Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zutphen

Treasurystatuut gemeente Zutphen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZutphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Zutphen
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Zutphen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De wijziging werkt terug tot en met 1 oktober 2011

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet financiering decentrale overheden
  2. Financiële verordening gemeente Zutphen 2005, art. 18
  3. Gemeentewet, art. 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-04-201201-10-201101-01-2020Wijziging art. 3, art. 15, art. 16, art. 17 en art. 18

26-03-2012

Zutphense Koerier, 18 april 2012

77548
04-03-201001-10-200901-01-2020Nieuwe regeling

15-02-2010

Zutphense Koerier, 24-02-2010

9153

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Zutphen

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 januari 2010 met nummer 9153;

gelet op de Wet financiering decentrale overheden en artikel 18 van de Financiële verordening gemeente Zutphen 2005;

besluit:

vast te stellen het Treasurystatuut gemeente Zutphen.

 

Inleiding

 

In de Wet financiering decentrale overheden (Fido) worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente (zorgvuldige/risicomijdende) en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet Fido definieert de treasuryfunctie daarbij als alle activiteiten die zich richten op:

 

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op: de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

 

De gemeente Zutphen onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet Fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

 

Hiervoor hanteert de gemeente twee instrumenten op het gebied van treasury: allereerst het onderhavige treasurystatuut. In dit treasurystatuut wordt de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van doelstellingen, randvoorwaarden en richtlijnen.

Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury weergegeven. Dit vindt plaats in de paragraaf financiering van de begroting en het jaarverslag.

 

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders in de Gemeentewet, Wet Fido en daarmee samenhangend de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

Teneinde de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

 

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie geformuleerd. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

 

INHOUDSOPGAVE

 

Hoofdstuk 1 Algemeen. 3

Artikel 1. Begrippenkader 3

Artikel 2. Algemene doelstellingen van de treasuryfunctie. 5

Hoofdstuk 2 Risicobeheer. 5

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer 5

Artikel 4. Renterisicobeheer 6

Artikel 5. Kredietrisicobeheer 6

Artikel 6. Koersrisicobeheer 6

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer 7

Hoofdstuk 3 Gemeentefinanciering. 7

Artikel 8. Financiering. 7

Artikel 9. Langlopende uitzettingen. 7

Artikel 10. Garanties. 7

Artikel 11. In- en doorlenen van middelen. 8

Artikel 12. Relatiebeheer 8

Hoofdstuk 4 Kasbeheer. 8

Artikel 13. Geldstromenbeheer 8

Artikel 14. Saldo- en liquiditeitenbeheer 8

Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle. 9

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle. 9

Artikel 16. Verantwoordelijkheden. 9

Artikel 17. Bevoegdheden. 12

Artikel 18. Informatievoorziening. 13

Artikel 19. Inwerkingtreding. 13

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begrippenkader

In dit artikel worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die met betrekking tottreasury relevant zijn.

  • 1.

    Algemene begrippen treasury

    • a.

      De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

    • b.

      Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een treasurystatuut.

    • c.

      Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. De beleidsuitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. De beleidsplannen en de realisatie daarvan komen aan de orde in de paragraaf financiering van achtereenvolgens de programmabegroting en de programmarekening.

  • 2.

    In dit statuut wordt verstaan onder:

    • -

      Commercial paper Vastrentende waarden met een looptijd van maximaal 2 jaardie tussentijds verhandelbaar zijn;

    • -

      Certificates of deposite Kortlopende vordering met een vaste rente en een vastelooptijd, waarbij de vordering tussentijds verhandelbaar is door de certificaathouder.

    • -

      Daggeld Ook wel callgeld genoemd, staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden.

