Organisatie | Hattem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet Inburgering gemeente Hattem |
Citeertitel | Verordening Wet Inburgering gemeente Hattem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet inburgering, art. 8
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-05-2010 | nieuwe regeling | 19-02-2007 Dijkpoorter, 28-04-2010 | Onbekend. |
---------------------------------------
gelezen het voorstel van het college d.d. 9 februari 2007, no. 6;
gelet op artikel 8 van de Wet Inburgering;
overwegende dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de informatievoorziening, alsmede het aanbod van, en de toegang tot inburgeringvoorzieningen;
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Artikel 3 Bepalen van de doelgroepen
Het college bepaalt de groepen inburgeringsplichtigen waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria (in willekeurige volgorde):
Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250 indien de inburgeringsplichtige geen gehoor geeft aan de oproep, bedoeld in artikel 25, eerste of tweede lid van de wet of geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete gelden de volgende schema´s voor opbouw boete:
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de inburgeringsplichtige onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de bij verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van deze voorziening, bedoeld in artikel 23, derde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete geldt het volgende schema bij opbouw boete:
De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 1.000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. Bij de bestuurlijke boetes als bedoeld in lid 3 en 4 geldt het volgende schema bij opbouw boetes:
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Hattem, gehouden op 19 februari 2007.
De raad voornoemd,
, voorzitter.
, griffier.
De Wet inburgering (WI) treedt op 1 januari 2007 in werking en komt in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle vreemdelingen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.
Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringspichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.
Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:
Aan inburgeringsplichtigen die behoren tot de eerste twee groepen (nieuw- en oudkomers die een uitkering ontvangen en oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben) kán het college een inburgeringsvoorziening aanbieden (artikel 19, eerste lid, WI). Het college is verplicht een inburgeringsvoorziening aan te bieden aan alle asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) en aan nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar (artikel 19, tweede lid, WI).
Het aanbod behelst een inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal gratis afleggen van dat examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding.
De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:
Het vaststellen van de bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.
Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.
Het tweede lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen.
Artikel 3 Bepalen van de doelgroepen
Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán aanbieden:
De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vorm de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden.
Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een aanbod, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan aanbieden.
De Gemeente Hattem stelt de volgende criteria vast bij het aanbieden van een inburgeringsvoorziening:
De reden dat de inburgeringsplichtigen die voldoen aan één van de bovengenoemde criteria met voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden is gelegen in het feit dat deze groep (in het bijzonder bij toepassing van criteria 1 tot en met 3) het meest kwetsbaar is en waarbij een goede inburgering de maatschappelijke participatie (werk en opvoeden) zal vergroten.
Bij het eerste criterium volgt de Gemeente Hattem de redenatie van de wet dat werk de hoogste vorm van participatie is en de integratie bevordert. Dit geldt voor alle uitkeringsgerechtigden, zowel WWB als UWV-uitkeringen, en om die reden wordt er bij het gestelde criterium geen onderscheid gemaakt naar een bepaalde uitkering.
Bij het tweede criterium is de grens van 12 uur genoemd omdat hierbij wordt aangehaakt bij de grens die geldt bij het bepalen of een persoon een zogenaamde nugger (niet uitkeringsgerechtigde werkzoekende) is. Het laatste criterium is toegevoegd om hiermee de groep inburgeringsplichtigen die gemotiveerd is, optimaal te ondersteunen en stimuleren.
Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, spelen de volgende factoren een rol:
In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de inburgeringsvoorziening daarmee te combineren. In één geval bepaalt de Wet inburgering dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een reïntegratievoorziening: als een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden, moet deze voorziening altijd worden gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 20, eerste lid WI). Het college is hiervoor verantwoordelijk (artikel 20, tweede lid, WI). Beide voorzieningen zullen bij een dergelijk gecombineerd aanbod op elkaar moeten worden afgestemd. Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening en de voorziening gericht op arbeidsinschakeling op elkaar worden afgestemd. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college worden verstrekt, maakt het college afspraken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).
In het derde lid wordt geregeld dat een inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden aan geestelijke bedienaren specifiek wordt afgestemd op het beroep dat deze uitoefenen en de maatschappelijke taken die zij in dat verband vervullen. Artikel 19, tweede lid, WI bevat de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen over het aanbod aan geestelijke bedienaren.
Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan aanbieden. Voor de Gemeente Hattem betekent dit dat de trajecten in ieder geval traject – en maatschappelijke begeleiding en een praktijkcomponent bevatten. De praktijkcomponent dient zoveel mogelijk te worden afgestemd op de situatie en het niveau van de inburgeringsplichtige.
Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in maximaal 12 termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot toekenning van de inburgeringsvoorziening.
Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.
Artikel 6 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen in het artikel aan de inburgeringsplichtige in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening de verplichtingen vast.
Artikel 7 De procedure van het doen van een aanbod
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt. Dit is van belang omdat zo’n aanbod de start is van een procedure die – als het goed is – leidt tot een besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening.
In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige in eerste instantie in een (intake)gesprek met de inburgeringsplichtige doet en dat dit aanbod vervolgens schriftelijk wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.
Het aanbod zal inhoudelijk dezelfde strekking moeten hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). Hierdoor kan de instemming met het aanbod tevens worden opgevat als instemming met de beschikking tot de toekenning van de inburgeringsvoorziening (die eenzijdig door de gemeente wordt opgelegd). Deze beschikking moet dan wel dezelfde inhoud hebben als het aanbod (het vierde lid).
De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid). Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen. In dat geval wordt in een beschikking opgenomen binnen welke termijn de persoon het inburgeringsexamen moet hebben behaald.
Artikel 8 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot het toekennen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
In beschikking zal de toegekende inburgeringsvoorziening, inclusief de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige worden omgeschreven (onderdeel a).
Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het ligt voor de hand om deze termijn in te laten gaan op de datum van de beschikking.
De termijn waarbinnen inburgeringsplichtige nieuwkomers het inburgeringsexamen moeten hebben behaald, vloeit rechtstreeks voort uit de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).
In de beschikking kan worden neergelegd dat de inburgeringsplichtige reeds op een eerder tijdstip moet deelnemen aan het inburgeringexamen (onderdeel d). Het ligt voor de hand dat deelname aan zo’n examen verplicht wordt gesteld direct nadat de looptijd van de inburgeringsvoorziening is afgelopen.
In de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.
De boetes die in de verordening worden opgenomen, zijn geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige, afwijking van de hoogte van de voorgeschreven boete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging het maximumbedrag van artikel 34 WI niet te boven mag gaan.
In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor de samenloop van sancties. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.
Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, in deze 12 maanden.