meer zelf te laten zorgen voor de behoefte aan voldoende schoon zoetwater. Maatregelen moeten ervoor zorgen dat de aanvrager minder afhankelijk wordt van het watersysteem en meer zelfvoorzienend wordt in de (zoet)watervoorziening. Het watersysteem bestaat uit het oppervlaktewater, het grondwater en de daarmee samenhangende waterbodems, oevers en kunstwerken alsmede de daarin levende organismen. Aan de ene kant gaat het dan om het terugdringen van de watervraag voor zover mogelijk (waterbesparing) en aan de andere kant om het voorzien in de resterende (zoet)waterbehoefte met hemelwater of door het hergebruiken van (afval) water.

Omdat landbouwbedrijven vooral oppervlaktewater gebruiken in hun bedrijf, terwijl MKB juist vooral drinkwater gebruiken in hun bedrijf (als proces-, koel- en reinigingswater) zijn zowel besparingen van oppervlaktewater als drinkwater onderdeel van deze regeling.

Er bestaan volop mogelijkheden om te voorkomen dat veel water nodig is voor het productieproces door preventieve maatregelen of door hergebruik van water. Besparingen tot 50% zijn hierbij mogelijk.

De uitvoeringsregeling Waterbewust is enkel van toepassing op het daadwerkelijk toepassen van maatregelen. Er wordt geen subsidie verstrekt voor onderzoeken, omdat er reeds voldoende kennis is gegenereerd om het (zoet) watergebruik terug te dringen, en omdat de doelstelling met de huidige kennis en techniek beter bereikt wordt door de uitvoering van activiteiten door de doelgroep.

Artikel 1

Concreet heeft de aanvrager de mogelijkheid minimaal drie typen activiteiten uit te voeren om te voldoen aan de doelstellingen van de regeling:

  • 1.

    Vasthouden van hemelwater: Dit is het op lokaal niveau zorgen voor berging van water zodat het niet te snel naar het oppervlaktewatersysteem stroomt. Dit draagt direct bij aan het verkleinen van de wateroverlast. Het vasthouden van water heeft als tweede doel het behouden van zoetwater voor tijden van droogte. Hiermee wordt het bedrijf onafhankelijker van de aanvoer van (gebiedsvreemd) water en meer zelfvoorzienend. Een voorbeeld is het opslaan van regenwater in een bassin voor gebruik tijdens het teeltseizoen. Door in neerslagperiodes dit zoete water op te slaan om tijdens het teeltseizoen in het land te brengen (bijvoorbeeld via drainagebuizen, druppelbevloeiing, of via beregening) kan een agrariër zelfvoorzienend worden in het zoetwatergebruik. Water afkomstig uit de boezem is dan niet/minder nodig.

  • 2.

    Hergebruik van afvalwater (grijswatersystemen, recirculatiecircuit): Dit is het afvalwater in een bedrijf opnieuw gebruiken in het bedrijfsproces. Dit kan bijvoorbeeld het drainagewater zijn op een landbouwbedrijf of het proceswater van het MKB. Voorbeelden zijn het aanleggen van een grijswatersysteem en het aanleggen van een recirculatiecircuit. Grijswatersystemen zijn technische systemen om afvalwater te hergebruiken. Bij hergebruik van grijs water is men in tegenstelling tot bijvoorbeeld het gebruik van hemelwater onafhankelijk van neerslaghoeveelheden in de tijd. Grijs water is een verzamelnaam voor licht verontreinigd afvalwater. Water afkomstig van een toilet (zwart water) of hemelwater (regenwater en smeltwater van sneeuw en hagel) behoren niet tot grijs water. Bij grijswatersystemen is er altijd sprake van hergebruik van water.

  • 3.

    Waterbesparing in het bedrijf: Het besparen van water in het productieproces van bedrijven door een efficiëntere inrichting van het productieproces of het gebruik van waterbesparende installaties en apparatuur (b.v. volumestroombeperkers of waterzuinige programma’s van machines).

Door minder water te gebruiken is het makkelijker om zelfvoorzienend te worden. Er kan worden volstaan met bijvoorbeeld de opvang van hemelwater om in de resterende waterbehoefte te voorzien.

Artikel 2

1.Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO's) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet

50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

2.Binnen de categorie KMO's is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan

50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt.

3.Binnen de categorie KMO's is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan

10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

Artikel 10

Het is mogelijk dat de activiteiten bedoeld in de regeling worden toegepast in combinatie met andere (verbouwings)werkzaamheden. De subsidie wordt dan niet berekend over de totale kosten van de (verbouwing)werkzaamheden, maar alleen over de kosten van activiteiten waardoor de aanvrager minder afhankelijk wordt van het watersysteem en meer zelfvoorzienend wordt in de (zoet)watervoorziening.