    • -

      Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

    • -

      EER Europese Economische Ruimte, bestaat uit de 27 lidstaten van de Europese Unie en de drie lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie, te weten Noorwegen, IJsland en Liechtenstein;

    • -

      Financiële onderneming Een onderneming die in een lidstaat het bedrijf vankredietstelling mag uitoefenen, beleggingsdiensten magverlenen, beleggingsinstellingen mag beheren, rechten vandeelneming in een beleggingsmaatschappij mag aanbieden, of het bedrijf van verzekeraar mag uitoefenen;

    • -

      Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

    • -

      Garantieproduct Mix tussen een obligatielening en aandelen die voor lange termijn wordt afgesloten met de garantie van de hoofdsom;

    • -

      Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

    • -

      Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financieringskosten hoger kunnen uitvallen;

    • -

      IJkrente Uitgangspunt voor de marktrente in de berekening van de omvang van de rente-egalisatie reserve.

    • -

      Kasgeldlening Niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage.

    • -

      Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

    • -

      Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

    • -

      Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

    • -

      Kredietwaardigheid de mate waarin een organisatie economisch sterk genoeg is om een krediet te kunnen krijgen;

    • -

      Lidstaat Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • -

      Liquiditeitenbeheer Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

    • -

      Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

    • -

      Medium Term Notes Vastrentende waarden met een looptijd van tussen de 2 en 10 jaar, die tussentijds verhandelbaar zijn;

  • -

    Nettingovereenkomst Een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is;

  • -

    Onderhandse geldlening Leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij worden vastgesteld;

  • -

    Prudent karakter Wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, te weten voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico;

  • -

    Rating Taxatie van de kredietwaardigheid van een financiële onderneming of een land, bepaald door een ratingbureau;

  • -

    Rente-egalisatie reserve Een reserve met als doel de gevolgen voor de begroting van fluctuaties in de marktrente te beperken. Bij een lagere marktrente dan de ijkrente wordt aan de reserve toegevoegd en bij een hogere marktrente dan de ijkrente wordt aan de reserve onttrokken;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage;

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Ruddo Ministeriële Regeling Uitzettingen en derivaten voor decentrale overheden;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen en van het kasgeld;

  • -

    Solvabiliteitsratio 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandse Bank) aan het schuldpapier van een onderneming kan worden toegekend. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffende papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente daarbij toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden.

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • -

    Vaste geldlening Een (relatief standaard) lening die kan worden afgesloten bij een financiële onderneming.

Artikel 2. Algemene doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van de gemeentelijke vermogenspositie tegen ongewenste financiëlerisico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Hoofdstuk 2 Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

 

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitendverstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen en uitgebracht over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 2.

    De gemeente kan geldmiddelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast terbeperking van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe onafhankelijke adviseur.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 3.

    De omvang van het rente-egalisatiefonds volgt het rentebeleid zoals vastgelegd in de nota rente-egalisatiefonds;

  • 4.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 5.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zoveel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 4 en lid 5, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 5. Kredietrisicobeheer

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • °

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen waarbij een solvabiliteitsratio van 0% (zogenaamde solvabiliteitsvrije status) geldt;

    • °

      Financiële ondernemingen die gevestigd zijn in een lidstaat van de EER (Europese Economische Ruimte) die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee van de drie ratingbureaus: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA. De financiële ondernemingen kunnen voor henzelf of voor de door de financiële ondernemingen uitgegeven waardepapieren aantonen dat ze tenminste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee van de drie ratingbureaus. Bij uitzettingen van gelden voor een periode van minder dan drie maanden beschikken de financiële ondernemingen of de door de financiële ondernemingen uitgegeven waardepapieren tenminste over een A-rating afgegeven door twee van de drie ratingbureaus.

    • °

      Tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor (project)financiering worden uitsluitend uitgezet bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan. Indien met een financiële onderneming een nettingsovereenkomst is afgesloten met betrekking tot het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering zijn voornoemde rating-voorwaarden (Artikel 2, eerste en tweede lid van de Ruddo) niet van toepassing.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist c.q. wordt aangegeven waarom deze niet zijn verkregen.

Artikel 6. Koersrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten;

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen in vastrentende waarden af te stemmen op de liquiditeitenplanning;

  • 3.

    Geen beleggingen in aandelen worden gedaan anders dan voor de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 7. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning.

 

Hoofdstuk 3 Gemeentefinanciering

Artikel 8. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de

    publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onder andere: onderhandse leningen, vaste leningen, obligatieleningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN);

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes aan bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken;

  • 5.

    Condities waartegen transacties worden afgesloten:

    Bemiddelingskosten maximaal 1,2 pro mille;

    Disagio maximaal 2%;

    Boete vervroegd aflossen maximaal 3% van de hoofdsom;

    Rentebetaling maximaal 2x per jaar.

  • 6.

    De maximale omvang per langlopende lening is € 15 miljoen.

Artikel 9. Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes aan alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan;

  • 3.

    Risico’s bij uitzettingen worden beperkt doordat minimaal de hoofdsom moet zijn gegarandeerd.

Artikel 10. Garanties

 

Het verstrekken van garanties kan onder de volgende voorwaarden worden gedaan:

  • 1.

    De garantieverlening past binnen de publieke taak van de gemeente;

  • 2.

    Basis voor de verlening is een prudent beleid;

  • 3.

    De financiële gevolgen van de geldlening waarvoor garantie wordt verstrekt kunnen aantoonbaar binnen de exploitatie van de aanvrager worden opgevangen. Een begroting en meest recente jaarrekening dienen hiervoor te worden overlegd. Na garantieverlening dient jaarlijks een verklaring (bijvoorbeeld jaarrekening) te worden verstrekt waarin wordt aangetoond dat de exploitatie daadwerkelijk een sluitend karakter heeft en voldaan is aan de rente- en aflossingsverplichtingen.

  • 4.

    Wanneer garantie verleend wordt voor een onroerende zaak, dan dient de zaak als

    onderpand en mag deze niet op andere wijze zijn of worden bezwaard.

Artikel 11. In- en doorlenen van middelen

  • 1.

    Het in- en doorlenen van middelen met als doel hiermee inkomsten te genereren isniet toegestaan;

  • 2.

    Het in- en doorlenen van middelen in naam van gemeente Zutphen kan alleengeschieden vanuit haar publieke taak;

  • 3.

    Wat betreft de hypotheekverstrekking aan ambtenaren wordt de wet Fido gevolgd.

Artikel 12. Relatiebeheer

Bij de treasuryfunctie gelden een aantal eisen en randvoorwaarden ten aanzien van derden met wie de gemeente relaties aangaat en/of onderhoudt. De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 5;

  • 2.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen en verzekeraars) dienen onder toezicht te staan van daarvoor door de wetgever in Nederland of de Europese unie aangewezen instellingen;

Hoofdstuk 4 Kasbeheer

Artikel 13. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de

    liquiditeitspositie (werkkapitaal) voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen

    tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 14. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    De gemeentelijke kaspositie is dagelijks aan schommelingen onderhevig. Om de saldi optimaal te beheren wordt een overeenkomst gesloten met een financiële onderneming, conform artikel 5;

  • 3.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn rekening courant (tot kredietlimiet), daggeld en kasgeldleningen;

  • 5.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s, commercial papers en certificates of deposito's;

  • 6.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 5 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 7.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan 1 jaar.

Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de teamleider van team Aministratie&Rapportage van de afdeling Bedrijfsvoering zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

  • 5.

    Een transactie wordt geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten. Controle op financiële transacties vindt plaats door de Senior medewerker B binnen het team Administratie&Rapportage die belast is met de interne controle.

  • 6.

    Een overtreding van de richtlijnen en limieten wordt ter kennis van het College van B&W gebracht.

Artikel 16 Verantwoordelijkheden

 

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

a) De bestuurlijke verantwoordelijkheden

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

° Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten in het treasurystatuut;

° Het vaststellen van het onderdeel treasury zoals opgenomen in de verplichte paragraaf financiering van de begroting en de programmarekening;

° Het houden van toezicht op het treasurybeleid en het delegeren van de uitvoering hiervan aan het College van B&W;

° Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het College van B&W

° Het uitvoeren van het treasurybeleid;

° Het afsluiten van financiële contracten;

° Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

b) De ambtelijke verantwoordelijkheden

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Senior A Administratie & Rapportage

° Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

° Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het College van B&W;

° Het voorbereiden en opstellen van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

° Het voorbereiden en opstellen van een rentevisie.

Teamleider Administratie & Rapportage

° Het uitvoeren van het treasurybeleid;

° Het aantrekken van geldmiddelen via onderhandse leningen en MTN’s.

° Het uitzetten van geldmiddelen via (staats)obligaties, MTN’s CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen.

Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)

° Het rapporteren aan de teamleider Administratie en Rapportage en het afdelingshoofd bedrijfsvoering over de uitvoering van het treasurybeheer;

° Het afleggen van verantwoordelijkheid aan de teamleider Administratie & Rapportage over de uitvoering van de aan hem gemandateerde activiteiten;

° Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties.

° Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

° Het vaststellen van kredietfaciliteiten.

 

 

Administratief medewerker A Administratie & Rapportage

° Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de deelfuncties risicobeheer en gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd;

° Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

° Het schriftelijk vastleggen van de treasuryactiviteiten en het doorgeven hiervan aan de Senior C Administratie & Rapportage (Kassier) en de financiële administratie van het team Administratie & Rapportage

° Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

° Het beheren van de geldstromen;

° Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële ondernemingen;

° Het afleggen van verantwoording aan de Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)over de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

° Informatie verstrekken aan derden.

Senior C Administratie & Rapportage (Kassier)

° Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

° Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

° Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de financiële administratie;

° Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;

° Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot het kasbeheer conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering.

De afdelingshoofden en teamleiders

° Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdeling/team aanlevert aan het team Administratie & Rapportage met betrekking tot toekomstige uitgaven, ontvangsten en investeringen.

De budgethouders

° Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan het team Administratie & Rapportage;

° Het fiatteren van inkoopfacturen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Administratie & Rapportage

° Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

Artikel 17. Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

 

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Administratief medewerker A

Administratie & Rapportage

Senior C Administratie & Rapportage (Kassier)

2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Administratief medewerker A Administratie & Rapportage

Senior C Administratie & Rapportage (Kassier)

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Senior C Administratie & Rapportage (Kassier)

Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Senior C Administratie & Rapportage (Kassier)

Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Senior C Administratie & Rapportage (Kassier)

Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)

Financiering en uitzetting

6.Het aanvragen en vaststellen van kredietfaciliteiten inzake bankzaken

Teamleider Administratie & Rapportage

College van B&W

(roze hemd)

7.Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen en MTN’s

Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)

Teamleider Administratie & Rapportage

8.Het uitzetten van geld via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen

Senior B Administratie & Rapportage (Comptabele)

Teamleider Administratie & Rapportage

9.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W

(roze hemd)

Gemeenteraad

(raadsvoorstel)

10.Het garanderen van geld uit hoofd van de publieke taak

Afdelingshoofden / teamleiders

College van B&W (roze hemd)

Artikel 18. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient ten minste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven, ontvangsten en investeringen voor de liquiditeitenplanning

Continue

Afdelingshoofden/ teamleiders

Administratie medewerker A Administratie & Rapportage

2.Liquiditeitenplanning

Kwartaal

Admininstatief medewerker A Administratie & Rapportage

Senior B Administratie en Rapportage / Senior A Administratie & Rapportage

3.Treasurybeleid in paragraaf financiering van de begroting

Jaarlijks

Senior A en B Administratie & Rapportage

College van B&W Gemeenteraad

4.Verantwoording treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de jaarrekening

Jaarlijks

Senior A en B Administratie & Rapportage

College van B&W Gemeenteraad

5.Voortgang van de treasuryactiviteiten via de managementrapportage

Marap

Senior A Administratie & Rapportage

College van B&W

6.Informatie aan derden (Provincie en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido

Kwartaal

Medewerker beleidsuitvoering B Administratie & Rapportage

Derden (Provincie en CBS)

Artikel 19. Inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009. Het treasurystatuut zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 6 april 2007 komt te vervallen met ingang van dezelfde datum.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de

raad der gemeente Zutphen, gehouden op 15 februari 2010

De griffier, De voorzitter,